ECLI:NL:RBGEL:2024:9057

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 november 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
C/05/429987 / ES RK 23-575
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking echtscheiding met verzoeken over huurrecht en vermogensrechtelijke afwikkeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 11 november 2024 een tussenbeschikking uitgesproken in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die beiden de Marokkaanse nationaliteit hebben. De vrouw heeft zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit. De rechtbank heeft de verzoeken over de toewijzing van het huurrecht aangehouden, zodat partijen kunnen onderzoeken of een van hen in aanmerking komt voor urgentie voor een andere huurwoning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om het verzoek tot echtscheiding te beoordelen, aangezien beide partijen op het moment van indienen van het verzoekschrift hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden. Tevens is op basis van het Burgerlijk Wetboek Nederlands recht van toepassing verklaard op het verzoek tot echtscheiding.

Tijdens de mondelinge behandeling op 17 oktober 2024 hebben beide partijen, bijgestaan door hun advocaten, hun standpunten toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen een ouderschapsplan hebben opgesteld waarin afspraken zijn gemaakt over de zorg voor hun minderjarige kinderen. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken, omdat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De verzoeken over de kinderen zijn in onderling overleg geregeld en het ouderschapsplan is aan de beschikking gehecht.

Wat betreft het huurrecht van de voormalige echtelijke woning hebben beide partijen verzocht om het huurrecht aan hen toe te wijzen. De rechtbank heeft de beslissing hierover aangehouden tot 20 januari 2025, zodat partijen kunnen onderzoeken of een van hen in aanmerking komt voor urgentie. De rechtbank heeft ook de beslissing over de proceskosten aangehouden, omdat er nog geen eindbeslissing is genomen over het huurrecht. De rechtbank heeft de onderlinge afspraken van partijen over de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk genoteerd, zonder dat daar een beslissing over genomen hoeft te worden, aangezien partijen hierover overeenstemming hebben bereikt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/429987 / ES RK 23-575 (echtscheiding)
C/05/437475/FA RK 24-2062 (huwelijksvermogensrecht)
Datum uitspraak: 11 november 2024
tussenbeschikking echtscheiding met nevenvoorzieningen
in de zaak van
[verzoekster](hierna te noemen: de vrouw),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. C.H.J. Willemsen te Arnhem,
tegen
[verweerder](hierna te noemen: de man),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. K.W.A. Wools te Elst.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift, ingekomen op 22 december 2023;
  • het exploot van betekening van 4 januari 2024;
  • het verweerschrift met zelfstandig verzoek, ingekomen op 10 april 2024;
  • het verweerschrift tegen zelfstandig verzoek, ingekomen op 5 juni 2024;
  • het F9-formulier met bijlagen van de man van 4 oktober 2024;
  • het F9-formulier met bijlagen van de vrouw van 4 oktober 2024.
1.2.
De zaak is besproken op de mondelinge behandeling van 17 oktober 2024 met gesloten deuren. Daarbij waren de beide partijen aanwezig, bijgestaan door hun advocaten. Ook was er een zittingsvertegenwoordigster van de Raad van de Kinderbescherming (hierna: de Raad) aanwezig.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [huwelijksdatum] te [huwelijksplaats] met elkaar gehuwd.
2.2.
De vrouw heeft zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit. De man heeft de Marokkaanse nationaliteit.
2.3.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
  • [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
  • [de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
  • [de minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
2.4.
Partijen hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over de minderjarige kinderen.

