ECLI:NL:RBGEL:2024:9015

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
11238069 \ CV EXPL 24-2328
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en verzuim bij zonnepaneleninstallatie

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Sabei B.V. een vordering ingesteld tegen de voormalige vennoten van de vennootschap onder firma [bedrijf 1], [gedaagde 1] en [gedaagde 2], wegens tekortkomingen in de uitvoering van een mondelinge overeenkomst voor de installatie van zonnepanelen. De procedure begon met een tussenvonnis op 27 september 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 19 november 2024. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [bedrijf 1] tekortgeschoten is in de uitvoering van de overeenkomst, die op 5 juli 2022 was gesloten. Ondanks herhaalde ingebrekestellingen en toezeggingen van [bedrijf 1] om de gebreken te verhelpen, zijn de werkzaamheden niet naar behoren uitgevoerd. Sabei heeft uiteindelijk een factuur van € 23.362,17 ingediend voor herstelwerkzaamheden, die door [bedrijf 1] niet is voldaan. De vordering van Sabei, na eisvermindering, bedraagt € 18.545,34, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde 1] niet is verschenen, terwijl [gedaagde 2] verweer heeft gevoerd. De rechter heeft de vordering van Sabei toegewezen, waarbij de schadevergoeding is vastgesteld op € 8.250, inclusief buitengerechtelijke kosten. De uitspraak is gedaan op 20 december 2024.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 11238069 \ CV EXPL 24-2328 \ 560
uitspraak van 20 december 2024
vonnis
in de zaak van
de besloten vennootschap Sabei B.V.,
gevestigd te Dieren,
eisende partij,
gemachtigde mr. D. van Rein,
tegen
1.
[gedaagde 1],
voormalig vennoot van de vennootschap onder firma [bedrijf 1],
wonende te [woonplaats] ,
niet verschenen,
2.
[gedaagde 2],
voormalig vennoot van de vennootschap onder firma [bedrijf 1],
wonende te [woonplaats] ,
gemachtigde mr. S.B. Regtuit,
gedaagde partijen.
Partijen worden hierna Sabei, [gedaagde 2] en [gedaagde 1] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 september 2024 en de daarin genoemde processtukken,
- de akte overlegging aanvullende producties tevens houdende akte van vermindering eis van Sabei,
- de akte overlegging aanvullende producties van [gedaagde 2] ,
- de mondelinge behandeling van 19 november 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hadden samen een vennootschap onder firma genaamd [bedrijf 1] . [bedrijf 1] hield zich bezig met onder meer het plaatsen en aansluiten van zonnepanelen, boilers en laadpalen.
2.2.
Op 5 juli 2022 heeft Sabei met [bedrijf 1] een mondelinge overeenkomst gesloten die inhield dat [bedrijf 1] zonnepanelen zou plaatsen op het dak van de schuur van [bedrijf 2] ” in [plaats] .
2.3.
Eind juli 2022 is [bedrijf 1] begonnen met deze werkzaamheden.
2.4.
In een brief van 5 september 2022 van de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ) van Sabei aan [bedrijf 1] staat het volgende:
Betreft:
ingebrekestelling montage en aansluiten zonnestroominstallatie Veulen
Beste heer/ mevrouw,
Op 5 juli 2022 ben ik met u overeengekomen dat uw bedrijf bij een klant van mij aan de [adres 1] een zonnestroominstallatie zou monteren en in bedrijfstellen. Onder deze werkzaamheden valt o.a. het monteren van de panelen op een golfplaten dak, het leggen van de dc-bekabeling van het dak naar de omvormers en aansluiten op de omvormers, het monteren en aansluiten van de omvormers op verschillende verdelers inclusief hoofdschakelaars en omschakelaar. Ook het vervangen van één verdeler en plaatsen van een nieuwe verdeler in de wagenloods en uitbreiden van een verdeler bij de kaasmakerij. De werkzaamheden aan de verdelers heb
ikvoor [bedrijf 1] afgerond. Helaas heb ik geconstateerd dat het werk niet is uitgevoerd ondanks vele toezeggingen van [bedrijf 1] . Ik zal hieronder uiteenzetten welke gebreken ik heb geconstateerd en uw bedrijf verzoeken om deze op te komen lossen.
