ECLI:NL:RBGEL:2024:8979

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
429736
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigendom en afgifte van de museale collectie van het Afrika Museum

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Congregatie van de Heilige Geest en het Nationaal Museum van Wereldculturen (NMVW) over de eigendom van de museale collectie van het Afrika Museum. De Congregatie vorderde een verklaring voor recht dat zij eigenaar is van de AM-collectie, die in bruikleen was gegeven aan het Afrika Museum. De rechtbank oordeelde dat de gehele museale collectie, met uitzondering van enkele specifieke objecten, in bruikleen was gegeven aan NMVW en dat de Congregatie eigenaar is van de AM-collectie. De rechtbank heeft NMVW veroordeeld tot afgifte van de collectie aan de Congregatie, uiterlijk op 1 februari 2025. De rechtbank heeft ook de proceskosten toegewezen aan de Congregatie, aangezien NMVW grotendeels in het ongelijk is gesteld. De uitspraak benadrukt de juridische complexiteit rondom eigendom en bruikleen van culturele collecties en de verantwoordelijkheden van de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/429736 / HA ZA 23-559
Vonnis van 18 december 2024
in de zaak van
1. de kerkrechtelijke rechtspersoon
DE NEDERLANDSE PROVINCIE VAN DE CONGREGATIE VAN DE HEILIGE GEEST,
gevestigd te Gennep,
2. de stichting
STICHTING AFRIKA COLLECTIES (in liquidatie),
voorheen gevestigd te Berg en Dal,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: de Congregatie c.s., en afzonderlijk CHG en SAC,
advocaat: mr. R.L. Fabritius,
tegen
de stichting
STICHTING NATIONAAL MUSEUM VAN WERELDCULTUREN,
gevestigd te Leiden,
gedaagde partij,
hierna te noemen: NMVW,
advocaten: mr. L. Bakers en mr. M.R.A. Schonewille.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 april 2024, waarin mondeling behandeling is bevolen;
- het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 3 oktober 2024 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Oprichting Afrika Museum
2.1.
CHG (ook aangeduid met HG) heeft in 1954 het Afrika Museum opgericht. In 1956 heeft de Stichting Afrika Museum (ook aangeduid met Afrika Museum of de afkortingen SAM of AM) de exploitatie van het Afrika Museum overgenomen. Na de hierna te bespreken fusie in 2014 is de naam van Stichting Afrika Museum bij statutenwijziging gewijzigd in Stichting Afrika Collecties (ook aangeduid met SAC of AC).
2.2.
De paters van CHG waren en zijn werkzaam op het Afrikaanse continent en hebben daar (kunst)objecten verkregen. Een deel van deze objecten is door CHG als stichtingscollectie ingebracht in de Stichting Afrika Museum.
2.3.
De objecten die eigendom bleven van CHG zijn in bruikleen gegeven aan het Afrika Museum en kregen in de administratie van het Afrika Museum naast een inventarisnummer de extra notatie HG. Een object dat in eigendom is overgedragen aan de Stichting Afrika Museum kreeg in de administratie als extra notatie AM. Beide collecties zijn in de loop van het bestaan van het Afrika Museum uitgebreid, mede door schenkingen van derden.
De fusie
2.4.
Op 1 april 2014 heeft er een fusie plaatsgevonden van een drietal musea, te weten: het Rijksmuseum voor Volkenkunde te Leiden (ook aangeduid met RMV), het Koninklijke Instituut voor de Tropen te Amsterdam (ook aangeduid met KIT) en het Afrika Museum te Berg en Dal. NMVW exploiteert sinds de fusie de hiervoor genoemde musea en wordt in de hierna te citeren stukken ook aangeduid met NMW of MOM.
2.5.
In verband met deze fusie zijn op 1 april 2014 drie verschillende overeenkomsten gesloten, te weten een fusieovereenkomst, een bruikleenovereenkomst en overeenkomst met betrekking tot de huurovereenkomst van het museumgebouw en de bijbehorende gronden van het Afrika museum (zie hierna onder 2.21 tot en met 2.25).
De fase voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomsten
2.6.
Voorafgaand aan het sluiten van deze overeenkomsten heeft er overleg tussen de verschillende betrokken partijen plaatsgevonden en zijn verschillende concepten uitgewisseld. Daarbij waren onder meer de volgende personen betrokken: de heer [naam 1] namens RMV (hierna: [naam 1] ), [naam 2] (hierna: [naam 2] ) namens KIT en mevrouw I. [naam 3] (hierna: [naam 3] ) namens het Afrika Museum.
2.7.
In de concept fusieovereenkomst van 25 november 2013 (versie 4) is in artikel 3.1 het volgende opgenomen:
“C. AM [
en de Congregatie van de Heilige Geest?] sluit met MOM een overeenkomst van beheer over de collectie van het Afrika Museum zoals nader beschreven in
Bijlage [ ]; [
NB: restricties?];
(…)
J. AM draagt om niet aan MOM over en MOM aanvaardt van AM de activa die in gebruik zijn in het Afrika Museum (andere dan die bedoeld in Bijlage [ ] [NB dit is de bijlage bij art 3 C] en die zijn aangeduid in Bijlage [ ];”
2.8.
Bij e-mailbericht van 29 november 2013 is namens het Afrika Museum gereageerd op deze versie van de fusieovereenkomst. In die reactie staat het volgende:

Artikel 3.1 sub c
Het zal AM zijn die met MOM een (onder)bruikleenovereenkomst (wellicht ook te noemen “Beheerovereenkomst”) zal sluiten voor wat betreft de collectie van het Afrika Museum. De tekst [
en de Congregatie van de Heilige Geest] kan worden geschrapt. De collectie van het Afrika Museum bestaat uit:
1. collectie die door de Staat aan AM in bruikleen is gegeven;
2. collectie die door de Congregatie van de Heilige Geest aan AM in bruikleen is gegeven; en
3. collectie in eigendom van AM.
Het is voor cliënte van belang dat deze (onder)bruikleenovereenkomst eindigt (en AM aldus weer over de collectie kan beschikken) indien eind 2016 blijkt dat de gezamenlijke exploitatie van de drie musea niet succesvol is gebleken dan wel op enig moment het besluit wordt genomen de locatie Berg en Dal te sluiten dan wel om welke (andere) reden ook de samenwerking eindigt c.q. er “gedefuseerd” wordt.
In samenhang met het voorgaande is het wenselijk dat (in een afzonderlijk artikel) ontbindende voorwaarden / ontbindingsgronden / uittreedgronden e. d. opgenomen worden.
