ECLI:NL:RBGEL:2024:9063

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
C/05/437463 / FA RK 24-2054
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake gezag en zorgregeling voor minderjarige met ouders in conflict

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de ouders van een minderjarige, [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]. De vader, vertegenwoordigd door mr. T.M. Coppes, verzocht de rechtbank om een zorgregeling vast te stellen, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door mr. L.L.A. Cox, verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen en haar alleen te belasten met het gezag. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor dwang of misbruik van omstandigheden bij de aanvraag van het gezamenlijk gezag, en wees het verzoek van de moeder af. De rechtbank benadrukte het belang van hulpverlening voor de ouders om de communicatie te verbeteren en stelde een zorgregeling vast met een opbouwfase, waarbij de minderjarige om de twee weken bij de vader verblijft. De rechtbank verklaarde de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/437463 / FA RK 24-2054
Datum uitspraak: 3 december 2024
beschikking gezag en omgang
in de zaak van
[naam vader](hierna: de vader),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. T.M. Coppes te Zandvoort,
tegen
[naam moeder](hierna: de moeder),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. L.L.A. Cox te Arnhem.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen bij de griffie op 19 juni 2024;
  • het verweerschrift met zelfstandige verzoeken, ingekomen bij de griffie op
11 november 2024;
  • het F9-formulier met aanvullende producties van de vader van 13 november 2024;
  • het F9 formulier van de moeder van 14 november 2024.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 15 november 2024 zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. T.M. Coppes;
  • de moeder, bijgestaan door mr. L.L.A. Cox;
  • een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn de ouders van de minderjarige:
-
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (hierna: [de minderjarige] ).
2.2.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige] .

3.De verzoeken

3.1.
De vader verzoekt de rechtbank om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
I. er een zorgregeling zal gelden waarbij [de minderjarige] om de twee weken van zaterdag
11:00 uur tot maandag 15:00 uur bij de vader zal zijn, waarbij de moeder zorgt voor het brengen naar de vader en de vader voor het terugbrengen;
II. er een vakantieregeling zal zijn tot [de minderjarige] naar school gaat, waarbij de ouders in onderling overleg afspreken wanneer [de minderjarige] voor de vakantie bij de vader zal zijn. Alsmede een verdeling van de kerstdagen tot [de minderjarige] naar school gaat, waarbij [de minderjarige] in de even jaren de eerste kerstdag bij de vader is, waarbij de moeder [de minderjarige] op kerstavond om 17:00 uur bij de vader brengt en de vader [de minderjarige] op tweede kerstdag om 10:00 uur weer bij de moeder terugbrengt. In de oneven jaren brengt de moeder [de minderjarige] op tweede kerstdag om 10:00 uur bij de vader en brengt de vader [de minderjarige] op 27 december om 10:00 terug bij de moeder;
III. er een vakantieregeling zal plaatsvinden vanaf het moment dat [de minderjarige] naar school gaat als volgt:
zomervakantie:
drie weken bij elke ouder, waarbij de vader in de even jaren de eerste keus heeft en de moeder in de oneven jaren. De wisseldag is op de 22e dag op zaterdag. De moeder brengt [de minderjarige] om 15:00 uur bij de vader en de vader brengt [de minderjarige] op de laatste dag (voor school of op de wisseldag) om 15:00 uur terug bij de moeder;
herfstvakantie:
even jaren bij de moeder, oneven jaren bij de vader. Als [de minderjarige] bij de vader is brengt de moeder [de minderjarige] op vrijdag om 16:00 uur bij de vader en brengt de vader [de minderjarige] de vrijdag daarna om 15:00 terug bij de moeder;
kerstvakantie:
even jaren, eerste week bij de vader, tweede week bij de moeder, met de overdracht op zaterdag 15:00 uur en oneven jaren, eerste week bij de moeder, tweede week bij de vader, met de overdracht op zaterdag 15:00 uur. De moeder brengt [de minderjarige] bij de vader en de vader brengt [de minderjarige] terug aan het einde van de week;
krokusvakantie:
even jaren bij de moeder, oneven jaren bij de vader. Als [de minderjarige] bij de vader is brengt de moeder [de minderjarige] op vrijdag om 15:00 uur bij de vader en brengt de vader [de minderjarige] de vrijdag daarna om 15:00 uur terug;
meivakantie:
even jaren, eerste week bij de vader en tweede week bij de moeder, met de overdracht op zaterdag 15:00 uur. In de oneven jaren eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader met de overdracht op zaterdag om 15:00 uur. De moeder brengt [de minderjarige] naar de vader en de vader brengt [de minderjarige] terug;
IV. ongeacht of [de minderjarige] naar school gaat worden de overige feestdagen verdeeld als volgt:
Pasen, Hemelvaart, Pinksteren, Koningsdag, sinterklaas en de verjaardagen van [de minderjarige] lopen volgens het normale zorgrooster, waarbij [de minderjarige] bij die ouder is waar hij ook zal zijn gedurende het aansluitende weekend. Moederdag is [de minderjarige] bij de moeder en Vaderdag is [de minderjarige] bij de vader.
