ECLI:NL:RBGEL:2024:9041

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
05-037211-24, 05-287918-23, 05-038686-24, 05-040439-24, 05-069549-24 en 05-087863-23 (TUL)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens mishandeling, bedreiging, vernielingen en brandstichting met gemeen gevaar voor goederen

Op 17 december 2024 heeft de Rechtbank Gelderland een man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 98 dagen voor meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling, bedreiging, vernielingen en brandstichting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op verschillende data in 2023 en 2024 in Arnhem meerdere vernielingen had gepleegd, waaronder het beschadigen van eigendommen van Iriszorg en de politie. Daarnaast bedreigde hij een medewerkster van Iriszorg met de dood en mishandelde hij een andere vrouw door aan haar haar te trekken. De rechtbank passeerde het verweer van volledige ontoerekenbaarheid, maar achtte de man verminderd toerekeningsvatbaar. Gezien de aanwezige zorgmachtiging legde de rechtbank een straf op die overeenkomt met de duur van het voorarrest. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de psychische problematiek van de verdachte, die op dat moment dakloos was en een licht verstandelijke beperking had. De rechtbank wees ook een schadevergoeding toe aan de benadeelde partij, de Politie Oost-Nederland, voor materiële schade.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05-037211-24, 05-287918-23, 05-038686-24, 05-040439-24, 05-069549-24 en
05-087863-23 (TUL)
Datum uitspraak : 17 december 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1983 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. C.H.W. Janssen, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlasteleggingen

Aan verdachte is onder
parketnummer 05-037211-24ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 februari 2024 te Arnhem [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] bij het haar vast te pakken en/of aan het haar te trekken;
2.
hij op of omstreeks 19 september 2023 te Arnhem [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik schiet je door je kankerkop", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 18 september 2023 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een beeld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan Iriszorg, in elk geval aan een ander toebehoorde
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Aan verdachte is onder
parketnummer 05-287918-23ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 november 2023 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Politie (locatie Beekstraat 39), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 1 november 2023 te Arnhem opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 3] (werkzaam als aspirant bij de Politie Eenheid Oost-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: "kanker betweter", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Aan verdachte is onder
parketnummer 05-038686-24ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 februari 2024 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk twee (glazen) deuren, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan de Stadsschouwburg (gelegen op/aan het Koningsplein nr. 12) en/of de gemeente Arnhem, in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Aan verdachte is onder
parketnummer 05-040439-24ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 februari 2024 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een (aantal) ruit(en) (van een pand gelegen aan het Koningsplein 12), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de gemeente Arnhem, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Aan verdachte is onder
parketnummer 05-069549-24ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 februari 2024 te Arnhem opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een bank terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten gevaar voor een woning te duchten was;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt, subsidiair:
hij op of omstreeks 28 februari 2024 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een bank, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een onbekend gebleven derde, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Parketnummer 05-037211-24 [1]
Ten aanzien van feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 25-26;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 december 2024.
Ten aanzien van feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij op 19 september 2023 in Arnhem werkzaam was bij Iriszorg als begeleider. Verdachte wilde zijn muziek niet zachter zetten en uiteindelijk is besloten hem een time-out te geven. Verdachte weigerde het pand en het terrein te verlaten en daarop is de politie gebeld. Toen aangeefster samen met de politie bij de kamer van verdachte was, hoorde zij hem zeggen: “ik schiet je door je kankerkop”. [2]
De aangifte door [slachtoffer 2] wordt ondersteund door de bevindingen van de verbalisanten die ter plaatse waren.
Uit het door hen opgemaakte proces-verbaal volgt namelijk dat verdachte zijn kamer niet wilde verlaten en hij tegen de medewerker zei dat hij een kogel door haar hoofd zou jagen. [3]
Naar het oordeel van de rechtbank kon door deze uitlating van verdachte bij aangeefster de redelijke vrees ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook daadwerkelijk zou worden gepleegd. De rechtbank acht, ondanks de ontkenning van verdachte, dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 12;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 december 2024.
Parketnummer 05-287918-23 [4]
Ten aanzien van feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , p. 6;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 december 2024.
Ten aanzien van feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 17;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 december 2024.
Parketnummer 05-038686-24 [5]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanhouding, p. 6-7;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 december 2024.
Parketnummer 05-040439-24 [6]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , p. 6;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 december 2024.