(…)
Artikel 3.1.sub J
Er worden niet alleen activa maar ook passiva overgedragen. Overigens zal de bibliotheek in bruikleen worden gegeven”
2.9.
In de concept fusieovereenkomst van 13 december 2013 (versie 6) is in artikel 3.1
vermeld:
“B. AM sluit met MOM een overeenkomst van beheer over de collectie van het Afrika Museum (bestaande uit de collectie die (i) door de Staat aan AM in bruikleen is gegeven, (ii) door de Congregatie van de Heilige Geest aan AM in bruikleen is gegeven, en (iii) in eigendom van AM zelf is), zoals nader beschreven in
Bijlage [ ]; [
NB: restricties?] [
bibliotheek?] [
ontbindende voorwaarden?]
(…)
H. AM draagt om niet aan MOM over en MOM aanvaardt van AM de activa die in gebruik zijn in het Afrika Museum (andere dan die bedoeld in
Bijlage [ ][NB dit is de bijlage bij art 3 B] en die zijn aangeduid in
Bijlage [_];”
2.10.
Op 23 december 2013 heeft [naam 1] aan [naam 3] een emailbericht verzonden. Daarin staat:
“(…) Met betrekking tot de collectie denk ik dat er ook geen principieel verschil is met datgene wat in de notulen is vastgelegd, namelijk het eigendom gaat niet over en de collectie wordt in bruikleen gegeven. Het eigendom van de
Collectie-HGblijft in ieder geval bij de Stichting Collectie AM. De
Rijkscollectie [1] is sowieso geen eigendom van het Afrika Museum. Maar wat volgens mij niet logisch zou zijn, is als het Rijk deze collectie (haar eigen collectie dus) eerst in beheer geeft aan de Stichting Collectie Afrika Museum, en dat vervolgens deze stichting dat beheer overgeeft aan het MOM. Ik ben er tamelijk zeker van dat OCW die constructie ook niet zou willen, want dan zouden ze ook de beheersubsidie eerst aan Stichting Collectie AM moeten geven, en die moet het geld dan doorsluizen naar MOM. Ook de verantwoording van een juist beheer moet dan door Stichting Collectie AM worden gedaan. Dat is allemaal heel omslachtig en onlogisch. Het beheer - maar niet het eigendom - van de Rijkscollectie zou dus over moeten gaan van AM naar MOM.
Tenslotte is er
de Stichtingscollectievan het AM. Daarvan kan ik me voorstellen dat hier op dezelfde manier mee wordt omgegaan als met de HG-collectie. Maar hierbij wil ik toch ook betrekken, dat de opstelling van jullie jurist de indruk wekt dat er meerdere zaken niet worden meegegeven in het pakket dat overgaat. Er werd immers ook over een aanzienlijk bedrag aan cash geld gesproken dat achter zou moeten blijven. Als de stichting de “mooie dingen” in eigendom zou houden, maar bijvoorbeeld wel schulden of negatief vermogen zou overdragen, dan lijkt me dat niet evenwichtig. Niet voor niets kijken we in onze “due dilligence”- procedure naar elkaars inbreng. Overigens, ook de Stichting Volkenkunde heeft een eigen stichtingscollectie. Die gaat volledig als eigendom in gebracht worden in het nieuwe museum, net als die van KIT, en zonder terugkeergaranties o.i.d.. En daar komen we op het principiële punt dat we donderdag ter tafel hadden. KIT en Volkenkunde hebben in de fusie als uitgangspunt de volledige en onomkeerbare inbreng in MOM. Het lijkt erop dat Afrika Museum zo’n principiële keus (nog) niet heeft gemaakt. Maar het kan zijn dat de opstelling en inbreng van jullie jurist een verkeerde indruk heeft gewekt over de intenties aan jullie kant. Het is goed, en nodig voor de verdere voortgang, dat we dat over en weer kunnen verduidelijken.”
2.11.
Op 27 januari 2014 heeft [naam 3] aan [naam 4] (destijds voorzitter van de Raad van Toezicht Afrika Museum, hierna: [naam 4] ) een e-mailbericht verzonden. In het e-mailbericht staat het volgende geschreven:
“Hedenmiddag heb ik [naam 1] [ [naam 1] , toevoeging rb] gesproken. Behalve over de naam is het natuurlijk ook gegaan over onze wens om de collectie van het Afrika Museum in bruikleen onder te brengen bij het nieuwe museum (dat nu toch niet de naam MOM krijgt, maar Nationaal Museum voor Wereldculturen).
Zoals bekend bestaat de collectie die het Afrika Museum beheert uit een collectie van de Stichting AM (heeft administratief ook de notatie AM en de collectie die eigendom is van de paters (notatie HG). In de collectie AM bevinden zich grote delen die direct zijn ingebracht door individuele paters van HG. Deze collectie is als het ware de startcollectie geweest van de Stichting Afrika Museum. En is ook min of meer verbonden met de familieleden van al die paters, die vaak ook goed op de hoogte zijn dat de collecties van hun oom, neef, oudoom etc. zich bij ons museum bevinden. [naam 1] en [naam 2] houden vast aan hun redenering dat indien de collectie terug zou gaan naar de Stichting Afrika Collecties ook het personeel dat van AM afkomstig is ontslagen mag worden. [naam 1] heeft als laatste ‘opening’ gegeven dat de AM collectie, die direct door HG paters is ingebracht in de Stichting Afrika Museum en de notatie AM hebben gekregen (dus geen notatie HG) wel binnen de bruikleen kunnen vallen; Met andere woorden, op dezelfde wijze worden behandeld als de collectie die eigendom is van de congregatie. We krijgen dan de volgende collectie-onderdelen: HG (eigendom congregatie); rijkscollectie (Valk); collectie AM; deelcollectie AM (SVCN gesubsidieerde aankopen).
[naam 1] vertelde dat hij nog met jou zou spreken.”
2.12.
Diezelfde dag heeft [naam 4] aan [naam 3] bericht:
“Zeer goed gesprek met [naam 1] gehad. We komen inderdaad uit bij iets als onderstaand met misschien nog de
moderne kunst als wisselgeld.”
2.13.