Kosten rechtens.
3.2.
De moeder heeft verweer gevoerd. Zij verzoekt de rechtbank om bij beschikking, voor zover de wet toelaat uitvoerbaar bij voorraad:
I. de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken dan wel zijn verzoeken af te wijzen;
II. voor recht te verklaren dat de moeder is belast met het eenhoofdige gezag dan wel het gezamenlijk gezag van de vader over [de minderjarige] te beëindigen en de moeder voortaan te belasten met het eenhoofdig gezag;
III. een regeling tussen [de minderjarige] en de vader vast te stellen zoals uiteengezet in het zelfstandig verzoek van de moeder, met als doel toe te werken naar een zorgregeling waarbij [de minderjarige] eenmaal per twee weken op de zaterdag een dagdeel in [woonplaats moeder] contact heeft met de vader.

4.Het standpunt van de Raad

4.1.
De Raad raadt partijen aan om hulpverlening in te schakelen om aan hun onderlinge verstandhouding te werken. De Raad hoort in de verhalen van partijen veel verwachtingen en teleurstellingen over en weer. Het is goed om elkaars pijn in een beschermde omgeving met elkaar te bespreken. Ouders kunnen zich hiervoor melden bij het wijkteam van de gemeente [woonplaats moeder] . Wat de Raad betreft is het zonder meer helder dat partijen gezamenlijk het gezag over [de minderjarige] moeten behouden. Ook de omgang dient zo spoedig mogelijk weer gestart te worden.
4.2.
Omdat er meerdere maanden geen contact is geweest tussen de vader en [de minderjarige] , is het in het belang van [de minderjarige] om de omgang op te bouwen. De Raad adviseert de volgende opbouwregeling:
- voor een periode van vier weken dient er wekelijks op zaterdag of zondag een omgangsmoment plaats te vinden van een paar uur, waarbij:
 de eerste twee keer in [woonplaats moeder] plaatsvinden, in het bijzijn van een voor [de minderjarige] vertrouwd persoon, bijvoorbeeld oma moederszijde;
 de derde keer ook in [woonplaats moeder] plaatsvindt, waarbij een voor [de minderjarige] vertrouwd persoon hem naar de vader breng en hem daar ook weer ophaalt;
 de vierde keer haalt de vader [de minderjarige] bij de moeder thuis op en brengt hem ook weer thuis. De omgang vindt dan plaats in [woonplaats vader] ;
- na deze periode van vier weken dient er tweewekelijks een omgangsmoment te zijn tussen [de minderjarige] en de vader bij de vader thuis in [woonplaats vader] , waarbij de moeder [de minderjarige] naar [woonplaats vader] brengt en de vader [de minderjarige] weer terug naar [woonplaats moeder] brengt. Deze omgang dient qua duur steeds verder te worden uitgebreid naar de door de vader verzochte weekendregeling.

5.De beoordeling

5.1.
Deze rechtbank is bevoegd omdat de moeder en [de minderjarige] in het rechtsgebied van de rechtbank Gelderland wonen.
Gezag
Verklaring voor recht
5.2.