Parketnummer 05-069549-24 [7]
Er is, ten aanzien van het primair ten laste gelegde, sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 7-8;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 28;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 december 2024.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de volgende ten laste gelegde feiten heeft begaan:
  • onder parketnummer 05-037211-24 de feiten 1, 2 en 3;
  • onder parketnummer 05-287918-23 de feiten 1 en 2;
  • het feit onder parketnummer 05-038686-24;
  • het feit onder parketnummer 05-040439-24;
  • onder parketnummer 05-069549-24, het primair ten laste gelegde,
te weten dat:
Parketnummer 05-037211-24
1.
hij op
of omstreeks1 februari 2024 te Arnhem [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] bij het haar vast te pakken en
/ofaan het haar te trekken;
2.
hij op
of omstreeks19 september 2023 te Arnhem [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik schiet je door je kankerkop"
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op
of omstreeks18 september 2023 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een beeld,
in elk geval enig goed,dat
geheel of ten deleaan Iriszorg
, in elk geval aan een andertoebehoorde
heeft vernield
, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Parketnummer 05-287918-23
1.
hij op
of omstreeks1 november 2023 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een ruit
, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan de Politie (locatie Beekstraat 39)
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op
of omstreeks1 november 2023 te Arnhem opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 3] (werkzaam als aspirant bij de Politie Eenheid Oost-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn
/haarbediening, in zijn
/haartegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem
/haarde woorden toe te voegen: "kanker betweter"
, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Parketnummer 05-038686-24
hij op
of omstreeks4 februari 2024 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk twee
(glazen
)deuren,
in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die
geheel of ten deleaan
de Stadsschouwburg (gelegen op/aan het Koningsplein nr. 12) en/ofde gemeente Arnhem
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
), heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Parketnummer 05-040439-24
hij op
of omstreeks5 februari 2024 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een
(aantal)ruit
(en)(van een pand gelegen aan het Koningsplein 12),
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan de gemeente Arnhem
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Parketnummer 05-069549-24
hij op
of omstreeks28 februari 2024 te Arnhem opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een bank terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten gevaar voor een woning te duchten was.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05-037211-24
feit 1:
mishandeling;
feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Parketnummer 05-287918-23
feit 1:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 2:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Parketnummer 05-038686-24
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Parketnummer 05-040439-24
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Parketnummer 05-069549-24
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte niet strafbaar moet worden geacht. Hiertoe is aangevoerd dat een verzoek van de verdediging tot het laten opmaken van een NIFP-rapportage is afgewezen, terwijl het dossier veel signalen bevat dat verdachte ten tijde van het plegen van de feiten sterk verminderd, dan wel volledig ontoerekeningsvatbaar was. Uit de uitlatingen van verdachte bij de politie volgt dat hij ten tijde van enkele van de bewezenverklaarde feiten psychotisch werd of al was. Er zijn bovendien ook momenten geweest dat de politie verdachte vanwege zijn psychische gesteldheid niet eens heeft kunnen horen. Nu een oordeel van deskundigen over de mate van toerekenbaarheid ontbreekt, dient te worden uitgegaan van volledige ontoerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank overweegt dat bij verdachte ten tijde van het plegen van de feiten sprake was van een ernstig psychiatrisch toestandsbeeld en een licht verstandelijke beperking. Het dossier geeft echter geen aanleiding te veronderstellen dat in de periode waarin deze feiten zijn gepleegd ieder inzicht in de wederrechtelijkheid van zijn handelen ontbrak en verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het bewezenverklaarde
volledigwerden bepaald door zijn toestandsbeeld. Uit bijvoorbeeld de opmerking van verdachte (in de zaak met parketnummer 05/069549-24) ter plaatse tegenover de politie, dat hij het bankstel in brand had gestoken en dat hij stenen door de ruiten zou gaan gooien als hij niet meegenomen zou worden door de politie, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat ondanks alle problematiek nog wel sprake was van enig inzicht in de wederrechtelijkheid van zijn handelen. De rechtbank ziet wel aanleiding verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Verdachte is dus strafbaar.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 82 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft met haar strafmaatverweer bepleit dat verdachte ten aanzien van de feiten schuldig moet worden verklaard zonder oplegging van straf. Gelet op de verleende zorgmachtiging die onlangs is verlengd voor de duur van twaalf maanden, bestaat er geen reden nog strafrechtelijke consequenties te verbinden aan de feiten.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich in een periode van vijf maanden schuldig gemaakt aan een reeks strafbare feiten. Hij heeft een medewerkster van Iriszorg mishandeld door aan haar haren te trekken en een andere medewerkster heeft hij bedreigd met de dood. Daarnaast heeft hij een beeld en meerdere ruiten en deuren vernield. Dit zijn feiten die zorgen voor veel overlast en voor gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers en de samenleving in het algemeen. Een deel van de feiten pleegde verdachte naar eigen zeggen omdat hij dakloos was en hij zich op deze manier wilde verzekeren van een dak boven zijn hoofd, ofwel door zich de toegang te verschaffen tot een leegstaand pand of doordat hij werd opgepakt door de politie.