Op 31 januari 2014 heeft de Stuurgroep van de fusie vergaderd. In het verslag is het volgende genoteerd:
“(…) Een eerder al benoemd en nog niet opgelost discussiepunt betreft de eventuele opname in de fusieovk van een mogelijkheid voor AM om de collectie terug te verkrijgen. [naam 3] [ [naam 3] , toevoeging rb] licht toe dat deze wens louter betrekking heeft op de eventualiteit dat het nieuwe museum zou ophouden met het AM, en dat de Stichting AM Collecties dan kansen zou zien voor een doorstart die zonder collectie natuurlijk geen kans van slagen zou hebben. In het bijzonder de collectie van de paters is daarbij aan de orde, aangezien zij mogelijk een dergelijke doorstart zouden kunnen wensen én ook mogelijk zouden kunnen maken. [naam 3] geeft aan dat een deel van de AM-collectie, niet zijnde collectie van de Congregatie, geschonken is door individuele paters. Deze collectie is weliswaar onderdeel geworden van de stichtingscollectie, maar wordt door AM gevoelsmatig op gelijke wijze beschouwd als de collectie van de Congregatie. [naam 2] [ [naam 2] , toevoeging rb] en [naam 1] [ [naam 1] , toevoeging rb] kunnen tegen deze achtergrond wel billijken als dit deel van de stichtingscollectie AM niet in eigendom zou worden overgedragen aan het nieuwe museum, maar achter zou blijven in de Stichting AM Collecties, samen met de collectie die eigendom is van de Congregatie.
[naam 1] geeft aan het opmerkelijk te vinden dat het AM zo’n grote stichtingscollectie heeft. RMV immers voegt collectie die wordt aangekocht of wordt geschonken, in beginsel toe aan de Rijkscollectie, aangezien er ook publieke middelen mee gemoeid zijn geweest. JWS voegt toe dat ook het Rijksmuseum deze werkwijze hanteert. Als AM dat ook zou hebben gedaan, dan was de discussie over de AM-collectie niet op deze wijze aan de orde geweest. Wanneer deze collectie nu in eigendom wordt overgedragen aan het nieuwe museum, dan zou dat alsnog kunnen besluiten om de AM-stichtingscollectie toe te voegen aan de Rijkscollectie. [naam 3] geeft aan dat zij het inderdaad het meest logische zou vinden als de Stichtingscollectie wordt overgedragen aan het Rijk, net als dat met de KIT-collectie gebeurt. Of OCW voor een dergelijke overdracht geporteerd is zal met ze moeten worden besproken. Als dat niet zo zou blijken te zijn, dan kunnen [naam 2] en [naam 1] zich uiteindelijk wel voorstellen dat, wanneer het nieuwe museum zou (moeten) ophouden met het AM en de stichting AM Collecties kansen zou zien voor een doorstart, er dan overleg zal volgen over die doorstart en de daarmee mogelijk verbonden overdracht of bruikleen van (vml.) AM-collectie. Daarbij zullen dan wel ook andere aspecten van zo’n doorstart betrokken moeten worden, zoals personeel, financiële verplichtingen en gebouwen. Door hier iets over op te nemen in de fusieovk zou AM mogelijk voldoende waarborgen hebben om diens achterban tegemoet te komen in hun zorgen omtrent de toekomst na 2017.”
2.14.
Op diezelfde dag heeft de betrokken advocaat een tekstvoorstel toegezonden aan de leden van de Stuurgroep indien het besluit na 2016 wordt genomen om niet door te gaan met de exploitatie van het Afrika Museum. De volgende tekst is toegezonden:
“12.2. Indien echter door het bestuur van MOM met goedkeuring van haar RvT wordt besloten om
( a) de gefuseerde activiteiten in Berg en Dal na niet te continueren, of
( b) het Afrika Museum op enig moment te sluiten (nb wat is verschil tussen a en b?)
dan zal op verzoek van AM een overleg worden gevoerd tussen MOM en AM met het oog op een doorstart van het Afrika Museum onder verantwoordelijkheid van AM. Bij dat overleg is aan de orde de gehele of gedeeltelijke overdracht van de zogenaamde AM collectie door MOM aan AM, de beëindiging van de bruikleen van de AM collectie, de beëindiging van de onderhuur van de grond en de gebouwen in Berg en Dal, overdracht van activa en passiva en de overdracht of overgang van werknemers werkzaam in Berg en Dal. Partijen zullen zich in dit overleg inspannen om in redelijkheid een oplossing te vinden die recht doet aan de verschillende belangen.
Indien dit overleg niet tot overeenstemming leidt kan de oplossing niet door een derde of de rechter worden opgelegd, tenzij partijen gezamenlijk alsdan daartoe wel zouden besluiten.”
2.15.
Op 3 februari 2014 is er een vergadering geweest van de (toen nog te vormen toekomstige) Raad van Toezicht van NMVW. [naam 1] heeft toen blijkens het verslag van de vergadering het volgende opgemerkt:
“De fusieovereenkomst is een van de belangrijke juridische documenten die zich in de afrondende fase bevindt. De bijlagen van de overeenkomst worden op dit moment uitgewerkt. Vermeldenswaardig is de speciale regeling op verzoek van het Afrika Museum m.b.t. de collecties van het museum. De collecties van de drie musea worden samengebracht in de fusieorganisatie. De collectie van het KIT wordt Rijkscollectie. Het Afrika Museum en Rijksmuseum Volkenkunde beheren in opdracht van het rijk een Rijkscollectie. Voor deze Rijkscollecties sluit de fusieorganisatie een beheersovereenkomst met het Rijk. Naast de Rijkscollectie beheren het Afrika Museum en Rijksmuseum Volkenkunde stichtingscollecties. Het Afrika Museum heeft een eigen stichtingscollectie en heeft daarnaast een collectie van de Congregatie van de Heilige Geest in bruikleen. Deze collectie van de paters wordt in bruikleen gegeven aan de fusieorganisatie, met de mogelijkheid om deze collectie te onttrekken aan deze organisatie wanneer het nieuwe museum te zijner tijd zou besluiten om het Afrika Museum niet meer voort te zetten. Ditzelfde is nu afgesproken voor specifieke individuele schenkingen van paters aan de stichtingscollectie van het Afrika Museum. De paters zijn belangrijk voor het fusieproces. Dit erkennen we op deze wijze. De resterende stichtingscollectie van het Afrika Museum en van Rijksmuseum Volkenkunde worden onderdeel van de fusieorganisatie zonder dat voorzien is een dergelijke terugkeerregeling.”
2.16.
In de concept fusieovereenkomst van 10 februari 2014 (versie 8) is in artikel 4.1 opgenomen:
“F. AM sluit met NMW een overeenkomst van beheer over de collectie van het Afrika Museum (bestaande uit de collectie die (i) door de Congregatie van de Heilige Geest aan AM in bruikleen is gegeven, en (ii) in eigendom van AM zelf is) zoals nader beschreven in Bijlage [_]; [regeling toevoegen over collectiedeel dat eigendom is van de Staat]
2.17.