De moeder vraagt de rechtbank primair voor recht te verklaren dat de moeder is belast met het eenhoofdig gezag. Het regelen van gezamenlijk gezag via de website van de rechtspraak kan alleen indien beide partijen het daarover eens zijn. Het kan dan ook worden gezien als een overeenkomst, aldus de moeder. De moeder roept de nietigheid van deze overeenkomst in op grond van het feit dat zij haar wil niet heeft kunnen bepalen doch heeft gehandeld onder dwang en/of misbruik van omstandigheden. Dat betekent dat er geen gezamenlijk gezag is over [de minderjarige] en het eenhoofdig gezag van rechtswege alleen bij de moeder ligt.
5.3.
Ter onderbouwing voert de moeder aan dat het tijdens de zwangerschap nooit de intentie van partijen is geweest om na de geboorte van [de minderjarige] samen het gezag uit te oefenen. Na de bevalling van [de minderjarige] is de moeder een periode opgenomen geweest op de Paaz-afdeling. Gedurende deze periode was zij niet in staat om heldere beslissingen te nemen of de gevolgen van bepaalde keuzes volledig te overzien. In deze kwetsbare toestand heeft de vader het gezamenlijk gezag verkregen. De moeder had in een gezonde geestelijke toestand nooit ingestemd met het gezamenlijk gezag en voelt zich misleid door de manier waarop dit tot stand is gekomen.
5.4.
De vader betwist dat sprake is geweest van dwang en/of misbruik van omstandigheden. Volgens hem is tijdens de zwangerschap al gesproken over gezamenlijk gezag. Tijdens die gesprekken heeft de moeder volgens hem gezegd dat gezamenlijk gezag een logische keuze was. Op dat moment had de moeder geen mentale klachten. Partijen hebben na de geboorte van [de minderjarige] samen het gezamenlijk gezag aangevraagd. In de beleving van de vader was moeder toen helder van geest en lag dit ook in lijn met de door partijen gemaakte afspraken. Tijdens haar opname op de Paaz-afdeling slikte de moeder ook medicatie om er juist voor te zorgen dat zij helder was.
5.5.
De rechtbank oordeelt dat op basis van de stukken in het dossier en de verklaringen van partijen onvoldoende is gebleken dat sprake is geweest van dwang en/of misbruik van omstandigheden. De rechtbank heeft begrip voor de moeder dat zij ten tijde van de aanvraag in een moeilijke situatie zat. Echter is niet gebleken dat het voor de vader duidelijk had moeten zijn dat de moeder op dat moment de gevolgen van haar keuzes niet kon overzien. Het verzoek van de moeder om voor recht te verklaren dat zij belast is met het eenhoofdig gezag wordt dan ook afgewezen.
Wijziging gezag
5.6.
Op grond van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, als de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van een eerdere beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. In dat geval bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over de minderjarige toekomt. Artikel 1:251a lid 1 en 3 BW zijn van overeenkomstige toepassing. De rechter kan het verzoek tot beëindiging van het gezamenlijk gezag op grond van artikel 1:251a BW toewijzen als er
  • een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt;
  • of als wijziging van het gezag om andere redenen in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.7.
De moeder verzoekt de rechtbank subsidiair om het gezamenlijk gezag te beëindigen en haar voortaan alleen te belasten met het gezag over [de minderjarige] . De communicatie tussen partijen verloopt erg stroef. Mediation heeft daar niets in gewijzigd. Bovendien komt de vader de overeengekomen afspraken niet na. Partijen zijn volgens de moeder niet in staat om te overleggen over [de minderjarige] of om afspraken te maken in het belang van [de minderjarige] . Niet is te verwachten dat daar binnen afzienbare tijd verandering in komt, waardoor sprake is van een onaanvaardbaar risico dat [de minderjarige] klem of verloren zal raken tussen partijen bij handhaving van het gezamenlijk gezag. Bovendien is wijziging van het gezag in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk, zodat de moeder met de noodzakelijke voortvarendheid gezagsbeslissingen kan nemen over [de minderjarige] . De vader is niet betrokken bij de opvoeding, heeft verder ook geen interesse in [de minderjarige] buiten de omgang om en speelt geen actieve rol in de opvoeding van [de minderjarige] , aldus de moeder.
5.8.
De vader voert aan dat hij altijd veel interesse in [de minderjarige] heeft getoond en bij hem betrokken wil zijn. Dat er in de periode voorafgaand aan de mondelinge behandeling geen contact en omgang tussen de vader en [de minderjarige] is geweest, is beide partijen aan te rekenen. Maar dat is nog geen reden om de vader het gezag te ontnemen.
