ECLI:NL:RBGEL:2024:9075

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
05.333693.22mil
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van een militair voor het niet opvolgen van een dienstvoorschrift met betrekking tot wapenveiligheid

In deze zaak heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland op 16 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een militair, die werd beschuldigd van het niet opvolgen van een dienstvoorschrift met betrekking tot de veiligheid van zijn wapen. De verdachte, geboren in 2001, was betrokken bij een incident waarbij een schot werd gelost tijdens het instijgen van een CV90, een militair voertuig. De officier van justitie stelde dat de verdachte opzettelijk of in ernstige mate nalatig had gehandeld door de veiligheidsvoorschriften niet na te leven, wat leidde tot levensgevaar voor anderen en gemeen gevaar voor goederen. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte in de veronderstelling verkeerde dat zijn wapen op 'safe' stond en dat hij dit op de voorgeschreven momenten had gecontroleerd.

De militaire kamer heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het onderzoek toonde aan dat er geen technische afwijkingen aan het wapen waren en dat het zeer onaannemelijk was dat het wapen spontaan een schot kon afvuren zonder dat de trekker werd overgehaald. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de verdachte een fout had gemaakt door zijn vinger aan de trekker te houden, deze fout niet voldoende was om te spreken van opzettelijk of ernstig nalatig handelen. De militaire kamer oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de tenlastelegging had overtreden, en sprak hem vrij van alle beschuldigingen.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de context en de specifieke omstandigheden waaronder de verdachte handelde, en dat niet elke fout automatisch leidt tot strafrechtelijke aansprakelijkheid. De militaire kamer heeft de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, waarmee de rechtbank de nadruk legt op de noodzaak van zorgvuldige beoordeling van de feiten in militaire strafzaken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05-333693-22
Datum uitspraak : 16 december 2024
Tegenspraak
vonnis van de militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] ,
raadsvrouw: mr. T.A. van Helvoort, advocaat in Amersfoort.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
2 december 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij, als militair, op of omstreeks 09 maart 2022, te of nabij Bergen-Höhne, in elk geval in Duitsland, opzettelijk, althans in ernstige mate nalatig, het dienstvoorschrift VS 7-520 (dienstvoorschrift Colt C8), waarin op pagina 10 onder ‘Algemene Veiligheidsregels’ (onder andere) is voorgeschreven dat:
  • personeel dat het geweer in gebruik of beheer heeft, op de hoogte moet zijn van de veiligheidsregels en er op toe moet zien dat deze regels nauwkeurig worden nageleefd;
  • voordat de veiligheidsmaatregelen worden genomen, moet het wapen behandeld worden alsof het geladen is, omdat uitwendig niet te zien is of het ontladen is, en/of
waarin in hoofdstuk 2 onder sectie 7 op pagina II-7-4 tot en met II-7-6 onder ‘gebruik van het geweer in het terrein’ is voorgeschreven dat
  • gedurende de opdracht de draagwijze aangepast kan worden aan de dreiging/situatie (7.2)
  • de draagwijze ‘schietbereidheid laag’ kan worden gebruikt als de vijandelijke dreiging laag is (7.2.1)
  • in geval van ‘schietbereidheid laag’ het wapen voor de borst wordt gedragen, men beide armen nog steeds kan gebruiken voor werkzaamheden, het wapen is geladen en op ‘Safe’ staat (7.2.1)
  • de draagwijze ‘schietbereidheid middel’ het meest gebruikt wordt bij verplaatsingen en patrouilles (7.2.2)
  • in geval van ‘schietbereidheid middel’ het wapen geladen is, op ‘Safe’ staat en de rechter wijsvinger gestrekt naar voren wijst (7.2.2)
  • de draagwijze ‘schietbereidheid hoog’ wordt gebruikt als men direct vijandelijk contact verwacht (7.2.4)
  • in geval van ‘schietbereidheid hoog’ het wapen geladen is en op ‘Safe’ staat, waarbij de rechter wijsvinger aan de trekker zit en de rechter duim bij de vuurregelaar (7.2.4)