In de concept bruikleenovereenkomst van 1 maart 2014 is in artikel 1 het volgende vermeld:
“Stichting Afrika Collecties (…) geeft aan de Stichting Nationaal Museum van Wereldculturen (…) om niet in bruikleen de objecten zoals opgenomen in compleet beschreven in de als
bijlage Abij deze overeenkomst gevoegde lijsten”.
2.18.
In de concept fusieovereenkomst van 24 maart 2024 (ook aangeduid als versie 9.2) is in artikel 4.1 opgenomen:
“F. NMW en AM sluiten een (onder)bruikleenovereenkomst met betrekking tot de oorspronkelijke collectie van de Stichting Congregatie van de Heilige Geest zoals deze in bruikleen is gegeven aan AM in 1956, de voorwerpen die daar later door de Congregatie van de Heilige Geest aan zijn toegevoegd en de voorwerpen die door verscheidene paters van de Congregatie van de Heilige Geest aan AM zijn geschonken en gelegateerd, volgens de tekst opgenomen in
Bijlage 9;
(…)
H. AM draagt aan NMW over en NMW aanvaardt van AM alle activa en alle passiva van het Afrika Museum (andere dan die bedoeld in
Bijlage 9) en die zijn aangeduid in
Bijlage 11; tot deze overdracht behoren niet de rekeningen die AM aanhoudt bij banken; daarvoor geldt dat AM op de Fusiedatum de saldi aan NMW zal overmaken verminderd met een bedrag van € 15.000,-.; activa en passiva die niet in Bijlage 11 zijn geïdentificeerd maar die duidelijk wel gerelateerd zijn aan de exploitatie van het Afrika Museum zullen zo spoedig mogelijk na de Fusiedatum door AM aan NMW worden overgedragen;”
2.19.
[naam 1] heeft op 30 maart 2014 per e-mailbericht een nieuwe versie van de fusieovereenkomst toegezonden. In het begeleidende e-mailbericht heeft hij geschreven:
“Besten,
Na contact met [naam 1] van vandaag stuur ik jullie bijgaand een nieuwe versie van de fusieovereenkomst, alsmede een document waarin jullie de (kleine) verschillen kunnen zien.
(…)
Er is vandaag veel werk verricht om alle bijlages gereed te krijgen. Het goede nieuws is dat er overeenstemming is gekomen over de huurovereenkomst en bruikleen AM”.
2.20.
In deze concept fusieovereenkomst van 30 maart 2014 (laatste versie), voorafgaand aan het tekenen van de definitieve versie op 1 april 2014, is artikel 4.1 onder H gewijzigd. Aan dit artikel is de zinssnede toegevoegd “
de bestanddelen van de collectie die in de museumregistratie als “AM” zijn aangeduid en”.Deze bepaling luidt daardoor als volgt:
“H. AM draagt aan NMW over en NMW aanvaardt van AM
de bestanddelen van de collectie die in de museumregistratie als “AM” zijn aangeduid en[onderstreping door rb] alle activa en alle passiva van het Afrika Museum (andere dan die bedoeld in Bijlage 9) en die zijn aangeduid in Bijlage 11; tot deze overdracht behoren niet de rekeningen die AM aanhoudt bij banken; daarvoor geldt dat AM op de Fusiedatum de saldi aan NMW zal overmaken verminderd met een bedrag van €15.000, -.; activa en passiva die niet in Bijlage 11 zijn geïdentificeerd maar die duidelijk wel gerelateerd zijn aan de exploitatie van het Afrika Museum zullen zo spoedig mogelijk na de Fusiedatum door AM aan NMW worden overgedragen;”
De op 1 april 2014 gesloten overeenkomsten
2.21.
Op 1 april 2014 zijn drie verschillende overeenkomsten gesloten, te weten:
  • een fusieovereenkomst tussen het KIT, RMV en AM (hierna aangeduid als: de fusieovereenkomst). Deze fusieovereenkomst is destijds getekend door de statutair bestuurders van de verschillende partijen, te weten: [naam 3] namens AM, [naam 2] namens KIT en [naam 1] namens RMV.
  • een overeenkomst van langdurige bruikleen tussen NMVW en SAC (hierna aangeduid als: de bruikleenovereenkomst). Deze overeenkomst is ondertekend door [naam 1] namens NMVW en [naam 5] namens SAC.
  • een overeenkomst tussen HG, RMV en AM (hierna aangeduid als: de overeenkomst). Deze overeenkomst is ondertekend door [naam 5] namens SAC, [naam 6] namens HG en [naam 1] namens RMV.
2.22.
In deze overeenkomsten is het volgende opgenomen over de verschillende collecties van het Afrika Museum.
2.23.
In de
bruikleenovereenkomststaat het volgende:
“Artikel 1, bruikleen
1. Stichting Afrika Collecties, hierna te noemen bruikleengever, geeft aan de Stichting Nationaal Museum van Wereldculturen, hierna te noemen bruikleennemer, om niet in bruikleen de objecten zoals opgenomen en compleet beschreven in de als
bijlage Abij deze overeenkomst gevoegde lijst, hierna te noemen het bruikleen. Dit bruikleen betreft de oorspronkelijke collectie van de Stichting Congregatie van de Heilige Geest zoals deze in bruikleen is gegeven aan de Stichting Afrika Museum in 1956, de voorwerpen die daar later door de Congregatie van de Heilige Geest aan zijn toegevoegd en de voorwerpen die door verscheidene paters van de Congregatie van de Heilige Geest aan de Stichting Afrika Museum zijn geschonken en gelegateerd. Het bruikleen omvat niet de voorwerpen uit de Rijkscollectie die bij de overige Rijkscollecties in het beheer van de bruikleennemer worden gevoegd en voorwerpen verworven met steun van de Stichting Volkenkundige Collectie Nederland.”
Er bestaat tussen partijen geen duidelijkheid over de inhoud van bijlage A.
2.24.
In de
overeenkomstis het volgende opgenomen in de considerans:
“2. Dat AM de museale collectie van het AM vanaf het moment van de fusie in beheer geeft bij NMW, een en ander zoals vastgelegd in een beheerovereenkomst tussen AM en NMW.”
2.25.