5.9.
De rechtbank wijst het verzoek van de moeder af en laat het gezamenlijk gezag in stand. Het uitgangspunt van de wetgever is dat het gezamenlijk uitoefenen van het gezag door ouders in het belang van de minderjarige(n) is. Slechts indien sprake is van (één van) de in artikel 1:251a lid 1 BW genoemde situaties kan het verzoek tot beëindigen van het gezamenlijk gezag worden toegewezen. Niet is gebleken dat deze situaties zich voordoen. Van belang is dat uit de overgelegde appberichten blijkt dat partijen voor en in de periode vlak na de geboorte van [de minderjarige] in staat waren om met elkaar te overleggen en afspraken te maken. In de afgelopen maanden is deze communicatie verslechterd. Net als de Raad heeft de rechtbank de hoop en verwachting dat partijen – gelet op hun verstandhouding in het verleden – in staat zijn om de communicatie tussen hen te herstellen. Omdat de rechtbank het gezamenlijk gezag in stand zal laten, acht de rechtbank het des te meer van belang dat beide partijen zich richten tot hulpverlening, bijvoorbeeld het wijkteam, om de basale communicatie tussen hen te herstellen. Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling ook toegezegd hiervoor open te staan. Bij die hulpverlening kan ook aandacht besteed worden aan de invulling die partijen aan het ouderschap willen geven, zodat de verwachtingen en mogelijke teleurstellingen over en weer de gezamenlijke uitoefening van het gezag niet (langer) in de weg staan.
Zorgregeling
5.10.
Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek kan de rechtbank, in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag, op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan een toedeling aan ieder van de ouders van de zorg- en opvoedingstaken omvatten.
5.11.
Partijen zijn het erover eens dat het in het belang van [de minderjarige] is dat hij omgang heeft met de vader en dat deze omgang zo spoedig mogelijk hervat dient te worden. De vader heeft behoefte aan duidelijkheid. De moeder vindt het belangrijk om te monitoren hoe het met [de minderjarige] gaat en afhankelijk daarvan na een (half)jaar de omgang verder uit te breiden. Omdat er in het korte leven van [de minderjarige] al twee keer eerder voor een langere periode geen omgang tussen hem en de vader is geweest, moet de omgang nu zeer zorgvuldig worden opgebouwd, aldus de moeder.
5.12.
De rechtbank beslist dat zij het advies van de Raad volgt wat betreft de zorgregeling. Om partijen een concrete richtlijn te geven, beslist de rechtbank dat zij binnen zes maanden moeten toewerken naar de door de vader verzochte weekendregeling. De rechtbank legt de gedetailleerde uitwerking van deze opbouw bij partijen zelf, omdat zij partijen daartoe in staat acht. De rechtbank heeft geen enkele indicatie dat bij een zorgvuldige opbouw in de regeling en met emotionele toestemming van beide kanten [de minderjarige] de verzochte weekendregeling niet aan zou kunnen. Dit neemt niet weg dat [de minderjarige] mogelijk gaat reageren op de (hernieuwde) omgang. Dit hoort bij de gewenningsperiode. Dit betekent echter niet dat de omgang zelf niet goed is. Daar komt nog bij dat mogelijk ook andere (leeftijds)factoren het gedrag van [de minderjarige] beïnvloeden. Wel is het voor [de minderjarige] belangrijk dat er de eerste twee keren een voor hem vertrouwd iemand bij de omgang aanwezig is, om de overgang van de moeder naar de vader minder groot te maken. In plaats van de door vader verzochte uiteindelijke regeling en vooruitlopend op het moment dat [de minderjarige] naar school gaat, zal de rechtbank een regeling vast stellen waarbij [de minderjarige] op vrijdag vanaf 17.00 uur tot zondag 16.00 uur bij de vader is.
Vakanties
5.13.
De rechtbank wijst het verzoek van de vader toe om de vakanties in onderling overleg te verdelen zolang [de minderjarige] niet naar school gaat. De moeder heeft geen verweer gevoerd tegen dit verzoek. Ook acht de rechtbank het in het belang van [de minderjarige] dat hij ook in de vakantieperiodes omgang heeft met de vader.
5.14.