niet heeft opgevolgd, hierin bestaande dat hij, verdachte, toen aldaar, bij het instijgen van het militaire voertuig, te weten de CV90, het door hem in gebruik zijnde wapen (Colt C8) niet heeft behandeld alsof het geladen was en/of zonder dat hij daarbij de in dat dienstvoorschrift VS 7-520 genoemde veiligheidsvoorschriften in acht heeft genomen en/of zonder dat verdachte na het laden van zijn wapen (Colt C8) (voorafgaande aan het instijgen) de vuurregelaar op ‘S’ heeft gezet of dat hij, verdachte, zonder dat daar aanleiding toe was, op enig moment na het laden van zijn wapen de vuurregelaar van ‘S’ heeft gehaald, althans, op enig moment de vuurregelaar heeft beroerd waardoor deze niet (langer) meer op ‘S’ stond, en/of zonder dat sprake was van de draagwijze ‘schietbereidheid hoog’, hij, verdachte, met zijn vinger aan de trekker van zijn wapen heeft gezeten, althans de trekker van zijn geladen wapen heeft beroerd, terwijl het wapen op dat moment niet op de zogenoemde ‘safe’-stand stond, waarbij/waarna verdachte met dat wapen een schot heeft gelost, althans uit dat wapen een patroon werd afgevuurd, terwijl daarvan/daardoor levensgevaar voor een ander, te weten de zich in de directe nabijheid van verdachte bevindende [naam 1] en/of [naam 2] en/of gemeen gevaar voor personen, te weten verdachte zelf en/of de zich in de directe nabijheid van verdachte bevindende [naam 1] en/of [naam 2] en/of gemeen gevaar voor goederen, te weten de laad klep van voornoemd voertuig en/of overige in de directe nabijheid van verdachte bevindende goederen is ontstaan, althans te duchten was.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot het verrichten van een taakstraf voor de duur van 30 uren.
Ten aanzien van het bewijs heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het wapen niet op safe stond en dat de trekker door verdachte is overgehaald. Het Openbaar Ministerie gaat niet uit van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin. Wel acht het Openbaar Ministerie het ten laste gelegde schuld, aanmerkelijke verwijtbare onvoorzichtigheid, te bewijzen. Immers gaat het om een dubbele fout: het wapen stond niet op safe en de wijsvinger was niet gestrekt langs de trekker, althans de wijsvinger zat juist bij de trekker en de trekker is ook beroerd of overgehaald. Daarbij was levensgevaar en gemeen gevaar voor goederen te duchten.
De verdediging heeft voor vrijspraak gepleit.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Verdachte wordt, kort samengevat, verweten dat hij opzettelijk dan wel in ernstige mate nalatig heeft gehandeld door het dienstvoorschrift VS 7-520 niet op te volgen, waarbij hij op enig moment na het doorladen van zijn wapen de vuurregelaar van ‘S’ (van ‘safe’) heeft gehaald of de vuurregelaar heeft beroerd zodat die op de ‘R’ (van ‘repeteer’) is komen te staan en dat hij met zijn vinger aan de trekker van zijn wapen heeft gezeten of de trekker heeft beroerd, waardoor met het wapen een schot is gelost.
Uit het technisch onderzoek aan het wapen volgt dat er geen afwijkingen zijn aangetroffen aan het wapen van verdachte en dat het zeer onaannemelijk is dat dit wapen, in de huidige toestand, spontaan een schot kan laten afgaan zonder dat daarbij de trekker actief wordt bediend.
De militaire kamer stelt aan de hand van het rapport van Eerste-Luitenant Brandenburg, munitietechnicus bij het kenniscentrum Wapensystemen en Munitie en het projectierapport vast dat het wapen van verdachte in ieder geval niet op safe heeft kunnen staan toen het schot is gelost. Brandenburg zegt dat theoretisch gezien bepaalde bewegingen door verdachte ertoe kunnen leiden dat het wapen van ‘safe’ afgaat. Dit kan alleen als de vuurregelaar tegen een foedraal of een tasje op het ops-vest langs gaat. Daarentegen is het zeer onaannemelijk dat, enkel doordat de vuurregelaar van safe afgaat, er een schot kan volgen. Dit kan alleen als daadwerkelijk de trekker wordt overgehaald. Dit zou alleen kunnen als er iets door de trekker beugel heen komt en tegen de trekker aandrukt.
Verdachte heeft verklaard dat hij tijdens de oefening steeds heeft gecontroleerd of het wapen op safe stond. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van verdachte dat hij heeft gecontroleerd of zijn wapen op safe stond op het moment dat hij opdracht kreeg om het infanterievoertuig in te stijgen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte tijdens het instijgen van de CV90 veel handelingen achter elkaar moest verrichten, hetgeen wordt gebaseerd op de verklaringen van verdachte zelf alsook op het proces-verbaal waarin een gefilmde reconstructie van het voorval wordt beschreven. De rechtbank leidt uit deze verklaring en dat proces-verbaal het volgende af.