In de
fusieovereenkomstis in artikel 4.1 opgenomen:
“F. NMW en AM sluiten een (onder)bruikleenovereenkomst met betrekking tot de oorspronkelijke collectie van de Stichting Congregatie van de Heilige Geest zoals deze in bruikleen is gegeven aan AM in 1956, de voorwerpen die daar later door de Congregatie van de Heilige Geest aan zijn toegevoegd en de voorwerpen die door verscheidene paters van de Congregatie van de Heilige Geest aan AM zijn geschonken en gelegateerd, volgens de tekst opgenomen in
Bijlage 9;
(…)
H. AM draagt aan NMW over en NMW aanvaardt van AM de bestanddelen van de collectie die in de museumregistratie als “AM” zijn aangeduid en alle activa en alle passiva van het Afrika Museum (andere dan die bedoeld in
Bijlage 9) en die zijn aangeduid in
Bijlage 11; tot deze overdracht behoren niet de rekeningen die AM aanhoudt bij banken; daarvoor geldt dat AM op de Fusiedatum de saldi aan NMW zal overmaken verminderd met een bedrag van € 15.000,-; activa en passiva die niet in Bijlage 11 zijn geïdentificeerd maar die duidelijk wel gerelateerd zijn aan de exploitatie van het Afrika Museum zullen zo spoedig mogelijk na de Fusiedatum door AM aan NMW worden overgedragen;”
Met Bijlage 9 wordt in de fusieovereenkomst verwezen naar de bruikleenovereenkomst. Met Bijlage 11 naar de “Activa en Passiva-lijst van het Afrika Museum” per 31 december 2013, zoals de Congregatie c.s. die als productie 26 heeft overgelegd.
In artikel 11 is onder meer het volgende opgenomen:
“11.2 Indien op enig moment de locatie in Berg en Dal wordt gesloten, zal de tussen NWM en AM gesloten bruikleenovereenkomst worden beëindigd, in zoverre deze overeenkomst betrekking heeft op de collectie van AM die door de Congregatie van de Heilige Geest aan AM in bruikleen is gegeven, waaronder begrepen de delen die oorspronkelijk zijn geregistreerd als HG collectie.
11.3
Indien op enig moment de locatie in Berg en Dal wordt gesloten, zal op verzoek van AM overleg worden gevoerd tussen NWM en AM over een volledige of gedeeltelijke doorstart van het Afrika Museum onder verantwoordelijkheid van AM. Bij dat overleg komt in ieder geval aan de orde
(i) de gehele of gedeeltelijke (terug)overdracht van NWM naar AM van de collectie die bij de fusie is overgedragen van AM aan NWM;
(…)
(iii) de (terug)overdracht van NWM naar AM van activa en passiva die bij de fusie
zijn overgedragen van AM aan NWM;
(…)
Partijen zullen zich inspannen om in dit overleg in redelijkheid tot een oplossing te komen die recht doet aan de verschillende belangen.
Indien dit overleg niet tot overeenstemming leidt, kan de oplossing niet door een derde of de rechter worden opgelegd, tenzij NMW en AM gezamenlijk alsdan daartoe wel zouden besluiten.”
Ontbinding en heropening vereffening SAC
2.26.
In 2018 is SAC ontbonden en uitgeschreven uit het handelsregister. Het vermogen van SAC is vereffend. In het verslag van de bestuursvergadering van SAC van 15 december 2017, waarin is besloten SAC met ingang van 1 januari 2018 op te heffen, is vermeld:
“Tevens wordt besloten dat de voorwerpen, die door verscheidene paters van de Congregatie van de Heilige Geest aan de stichting Afrika Museum zijn geschonken en gelegateerd en die overgegaan zijn naar de rechtsopvolger stichting Afrika Collecties, na opheffing van de stichting Afrika collecties eigendom worden van de Congregatie van de Heilige Geest te Gemert.”
2.27.
Bij beschikking van deze rechtbank van 10 juli 2023 is de vereffening heropend.
Geschil partijen
2.28.
In 2020 is tussen CHG en NMVW onenigheid ontstaan over de koers van het Afrika Museum en over in hoeverre het wenselijk of nodig is om mee te bewegen met de maatschappelijke ontwikkelingen door te moderniseren. Het Afrika Museum is per 27 november 2023 gesloten voor publiek op initiatief van NMVW. CHG heeft de verschillende gesloten overeenkomsten opgezegd.

3.Het geschil

3.1.
De Congregatie c.s. vordert bij vonnis na wijziging van eis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. een verklaring voor recht dat primair CHG, subsidiair SAC, eigenaar is van de collectieonderdelen van de ‘AM-collectie’, waarbij de collectie Valk, het beeld van Cornelius Rogge en de met SVCN-gelden verworven objecten zijn uitgezonderd, en CHG eigenaar is van de verschillende foto’s, boeken, etnografica etc. (aangeduid als ‘overige roerende zaken’) zoals door de Congregatie c.s. in onderhavige dagvaarding nader is gespecificeerd;
b. NMVW te veroordelen tot afgifte van de onder a. bedoelde objecten, uiterlijk 1 januari 2025, primair aan CHG, subsidiair aan SAC, op straffe van een dwangsom van € 20.000,00 per dag dat NMVW hieraan niet voldoet, met een maximum van €10.000.000,00, althans een in goede justitie te bepalen dwangsom;
c. NMVW te veroordelen tot afgifte van alle roerende zaken die haar ter beschikking zijn gesteld door CHG, dan wel SAC, in het kader van de fusieovereenkomst omstreeks 1 april 2014, uiterlijk 1 januari 2025, primair aan CHG, subsidiair aan SAC, op straffe van een dwangsom van € 20.000,00 per dag dat NMVW hieraan niet voldoet met een maximum van € 10.000.000,00, althans een in uw goede justitie te bepalen dwangsom;
d. NMVW te veroordelen tot het verstrekken aan de Congregatie c.s. van een volledige verklaring van de door NMVW na 1 april 2014 ontvangen legaten, zo spoedig mogelijk na datum vonnis, op straffe van een dwangsom van € 20.000,- per dag dat NMVW hieraan niet voldoet, met een maximum van € 10.000.000,-, althans een in goede justitie te bepalen termijn en dwangsom;
met veroordeling van NMVW in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover en in de nakosten, betekeningskosten en eventuele verdere executiekosten.
3.2.