Geconstateerde gebreken
Voor zover de werkzaamheden zijn gevorderd heb ik de volgende gebreken geconstateerd:
- Aantal panelen niet uitgelijnd
- DC-bekabeling op het dak niet in een goot gelegd
- Onderconcstructie niet vereffend
- DC-bekabeling doormuren niet beschermd
- PVC niet ontbraamd
- DC-bekabeling niet voorzien van codering
Tekortkoming in de nakoming
Door de hierboven genoemde gebreken is uw bedrijf tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Ik wil uw bedrijf graag de kans geven om de gesloten overeenkomst alsnog deugdelijk na te komen door de geconstateerde gebreken op te komen lossen.
Formele ingebrekestelling
Door de harde toezegging van [bedrijf 1] van zondag 4 september 2022:
“ [gedaagde 1] en ik hebben alles bekeken en we zijn aankomende elke dag in [plaats] tot het afgerond is. Het zal wel steeds rond halverwege de middag zijn omdat dat beter uitkomt met andere klussen aangezien we in [plaats] tot laat door kunnen gaan”stel ik uw bedrijf in de gelegenheid om mij uiterlijk zaterdag 10 september 2022 te berichten of uw bedrijf de overeenkomst alsnog deugdelijk is nagekomen en een werkende installatie heeft opgeleverd.
Gevolgen niet nakoming
Hoor ik niets van uw bedrijf binnen de bovenstaande termijn of worden de gebreken niet binnen de hierboven genoemde termijn opgelost, dan verkeert uw bedrijf in verzuim.
In dat geval heb ik het recht om een derde in te schakelen om de gebreken op te komen lossen en de kosten van deze werkzaamheden op uw bedrijf te verhalen of om de overeenkomst (gedeeltelijk) te ontbinden. Ik zal zo nodig van deze rechten gebruik maken. De kosten die hierdoor ontstaan zal ik op uw bedrijf verhalen.
(…)
2.5.
Met een factuur van 25 september 2023 heeft Sabei aan [bedrijf 1] een bedrag van € 23.362,17 inclusief btw in rekening gebracht. De omschrijving is “Herstelwerkzaamheden PV installatie [adres 1] ”.
2.6.
[bedrijf 1] heeft deze factuur niet voldaan.
2.7.
Per 10 oktober 2023 is [bedrijf 1] ontbonden.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Sabei vordert, na eisvermindering, hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot betaling van € 18.545, 34, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 10 oktober 2023, althans vanaf de dag van dagvaarding en betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 960,45 en de proceskosten.
3.2.
Sabei legt aan de vordering ten grondslag dat [bedrijf 1] toerekenbaar te kort is geschoten in de uitvoering van de met Sabei gesloten overeenkomst. [bedrijf 1] heeft veel te lang nodig gehad om het werk uit te voeren en er waren diverse gebreken. Sabei heeft de schade die zij heeft geleden, bestaande uit haar eigen extra kosten en kosten voor een derde die de gebreken heeft hersteld, bij [bedrijf 1] in rekening gebracht. Ondanks aanmaning zijn deze kosten niet betaald.
3.3.
[gedaagde 1] is niet in deze procedure verschenen.
3.4.
[gedaagde 2] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot het niet-ontvankelijk verklaren van Sabei in haar vorderingen, dan wel tot afwijzing daarvan, met veroordeling van Sabei in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis.

4.De beoordeling

De positie van [gedaagde 1]
4.1.
is in deze procedure niet verschenen. Tegen hem is verstek verleend. [gedaagde 2] heeft wel verweer gevoerd. Omdat voorkomen moet worden dat ten aanzien van dezelfde rechtsbetrekking tegenstrijdige vonnissen worden gewezen (artikel 140 Rv), wordt dit vonnis ook aangemerkt als een vonnis op tegenspraak ten aanzien van [gedaagde 1] , waarbij de verweren van [gedaagde 2] kunnen baten. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden immers aangesproken als voormalige vennoten van [bedrijf 1] , de vordering jegens hen is gegrond op precies dezelfde rechtsbetrekking. De eisvermindering door Sabei kan gelet op artikel 129 Rv ook tegen [gedaagde 1] worden toegestaan.
Inhoudelijke beoordeling
4.2.
Tussen Sabei en [bedrijf 1] is een overeenkomst van aanneming van werk als bedoeld in artikel 7:750 BW tot stand gekomen.
4.3.