3.De beoordeling

De echtscheiding
Bevoegdheid en toepasselijk recht
3.1.
De Nederlandse rechter is bevoegd om het verzoek tot echtscheiding te beoordelen, omdat partijen ten tijde van het indienen van het verzoekschrift tot echtscheiding hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden. [1]
3.2.
Deze rechtbank is bevoegd, omdat partijen in het rechtsgebied van de rechtbank Gelderland wonen.
3.3.
Op grond van artikel 10:56 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) is op het verzoek tot echtscheiding Nederlands recht van toepassing.
Ouderschapsplan
3.4.
In de wet staat dat ouders in beginsel pas een verzoek tot echtscheiding kunnen doen, als zij een ouderschapsplan hebben gemaakt waarin zij afspraken hebben gemaakt over hun kind(eren). In dat ouderschapsplan moeten in ieder geval afspraken zijn opgenomen over:
  • de manier waarop zij de zorg over hun kind(eren) zullen verdelen;
  • hoe zij elkaar over hun kind(eren) zullen informeren en elkaar raadplegen over belangrijke zaken over de kinderen, en;
  • hoe zij de kosten van de kinderen zullen delen.
3.5.
De ouders zijn op 17 oktober 2024 voorafgaand aan de mondelinge behandeling een ouderschapsplan overeengekomen dat aan deze eisen voldoet. Dit plan hebben zij tijdens de mondelinge behandeling overgelegd.
Inhoudelijk
3.6.
De rechtbank zal op verzoek van zowel de vrouw als de man de echtscheiding uitspreken. In de wet staat dat je mag scheiden als je huwelijk duurzaam is ontwricht. Daarvan is sprake als het niet meer mogelijk is om met elkaar samen te leven en dat het er niet naar uitziet dat het beter wordt. De vrouw en de man hebben gezegd dat dit zo is.
De verzoeken over de kinderen
3.7.
Door partijen zijn verzoeken ingediend over de hoofdverblijfplaats van de kinderen, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de verdeling van de kosten van de kinderen.
3.8.
Partijen hebben over deze verzoeken overeenstemming bereikt en hun afspraken opgenomen in het ouderschapsplan. Partijen hebben hun verzoeken ingetrokken voor zover deze afwijken van de onderling gemaakte afspraken. De rechtbank zal het ouderschapsplan van partijen aan deze beschikking hechten, zoals partijen hebben verzocht.
Het huurrecht van de echtelijke woning
3.9.
Zowel de vrouw als de man verzoeken de rechtbank om het huurrecht van de voormalige echtelijke woning aan de [adres] aan hen toe te wijzen.
Bevoegdheid en toepasselijk recht
3.10.
De woning is in Nederland gelegen. Gelet op artikel 4, lid 3, aanhef en sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek over het huurrecht van deze woning.
3.11.
De rechtbank zal op dit verzoek Nederlands recht als haar interne recht toepassen.
Inhoudelijk
3.12.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw gezegd dat zij niet (langer) in staat is om de huur van de woning te betalen, omdat zij nu een WIA-uitkering heeft en daardoor een lager inkomen. Omdat de vrouw volledig is afgekeurd, verwacht zij niet dat haar inkomen op korte termijn zal stijgen. De vrouw verwacht dat zij in aanmerking komt voor urgentie voor een andere huurwoning, omdat de kinderen hun hoofdverblijf bij haar hebben en zij meer dan de helft van de zorgtaken op zich neemt.
3.13.
De man heeft gezegd dat hij wel in staat is om de huur van de woning te betalen. Ook heeft hij gezegd dat hij niet verwacht in aanmerking te komen voor urgentie voor een andere huurwoning.
3.14.
Gelet op voorgaande neigt de rechtbank ernaar om het huurrecht aan de man toe te wijzen. Partijen hebben de rechtbank verzocht om de beslissing over het huurrecht aan te houden, zodat zij kunnen onderzoeken of een van hen in aanmerking komt voor urgentie. Mogelijk dat zij dan alsnog overeenstemming kunnen bereiken aan wie het huurrecht moet worden toegewezen.
3.15.
De rechtbank houdt de beslissing over het huurrecht aan tot 20 januari 2025 pro forma. De advocaten van partijen dienen zich uiterlijk op die datum uit te laten of partijen onderling overeenstemming hebben bereikt en wat de gewenste vervolgstap in de procedure is.
De vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk
3.16.
Partijen hebben voorafgaand aan de mondelinge behandeling overeenstemming bereikt over de verzoeken over de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk. Zij hebben hun verzoeken ingetrokken voor zover deze afwijken van de gemaakte afspraken.
3.17.
Partijen zijn het eens over het volgende:
  • partijen zullen de inboedel in onderling overleg verdelen;
  • partijen houden ieder hun eigen bankrekening, zonder nadere verrekening;
  • de auto van het merk [automerk] wordt aan de vrouw toegedeeld, zonder nadere verrekening;
  • de man is intern draagplichtig voor de schulden bij Infomedics, Volksbank en Ohra.
3.18.
De rechtbank overweegt dat partijen het eens over de verdeling van de vermogensbestanddelen waarover verzoeken zijn ingediend. Daarom zal de rechtbank geen beslissing opnemen in het dictum, omdat er in dat geval geen taak is weggelegd voor de rechter. [2]
De proceskosten
3.19.
De rechtbank houdt de beslissing over de proceskosten aan, omdat er nog geen eindbeslissing is genomen over het huurrecht van de echtelijke woning.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen de partijen, die met elkaar gehuwd zijn op
[huwelijksdatum] in [huwelijksplaats] ;
4.2.
neemt de onderlinge regelingen van partijen als genoemd in het ouderschapsplan van
17 oktober 2024 op in deze beschikking, onder verwijzing naar een afschrift van dit
ouderschapsplan in de bijlagen van deze beschikking;
4.3.
houdt iedere verdere beslissing over het huurrecht en de proceskosten aan
pro forma tot 20 januari 2025;
4.4.
verzoekt (de advocaten van) partijen de rechtbank uiterlijk op die datum te berichten
of partijen overeenstemming hebben bereikt over het huurrecht en de gewenste vervolgstap
in de procedure, zo nodig onder opgave van de verhinderdata;
4.5.
wijst het meer of anders verzochte af, voor zover de beslissing daarover niet wordt aangehouden.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.J.M. van Apeldoorn, rechter, in tegenwoordigheid van mr. K.K.H. Wagemaker als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2024.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 3 lid 1 sub a onder i van de EU-verordening 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 (Brussel II-ter).
2.Artikel 3:185 van het Burgerlijk Wetboek.