De Congregatie c.s. legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. CHG (primair) dan wel SAC (subsidiair) is eigenaar van de AM-collectie, waarvan is uitgezonderd de collectie Valk, het beeld van Cornelius Rogge en de met SVCN-gelden verworven objecten. Zij is ook eigenaar van de bibliotheek, de foto’s, boeken, tijdschriftseries en etnografieën e.d. (een en ander zoals gespecificeerd in randnummer 131 van de dagvaarding). Zij vordert daarnaast afgifte van alle andere roerende zaken die de Congregatie c.s. aan NMVW ter beschikking heeft gesteld in het kader van de fusieovereenkomst (zoals gespecificeerd in haar productie 62). Daarnaast dient NMVW inzage te geven in alle na 1 april 2014 ontvangen legaten, zodat kan worden vastgesteld of daar legaten tussen zitten waarop NMVW onterecht aanspraak heeft gemaakt. Ter zitting heeft de Congregatie c.s. toegelicht dat zij dit recht op inzage baseert op artikel 834a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
3.3.
NMVW voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de Congregatie c.s., dan wel tot afwijzing van de vorderingen van de Congregatie c.s., met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van de Congregatie c.s. in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in geschil welke zaken de Congregatie c.s. bij de fusie in 2014 in bruikleen heeft gegeven aan NMVW en of, en zo ja welke, zaken in eigendom zijn overgedragen aan NMVW.
Standpunten partijen
4.2.
De Congregatie c.s. stelt zich op het standpunt dat bij de fusie de complete collectie van het Afrika Museum aan NMWW (inclusief digitale database, collectiekaarten en moederboeken) in bruikleen is gegeven met uitzondering van de collectie Valk, het beeld van Cornelius Rogge en de met SVCN-gelden verworven objecten. De Congregatie c.s. stelt ook de eigendom te hebben behouden van de bibliotheek en zaken, zoals foto’s, boeken, tijdschriftseries en etnografieën die NMVW in gebruik heeft genomen bij de exploitatie van het museum. De Congregatie c.s. heeft onder randnummer 131 van de dagvaarding een lijst opgenomen van dergelijke zaken. Dit zijn de zaken waarop haar vorderingen onder a en b zien. Productie 62 bevat een lijst met inventaris en daaraan verwante zaken, waarvan Congregatie c.s. onder c van haar vordering afgifte vordert. De Congregatie c.s. stelt dus primair dat alle zaken in bruikleen zijn gegeven en dat niets in eigendom is overgedragen. Voor zover onder “overdracht” eigendomsoverdracht zou moeten worden begrepen, dan meent de Congregatie c.s. subsidiair dat enkel de inventaris genoemd in Bijlage 11 bij de fusieovereenkomst aan NMVW in eigendom is overgedragen.
4.3.
NMVW voert als verweer dat het Afrika Museum bij de fusie in eerste instantie de HG-collectie en de AM-collectie in bruikleen wilde geven, maar dat er begin 2014 een omslagpunt was. Vanaf dat moment was het volgens NMVW de bedoeling van het Afrika Museum om de AM-collectie om niet in eigendom over te dragen aan NMVW. Van de overgedragen AM-collectie zijn uitgezonderd de blauw gemarkeerde objecten in de door NMVW overgelegde productie 39. Deze blauw gemarkeerde objecten vallen onder de bruikleenovereenkomst, nu dit zaken betreffen afkomstig van de paters van CHG. Met uitzondering van de zaken die onder de bruikleenovereenkomst vallen, heeft het Afrika Museum al haar activa en passiva in eigendom overgedragen aan NMVW.
4.4.
Het geschil spitst zich toe op de bedoeling (wil) van partijen voorafgaand aan het sluiten van de fusieovereenkomst en hoe de overeenkomsten moeten worden uitgelegd.
Haviltex-norm
4.5.
Op 1 april 2014 is een drietal overeenkomsten gesloten. Zowel RMV (rechtsvoorganger van NMVW) als het Afrika Museum (rechtsvoorganger van SAC) waren partij bij deze overeenkomsten en de overeenkomsten hebben alle betrekking op hetzelfde onderwerp: aspecten van de exploitatie van het Afrika Museum. Ook staan in de overeenkomsten verwijzingen naar de andere overeenkomsten. De rechtbank overweegt dat deze drie overeenkomsten daarom in onderlinge samenhang moeten worden gelezen.
4.6.
Partijen geven een andere betekenis aan de inhoud en tekst van de gesloten overeenkomsten. De vraag hoe in een schriftelijke overeenkomst de verhouding van partijen is geregeld en of deze overeenkomst een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van die overeenkomst. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht (de zogenoemde Haviltex-norm).
4.7.
De Congregatie c.s. stelt zich op het standpunt dat voorafgaand aan de uitleg van de overeenkomst, de vraag moet worden beantwoord of het Afrika Museum destijds de wil (ex artikel 3:33 BW) had om de AM-collectie in eigendom over te dragen en of NMVW daarop gerechtvaardigd mocht vertrouwen (ex artikel 3:35 BW). Zij verwijst daarbij naar de zogenoemde wilsvertrouwensleer. De rechtbank overweegt dat de Hoge Raad zowel de totstandkoming van een overeenkomst op basis van de wilsvertrouwensleer als de uitleg van wat partijen zijn overeengekomen toetst aan de Haviltexnorm. De Haviltexnorm en de wilsvertrouwensleer zijn door de Hoge Raad vereenzelvigd (zie bijvoorbeeld: Hoge Raad 12 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9243 (
Varde Investments)). De Haviltex-norm is ook van toepassing indien partijen op de tekst van de overeenkomst haaks op elkaar staande bedoelingen en verwachtingen baseren en geen van beider interpretaties aanstonds volstrekt onaannemelijk is (zie bijvoorbeeld: Hoge Raad 13 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3303
(Huwelijksvermogensbestanddelen)).
4.8.
De rechtbank passeert de stelling van NMVW dat de fusieovereenkomst kwalificeert als onderhandse akte in de zin van artikel 156 Rv en op grond van artikel 157 lid 2 Rv tussen NMVW en het Afrika Museum dwingend bewijs oplevert van de daarin vervatte verklaring van het Afrika Museum dat zij de AM-collectie wilde overdragen aan NMVW. Uit de tekst van de overeenkomst blijkt namelijk geen eenduidige en duidelijke wil en deze tekst is voor meerdere uitleg vatbaar.
Totstandkoming en wil partijen
4.9.