Verdachte rende naar de CV90 met zijn CLS tas en de Pantzerfaust, beide vasthoudend in zijn linkerhand. De Colt C8 hield hij tijdens het rennen naar de CV90 toe met de loop omhoog gericht in zijn rechterhand vast aan de pistoolgreep. Bij de CV90 aangekomen bukte hij zodra hij op de achterklep van de CV-90 stond omdat de ingang niet ruim is en het een lage doorgang betreft. Hij verplaatste zijn wapen naar beneden, dat wil zeggen dat hij de loop van de Colt C8 liet zakken in de richting van de grond, omdat de CLS tas en de Pantzerfaust als eerste in de CV90 moesten worden gelegd. Hij liet met zijn rechterhand de pistoolgreep van de Colt C8 los. De Colt C8 hing op dat moment middels de sling bevestigd voor zijn borst. Hij liet de pistoolgreep los, zodat hij zijn rechterhand vrij had om de Pantzerfaust over te nemen van zijn linkerhand. Hij stond ondertussen op de achterklep van de CV90. Hij pakte met zijn rechterhand de Pantzerfaust vast en wierp met zijn linkerhand de CLS tas zo ver mogelijk naar binnen in de CV90. Vervolgens klapte hij met zijn linkerhand alvast de zitting van zijn stoel in de CV90 open en met twee handen legde hij de Pantzerfaust op de grond in de CV90. Hij stond toen nog steeds op de achterklep. Hij stond op de grens van de binnenzijde van de CV90 en de achterklep. Met zijn linkerhand hield hij het, tweede, stoeltje aan de linkerzijde naar beneden gedrukt en met zijn rechterhand pakte hij zijn Colt C8 vast aan de pistoolgreep om deze, terwijl hij wilde gaan zitten, te positioneren met de loop naar beneden, tussen zijn benen. Dit deed hij voorover gebukt en op zijn knie omdat de hoogte van de ruimte in de CV90 erg beperkt is.
Er kan niet gestaan worden in de CV90. De Colt C8 hing nu aan de rechterzijde van zijn lichaam en hij pakte het wapen vast om over zijn rechterbeen heen te bewegen. Hij pakte de pistoolgreep vast en toen ging het schot af.
In het dienstvoorschrift Colt C8 is voorgeschreven dat het personeel dat het geweer in gebruik of beheer heeft, op de hoogte moet zijn van de veiligheidsregels en er op toe moet zien dat deze regels nauwkeurig worden nageleefd, dit betekent echter niet dat de militair voortdurend moet controleren of een op safe gezette vuurregelaar op safe is blijven staan. Ter zitting is gebleken dat verdachte hiervan ook op de hoogte was en tijdens de oefening op diverse – daarvoor bestemde – momenten ook heeft gecontroleerd dat dit het geval was. Evenals Eerste-Luitenant Brandenburg, munitietechnicus bij het kenniscentrum Wapensystemen en Munitie kan de militaire kamer echter niet uitsluiten dat bepaalde bewegingen van verdachte tijdens het instijgen van het infanterievoertuig CV90 ertoe hebben geleid dat het wapen van ‘safe’ is afgegaan en op ‘repeteer’ is komen te staan. De militaire kamer realiseert zich dat een militair zich in zijn algemeenheid altijd bewust moet zijn van de stand van de vuurregelaar van zijn wapen, maar dat in dit specifieke geval verdachte in de veronderstelling was en mocht zijn dat zijn wapen op safe stond en hij dit heeft gecontroleerd op de voorgeschreven momenten.
Desalniettemin kan het volgens de militaire kamer niet anders dan dat verdachte tijdens het instijgen van de CV90 en het positioneren van de loop van zijn wapen de trekker heeft beroerd, waardoor een schot is gelost. Deze fout is verdachte wel te verwijten, hij had zijn vinger langs de trekker moeten houden. Deze “enkele” fout is echter naar het oordeel van de militaire kamer – tegen de achtergrond van de specifieke feiten en omstandigheden van het onderhavige geval – echter onvoldoende om te kunnen spreken van opzettelijk althans in
ernstige matenalatig handelen.
Gelet op het voorgaande is de militaire kamer van oordeel dat het feit zoals tenlastegelegd niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De militaire kamer zal verdachte dan ook vrijspreken van het tenlastegelegde.

4.De beslissing

De militaire kamer spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs (voorzitter), mr. R.M.H. Pennings, rechters, en Kolonel mr. C.E.W. van de Sande, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Brouwer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 december 2024.
mr. C.E.W. van de Sande en mr. R.M.H. Pennings zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.