[gedaagde 2] betwist dat [bedrijf 1] toerekenbaar tekortgeschoten is in de uitvoering van deze overeenkomst. [gedaagde 2] betwist echter niet gemotiveerd de inhoud van de brief van Sabei van 5 september 2022. Evenmin is betwist de stelling van Sabei, die ook met app-berichten van 21 augustus 2022 is onderbouwd, dat partijen er voor aanvang van de werkzaamheden allebei vanuit gingen dat deze tussen 1 en 4 of 5 augustus zouden plaatsvinden. Ook [bedrijf 1] meende dus dat zij vier of vijf dagen nodig zou hebben om de werkzaamheden af te ronden. Uiteindelijk heeft [bedrijf 1] , zo is tijdens de mondelinge behandeling duidelijk geworden, in januari 2023 de laatste werkzaamheden verricht. Dit is dus zes maanden na de start van de werkzaamheden. Een en ander in onderling verband en samenhang bezien leidt tot de conclusie dat [bedrijf 1] tekortgeschoten is in de uitvoering van de met Sabei gesloten overeenkomst.
4.4.
[gedaagde 2] voert vervolgens aan dat het werk aan Sabei is opgeleverd op 8 december 2022. Dit kan echter niet juist zijn, zo heeft hij tijdens de mondelinge behandeling erkend, omdat nadien nog werkzaamheden zijn verricht door [bedrijf 1] . Volgens [gedaagde 2] is dit waarschijnlijk eind december 2022 geweest, waarna [naam 1] van Sabei is gebeld met de mededeling dat ‘alles werkt’ of ‘de string werkt’. [gedaagde 2] kwalificeert (ook) dit als een oplevering als bedoeld in artikel 7:758 lid 2 en 3 BW, dan wel een stilzwijgende aanvaarding van het werk door Sabei als bedoeld in lid 1 van dit artikel.
4.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter slagen deze verweren niet. Het blijft erg onduidelijk tot wanneer er door [bedrijf 1] is gewerkt en dus ook per wanneer volgens haar zou zijn opgeleverd, althans meegedeeld zou zijn dat het werk voor oplevering gereed was. Tijdens de zitting is het gegaan over het genoemde telefoongesprek eind december 2022, maar uit appberichten blijkt dat ook in januari 2023 nog door [bedrijf 1] werkzaamheden zijn verricht. Het gestelde telefoontje dat eind december 2022 zou hebben plaatsgevonden en waarin zou zijn medegedeeld dat alles werkt is, zo dit telefoontje al is gepleegd, in de gegeven feiten en omstandigheden, met name de langdurige en door gebreken geplaagde werkzaamheden, geen mededeling van [bedrijf 1] dat het werk klaar is om te worden opgeleverd. Een oplevering heeft (dan ook) niet plaatsgevonden en Sabei kan niet worden geacht na dit ene gestelde telefoontje het werk stilzwijgend te hebben geaccepteerd. Hetzelfde geldt overigens als dit telefoongesprek eind januari 2023 zou hebben plaatsgevonden, na de kennelijk feitelijk laatste werkzaamheden van [bedrijf 1] .
4.6.
Vervolgens stelt [gedaagde 2] dat Sabei na het uitvoeren van nadere werkzaamheden door [bedrijf 1] na de ingebrekestelling van 5 september 2022 opnieuw een ingebrekestelling had moeten sturen indien zij van mening was dat het werk nog steeds niet naar behoren was uitgevoerd. Ook dit verweer faalt. Immers, in de ingebrekestelling van 5 september 2022 is een redelijke termijn voor nakoming gesteld gezien de oorspronkelijk voorziene installatieperiode van enkele dagen, die op dat moment al ruim een maand voortduurden. Aan [bedrijf 1] is vervolgens door Sabei nog veel meer tijd gegund. Desondanks heeft [bedrijf 1] geen structureel werkende installatie weten te maken, nu onweersproken is dat in het eerste kwartaal van 2023 al storingen in een string optraden. [bedrijf 1] is dus in verzuim geraakt.
4.7.
Sabei kan de schade vorderen die zij heeft geleden als gevolg van deze tekortkoming door [bedrijf 1] . De omvang van de schade en het causale verband met de tekortkoming van [bedrijf 1] is door [gedaagde 2] betwist.
4.8.