Tot slot heeft verdachte op straat een bank in brand gestoken, waardoor gevaar ontstond voor een woning. Dit deed hij, omdat hij op straat leefde en het koud had. Brandstichting is een ernstig feit waarbij gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. Een brand kan snel een grote vorm aannemen en een onbeheersbaar karakter krijgen. Brandstichting leidt tot gevoelens van angst en onveiligheid bij omwonenden en kan aanzienlijke materiële schade tot gevolg hebben. De ernst van dit feit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten.
Uit het reclasseringsadvies volgt dat sprake is van ernstige problematiek op diverse leefgebieden. Ten tijde van het plegen van een deel van de feiten was verdachte dakloos en verslaafd aan middelen. Daarnaast is bij verdachte sprake van psychische problematiek en een licht verstandelijke beperking. Gelet op deze problematiek is geen sprake van inzicht of motivatie tot gedragsverandering. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de kans op recidive te beperken of het gedrag te veranderen. Verdachte verblijft momenteel via een zorgmachtiging in een beschermde woonvorm. Hij is ingesteld op medicatie, gebruikt geen middelen en volgt dagbesteding. Dit lijkt voor nu het hoogst haalbare. Geadviseerd wordt een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier volgt dat verdachte de feiten pleegde in een periode waarin het niet goed met hem ging. De rechtbank houdt er bij het bepalen van de strafmaat rekening mee dat de feiten verminderd aan verdachte kunnen worden toegerekend. Gelet op zijn problematiek acht de rechtbank een zorgkader van groot belang. Op 28 mei 2024 heeft de rechtbank een zorgmachtiging verleend en deze is onlangs met twaalf maanden verlengd. Het gaat inmiddels wat beter met verdachte en hij lijkt op de goede plek te zitten. Nu sprake is van een passend kader in de vorm van een zorgmachtiging ziet de rechtbank geen aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
De rechtbank acht een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest passend.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij Politie Oost-Nederland heeft in verband met feit 1 onder parketnummer 05-287918-23 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert
€ 757,94 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft naar voren gebracht dat verdachte heeft verklaard dat er al een barst in de ruit zat toen hij er tegenaan trapte. Voor het overige heeft de verdediging geen verweer gevoerd op de vordering.
Overweging van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Gelet op de verklaring van aangever dat die barst er eerder nog niet in zat en de bevindingen in het dossier over de kracht waarmee verdachte heeft geschopt, acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat verdachte de barst heeft veroorzaakt. De enkele betwisting van verdachte dat hij die barst in de ruit heeft veroorzaakt, doet daaraan niet af. De rechtbank overweegt dat de schade voldoende is onderbouwd. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering kan worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 1 november 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. De rechtbank zal het aantal dagen gijzeling bij niet betalen op nul stellen, gelet op de psychische gesteldheid van verdachte.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05-087863-23)

De politierechter heeft verdachte op 7 juli 2023 veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk.
De officier van justitie heeft een vordering tot tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf ingediend. Ter zitting heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, omdat het uitvoeren van een taakstraf mogelijk een te grote belasting zal vormen voor verdachte.
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging.
Hoewel bewezen is dat verdachte zich in de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten, is de rechtbank van oordeel dat tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke taakstraf, in het licht van de afgegeven zorgmachtiging, niet opportuun is. Om deze reden zal de rechtbank de vordering afwijzen.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 57, 157, 266, 267, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
98 dagen
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 wijst de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van 7 juli 2023 voorwaardelijk opgelegde taakstraf af (parketnummer 05-087863-23);
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 1 onder parketnummer 05-287918-23 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij Politie Oost-Nederland van € 757,94 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij Politie Oost-Nederland, een bedrag te betalen van € 757,94 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 0 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Graat (voorzitter), mr. M.C. Gerritsen en mr. R.P.W. van de Meerakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.I. Warringa, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 december 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024050105, gesloten op 5 februari 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 7-8.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 10.
4.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023507129, gesloten op 1 november 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
5.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024053999, gesloten op 4 februari 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
6.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 4] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024055471, gesloten op 7 februari 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
7.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 5] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024092504, gesloten op 28 februari 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.