De drie musea die zijn gefuseerd, werden en worden gefinancierd door het Rijk. Geruchten over verdere bezuinigingen vanuit het Rijk in 2013/2014 en het aandringen vanuit het ministerie van OCW op verregaande samenwerking hebben tot gesprekken over verdere samenwerking geleid. De bedoeling was dat de musea door kosten te delen, efficiënter zouden kunnen werken. Elk museum wilde wel haar eigen profiel bewaren. Er zijn diverse concepten gewisseld van de overeenkomsten tussen de diverse partijen. Partijen spreken regelmatig over “beheer” en deze term komt ook voor in de diverse concepten en de correspondentie. De rechtbank begrijpt dat hiermee bruikleen wordt bedoeld.
4.10.
In het concept van de fusieovereenkomst van 25 november 2013 (versie 4) wordt uitgegaan van het sluiten van een beheersovereenkomst voor “de collectie van het Afrika Museum”. In die versie wordt geen onderscheid gemaakt tussen verschillende collecties. Kennelijk was in deze fase van de onderhandelingen het uitgangspunt dat de gehele museale collectie, zonder dat dit verder heel precies wordt geduid, in bruikleen zou worden gegeven aan NMVW. Dit wordt ook onderschreven door partijen in deze procedure.
4.11.
Gedurende de onderhandelingen zijn de verschillende onderdelen van de collectie benoemd. In het e-mailbericht van 29 november 2013 wordt een onderscheid gemaakt tussen:
1. de collectie die door de Staat aan het Afrika Museum in bruikleen is gegeven;
2. de collectie die door de Congregatie van de Heilige Geest aan het Afrika Museum in bruikleen is gegeven; en
3. de collectie die in eigendom aan het Afrika Museum toebehoort.
In dit e-mailbericht wordt gesproken van een “(onder)bruikleenovereenkomst”, waaruit kan worden opgemaakt dat de onderdelen van de collectie die al bij het Afrika Museum in bruikleen waren - de collectie van de Staat en de collectie van de Congregatie - in onderbruikleen zouden worden gegeven en dat de collectie in eigendom van het Afrika Museum in bruikleen zou worden gegeven. In het e-mailbericht wordt expliciet verwezen naar het belang van het Afrika Museum bij behoud van de collectie, namelijk in het geval dat de gezamenlijke exploitatie niet succesvol is gebleken en de bruikleenovereenkomst eindigt.
4.12.
In het daaropvolgende concept van de fusieovereenkomst van 13 december 2013 (versie 6) zijn niet alleen de drie hiervoor genoemde collecties overgenomen, (artikel 3.1 onder B), maar worden in artikel 3.1 onder H daarvan onderscheiden de activa die in gebruik zijn in het Afrika Museum. Die laatstgenoemde activa worden in het concept om niet overgedragen. Samengevat volgt daaruit dat op dat moment werd gesproken over het in (onder)bruikleen geven van de gehele museale collectie van het Afrika Museum en dat de overige activa die in gebruik waren in het Afrika Museum om niet zouden worden overgedragen. Die overige activa bevatten dus niet de collectie in eigendom van het Afrika Museum.
4.13.
In het e-mailbericht van 23 december 2013 begint [naam 1] met de opmerking dat het eigendom niet overgaat en de collectie in bruikleen wordt gegeven. Verderop merkt hij op dat hij zich kan voorstellen dat met de AM-collectie op dezelfde wijze wordt omgegaan als de HG-collectie. Daarna beschrijft hij dat de andere twee musea hun collectie inbrengen in de nieuwe stichting, naar later blijkt NMVW, maar dat het Afrika Museum een dergelijke principiële keuze nog niet heeft gemaakt. Anders dan NMVW heeft betoogd, volgt uit dit e-mailbericht niet dat er op dat moment overeenstemming was over eigendomsoverdracht van de AM-collectie. De rechtbank leidt uit dit e-mailbericht juist af dat het Afrika Museum op dat moment niet had gekozen voor overdracht van de collectie in eigendom. Er wordt slechts een suggestie door [naam 1] gedaan, die niet wordt opgevolgd, zoals volgt uit de hierna aangehaalde stukken.
4.14.
De daaropvolgende correspondentie van 27 januari 2014 tussen [naam 3] en [naam 4] gaat over een gesprek dat [naam 3] heeft gehad met [naam 1] en een later gesprek tussen [naam 1] en [naam 4] . Uit de e-mails blijkt dat nog steeds gesproken wordt over het in bruikleen geven van de AM-collectie aan NMVW.
4.15.
Vervolgens zijn de onderhandelingen mede gegaan over de wens van het Afrika Museum om, voor het geval dat NMVW de exploitatie van het museum zou staken, afspraken te maken met als doel dat de Congregatie c.s. de exploitatie van het museum zou kunnen hervatten. Hierover is gesproken in de Stuurgroep blijkens het verslag van 31 januari 2014. Hierop heeft de betrokken advocaat het concept van de overeenkomst diezelfde dag aangepast. Ook is in de Stuurgroep gesproken over een bijzonder deel van de AM-collectie, namelijk dat deel dat door de paters is geschonken aan het Afrika Museum en de notatie AM heeft gekregen. De AM-collectie wordt hier ook de stichtingscollectie genoemd. In de stuurgroep wordt op twee benen gehinkt. Aan de ene kant wordt besproken dat het door de paters geschonken deel van de AM-collectie gevoelsmatig wordt beschouwd als de collectie van de Congregatie en dat betrokkenen zich kunnen voorstellen dat dit deel van de AM-collectie niet in eigendom wordt overgedragen, hetgeen impliceert dat het overige deel van de AM-collectie wel in eigendom wordt overgedragen. Aan de andere kant wordt gesproken over de toevoeging van de AM-collectie aan de rijkscollectie. Hieruit leidt de rechtbank af dat er in de Stuurgroep nog geen overeenstemming was over de eigendom van de AM-collectie na de fusie. In het verslag staat ook dat [naam 3] het het meest logisch zou vinden als de stichtingscollectie wordt overgedragen aan het Rijk. Dit is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concreet om van wilsovereenstemming te spreken, zeker in het licht van hetgeen daarna tussen partijen is uitgewisseld.
4.16.
Bij de stukken zit ook het verslag van de (toen nog te vormen) Raad van Toezicht van de nieuwe museumstichting van 3 februari 2014. Onder 2.15 is een stuk geciteerd over wat [naam 1] daar heeft gezegd. Hij maakt onderscheid tussen de HG-collectie én de schenkingen van de paters met AM-notatie enerzijds en de rest van de AM-collectie (stichtingscollectie) anderzijds. Uit het stuk kan de rechtbank niet afleiden dat er tussen partijen overeenstemming bestond over de eigendomsoverdracht van de rest van de AM-collectie nu het stuk op dit punt niet meer bevat dan wat [naam 1] heeft gezegd.