Sabei heeft allereerst de extra (reis)kosten gevorderd in verband met werkzaamheden door [naam 1] , die volgens Sabei veelvuldig op locatie is geweest om werkzaamheden te verrichten of de werkzaamheden van [bedrijf 1] in goede banen te leiden. Sabei vordert deze kosten over de periode vanaf 10 september 2022 tot en met 29 december 2022 en vanaf 19 april 2023 tot en met 4 augustus 2023. Waarom deze kosten na januari 2023 aan [bedrijf 1] zijn toe te rekenen, is onvoldoende onderbouwd. Immers was [bedrijf 1] toen niet meer werkzaam in [plaats] en verrichtte [bedrijf 3] vanaf april 2023 in opdracht van Sabei werkzaamheden aan de installatie. Uit de daarover beschikbare app-correspondentie volgt dat ook dit moeizaam en aanvankelijk niet naar tevredenheid van Sabei verliep. Dat echter de extra kosten van Sabei voor de kennelijk ook bij [bedrijf 3] benodigde begeleiding in causaal verband staan met de tekortkoming van [bedrijf 1] is onvoldoende onderbouwd. Daarom wordt alleen de gestelde schade over de periode tot en met 29 december 2022 toegewezen, dus een bedrag van € 1.443,36. Het door Sabei gehanteerde uurtarief van € 60 acht de kantonrechter namelijk redelijk en ook de reiskosten zijn voldoende gespecificeerd.
4.9.
Sabei heeft verder de volgens haar extra gebruikte materialen ad € 3.723,62 in rekening gebracht en de kosten voor de werkzaamheden door [bedrijf 3] ad € 11.575. De kantonrechter vindt deze posten deels onvoldoende onderbouwd. De kantonrechter is van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat [bedrijf 3] werkzaamheden heeft verricht en materialen heeft gebruikt om tekortkomingen van [bedrijf 1] te herstellen. Of dit alle werkzaamheden en materialen betreft, kan echter niet worden vastgesteld. Mogelijk zijn er ook werkzaamheden verricht door [bedrijf 3] die aanvullend zijn opgedragen of tot niet strikt noodzakelijke verbeteringen of veranderingen hebben geleid. Ook zijn de werkzaamheden door [bedrijf 3] , als hiervoor al overwogen, aanvankelijk ook niet naar tevredenheid van Sabei geweest, dus mogelijk heeft [bedrijf 3] als gevolg van een eigen tekortkoming meer materialen en uren nodig gehad om haar werkzaamheden te voltooien. Het causaal verband met de tekortkoming van [bedrijf 1] kan daarom niet voor dit gehele bedrag worden aangenomen.
4.10.
Omdat de kantonrechter met betrekking tot deze posten de door Sabei als gevolg van de tekortkoming door [bedrijf 1] geleden schade niet nauwkeurig kan vaststellen, zal hij deze schatten en wel op een zodanig bedrag dat in totaal, met inbegrip van het hiervoor genoemde bedrag van € 1.443,36, € 7.500 jegens [gedaagde 2] en [gedaagde 1] wordt toegewezen. Hierbij is mede van belang dat de oorspronkelijk met [bedrijf 1] overeengekomen aanneemsom volgens partijen ongeveer € 11.000 was. Een bedrag van ruim de helft daarvan, naast de eigen kosten van Sabei, om de tekortkomingen te herstellen, lijkt de kantonrechter redelijk en billijk.
4.11.
Over dit bedrag wordt niet de wettelijke handelsrente toegewezen nu het een schadebedrag betreft, maar de wettelijke rente. De ingangsdatum van 10 oktober 2023 zal als onbetwist worden aangehouden.
4.12.
Sabei vordert vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Nu [bedrijf 1] diverse malen is aangemaand, worden deze toegewezen. Gerelateerd aan de toegewezen hoofdsom is een bedrag van € 750 redelijk.
4.13.
Gezien de hiervoor toegewezen bedragen, € 8.250 in totaal (€ 7.500 + € 750), zullen [gedaagde 2] en [gedaagde 1] in de kosten worden veroordeeld. Het gemachtigdensalaris zal worden vastgesteld aan de hand van het toegewezen bedrag.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk tot betaling aan Sabei van € 8.250, waarvan een bedrag van € 7.500 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
10 oktober 2023,
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten, aan de zijde van Sabei ten opzichte van hem begroot op € 115,22 aan dagvaardingskosten, € 704,50 aan griffierecht en € 339 aan salaris voor de gemachtigde,
5.3.
veroordeelt [gedaagde 2] in de proceskosten, aan de zijde van Sabei ten opzichte van hem begroot op € 115,22 aan dagvaardingskosten, € 704,50 aan griffierecht en € 678 aan salaris voor de gemachtigde,
5.4.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.J.C. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2024