De vader heeft ook verzoeken ingediend voor de verdeling van de vakanties vanaf het moment dat [de minderjarige] naar de basisschool gaat. Deze verzoeken wijst de rechtbank af. Op dit moment is niet goed te beoordelen wat op dat moment in het belang van [de minderjarige] zal zijn. Ook kunnen er wijzigingen optreden in de persoonlijke omstandigheden van partijen, die op dit moment nog niet voorzienbaar zijn. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat partijen te zijner tijd in onderling overleg de vakanties zullen verdelen, waarbij het uitgangspunt dient te zijn dat de vakanties bij helfte worden verdeeld.
Feestdagen
5.15.
Wat betreft Kerst 2024 bepaalt de rechtbank dat er, afhankelijk van de (praktische) mogelijkheden die partijen hebben, op eerste of tweede Kerstdag een extra omgangsmoment van enkele uren is tussen de vader en [de minderjarige] in [woonplaats moeder] .
5.16.
Vanaf volgend jaar en de daaropvolgende jaren wijst de rechtbank het verzoek van de vader toe, omdat de moeder geen verweer heeft gevoerd en de rechtbank deze regeling in het belang van [de minderjarige] acht. Ook het verzoek van de vader ten aanzien van de verdeling van de overige feestdagen wijst de rechtbank om dezelfde redenen toe.
5.17.
De rechtbank beslist dan ook dat er een zorgregeling zal gelden zoals deze in het dictum staat omschreven.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.18.
De rechtbank verklaart de beslissing ‘uitvoerbaar bij voorraad’, zoals is verzocht. Dit betekent dat deze beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
Proceskosten
5.19.
Gelet op de familierechtelijke verhoudingen, moeten partijen allebei hun eigen proceskosten betalen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
stelt vast als regeling ter verdeling van zorg- en opvoedingstaken van
-
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
dat partijen, in onderling overleg
binnen zes maandenna heden toewerken naar een zorgregeling waarbij [de minderjarige] bij de vader verblijft:
  • een weekend per veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 16.00 uur, waarbij de moeder [de minderjarige] op vrijdag naar de vader brengt en de vader [de minderjarige] op zondag weer terugbrengt;
  • een deel van de vakanties, in onderling overleg tussen partijen te bepalen;
  • op Vaderdag;
  • in de even jaren (vanaf 2026) vanaf Kerstavond 17.00 uur tot tweede Kerstdag 10.00 uur en in de oneven jaren vanaf tweede Kerstdag 10.00 uur tot 27 december 10.00 uur, waarbij de moeder [de minderjarige] naar de vader brengt en de vader [de minderjarige] weer terugbrengt naar de moeder;
  • tijdens Pasen, Hemelvaart, Pinksteren, Koningsdag, Sinterklaas en de verjaardag van [de minderjarige] conform de reguliere zorgregeling;
De stappen uit de
opbouwfasezien er als volgt uit:
 vanaf de datum van deze beschikking dient er wekelijks op zaterdag of zondag een omgangsmoment plaats te vinden van een paar uur, waarbij:
  • de eerste twee keer in [woonplaats moeder] plaatsvinden, in het bijzijn van een voor [de minderjarige] vertrouwd persoon;
  • de derde keer ook in [woonplaats moeder] plaatsvindt, waarbij een voor [de minderjarige] vertrouwd persoon hem naar de vader brengt en hem daar ook weer ophaalt;
  • de vierde keer haalt de vader [de minderjarige] bij de moeder thuis op en brengt hem ook weer thuis. De omgang vindt dan plaats in [woonplaats vader] ;
  • na deze periode van vier weken dient er tweewekelijks een omgangsmoment te zijn tussen [de minderjarige] en de vader bij de vader thuis in [woonplaats vader] , waarbij de moeder [de minderjarige] naar [woonplaats vader] brengt en de vader [de minderjarige] weer terug naar [woonplaats moeder] brengt en de duur van de omgang steeds verder wordt uitgebreid;
  • afhankelijk van de (praktische) mogelijkheden van partijen hebben de vader en [de minderjarige] op eerste of tweede Kerstdag 2024 een extra omgangsmoment van enkele uren in [woonplaats moeder] .
6.2.
de rechtbank verklaart de beslissing tot hiertoe uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt;
6.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. van der Linde, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. K.K.H. Wagemaker als griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2024.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.