In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 31 oktober 2024 een beschikking gegeven in een voorlopige voorzieningenprocedure. De vrouw, verzoekster, heeft verzocht om de minderjarige kinderen aan haar toe te vertrouwen, terwijl de man, verweerder, ook heeft aangegeven in staat te zijn om voor de kinderen te zorgen. De rechtbank heeft, in lijn met het advies van de Raad voor de Kinderbescherming, het verzoek van de vrouw toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen feitelijk bij de vrouw verblijven sinds zij op 21 september 2024 de echtelijke woning hebben verlaten na een incident van fysiek geweld door de man. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van de kinderen is om bij de vrouw te blijven, gezien de huidige situatie en het belang van de kinderen om terug te keren naar een vertrouwde omgeving.
Daarnaast heeft de vrouw verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. De rechtbank heeft geoordeeld dat de spanningen tussen partijen zodanig zijn dat het noodzakelijk is dat de vrouw het recht krijgt om de woning alleen te bewonen. De man heeft verweer gevoerd en een alternatieve regeling voorgesteld, maar de rechtbank heeft besloten dat de vrouw het uitsluitend gebruik van de woning krijgt, met de mogelijkheid voor de man om tijdelijk bij zijn vader te verblijven. Het verzoek van de vrouw om de man met behulp van de sterke arm uit de woning te zetten is afgewezen, omdat dit niet nodig werd geacht. De voorzieningen zijn vastgesteld voor de duur van het geding.