4.17.
Dat daarover op dat moment geen overeenstemming bestond, blijkt eens te meer uit het concept van de fusieovereenkomst van enkele dagen daarna. In dit concept van 10 februari 2014 (versie 8) staat nog steeds opgenomen dat er een beheersovereenkomst - lees bruikleen - wordt gesloten voor de collectie van het Afrika Museum bestaande uit (i) door de Congregatie aan het Afrika Museum in bruikleen is gegeven en (ii) in eigendom van het Afrika Museum zelf is. De rechtbank begrijpt dat het hier gaat om de gehele museale collectie, dus zowel die met HG-notatie als die met AM-notatie. Er staat nog bij opgemerkt dat er een regeling moet worden toegevoegd over het collectiedeel dat eigendom is van de Staat.
4.18.
In een later concept van de fusieovereenkomst van 24 maart 2014 (versie 9.2) wordt in artikel 4.1 onder F een andere opsomming gebruikt voor wat er onder bruikleen valt:
- De oorspronkelijke collectie van de Congregatie zoals deze in bruikleen is gegeven aan het Afrika Museum in 1956.
- De voorwerpen die daar later door de Congregatie aan zijn toegevoegd.
- De voorwerpen die door verscheidene paters van de Congregatie aan het Afrika Museum zijn geschonken en gelegateerd.
Er wordt dus onderscheid gemaakt tussen enerzijds de HG-collectie die in bruikleen is gegeven aan het Afrika Museum en de voorwerpen die door de paters aan het Afrika Museum zijn geschonken en gelegateerd. Hierbij wordt verwezen naar bijlage 9, dat is uiteindelijk de bruikleenovereenkomst. Ondanks de uitgebreidere bewoordingen in dit concept, lijkt er niet iets anders te zijn bedoeld dan de gehele museale collectie, dus zowel met HG- als AM-notatie. Toegevoegd is een bepaling, artikel 4.1 onder H, over wat door het Afrika Museum aan NMVW wordt overgedragen. Dit zijn alle andere activa en passiva van het Afrika Museum dan die bedoeld zijn in bijlage 9 en die zijn aangeduid in bijlage 11. Gelet op het gebruik van de term “overdragen” en het onderscheid dat gemaakt wordt met de bepaling over bruikleen, gaat de rechtbank ervan uit dat met “overdragen” gedoeld wordt op eigendomsoverdracht. Dit is ook een gangbare betekenis. Tussen partijen is niet in geschil dat bijlage 11 een inventarislijst is. De rechtbank leidt hieruit af dat partijen de bedoeling hadden de inventaris van het Afrika Museum in eigendom over te dragen.
4.19.
Uit het voorgaande blijkt niet van een kentering begin 2014, waarna de Congregatie c.s. alsnog zou hebben besloten om de AM-collectie om niet over te dragen aan NMVW. NMVW heeft ter zitting desgevraagd ook niet kunnen aangeven om welke reden deze kentering zou hebben plaatsgevonden en waaruit deze kentering blijkt.
4.20.
Pas in het concept van de fusieovereenkomst van 30 maart 2024 wordt door [naam 1] aan artikel 4.1 onder H van het concept van de fusieovereenkomst een zinssnede toegevoegd waarop NMVW baseert er overeenstemming tussen partijen bestaat strekkende tot de eigendomsoverdracht van de AM-collectie. De rechtbank gaat hier niet in mee. Hiertoe is redengevend dat dit zo’n grote verandering is ten opzichte van de bedoeling van partijen zoals blijkt uit de hiervoor aangehaalde stukken, dat het in de lijn der verwachting zou liggen dat daarover tussen het concept van 24 maart 2014 en dit concept van zes dagen later, uitvoerig zou zijn gesproken en geschreven. Echter, daarvan is niet gebleken. Dit concept is door [naam 1] verstuurd zonder dat in het begeleidende
e-mailbericht of in het concept is stilgestaan bij de inhoudelijke wijziging. [naam 1] merkt in het begeleidende e-mailbericht juist op dat er overeenstemming is “over de bruikleen AM”. Uit de hiervoor besproken stukken en verdere gang van zaken kan de rechtbank niet afleiden dat er tussen partijen wilsovereenstemming bestond over het in eigendom overdragen van de AM-collectie. De toegevoegde zinssnede duidt mogelijk op de objecten die met SVCN gelden zijn aangekocht. Immers, die zijn van bruikleen uitgezonderd. Voor de beslissing in deze zaak is dat echter niet verder van belang.
4.21.
Kortom: uit de totstandkoming van de overeenkomsten volgt niet dat de wil van de Congregatie c.s. erop gericht was om (een deel van) de AM-collectie in eigendom over te dragen aan NMVW. NMVW heeft hierop ook niet gerechtvaardigd mogen vertrouwen gelet op de totstandkomingsgeschiedenis en consistent geuite bedoeling van de Congregatie c.s. om de kunstcollectie in bruikleen te geven. Dat geen eigendomsoverdracht van de AM-collectie is overeengekomen, volgt ook uit tekst van de samenhangende overeenkomsten, zoals de rechtbank hierna verder zal uiteenzetten.
Tekst gesloten overeenkomsten
4.22.
Dat partijen hebben beoogd om de gehele museale collectie van het Afrika Museum - met uitzondering van de collectie Valk, het beeld van Cornelius Rogge en de met SVCN-gelden verworven objecten - in bruikleen te geven aan NMVW vindt steun in de tekst van de gesloten bruikleenovereenkomst. Immers hierin staat opgesomd dat de bruikleen omvat:
de oorspronkelijke collectie van de Stichting Congregatie van de Heilige Geest zoals deze in bruikleen is gegeven aan de Stichting Afrika Museum in 1956;
de voorwerpen die daar later door de Congregatie van de Heilige Geest aan zijn toegevoegd; en
de voorwerpen die door verscheidene paters van de Congregatie van de Heilige Geest aan de Stichting Afrika Museum zijn geschonken en gelegateerd;
en dat van de bruikleen is uitgesloten:
de voorwerpen uit de Rijkscollectie die bij de overige Rijkscollecties in het beheer van de bruikleennemer worden gevoegd; en
de voorwerpen verworven met steun van de Stichting Volkenkundige Collectie Nederland.
Bij de objecten die van bruikleen zijn uitgesloten staat niet dat een deel van de AM-collectie ook is uitgesloten. Gesteld noch gebleken is dat de AM-collectie meer omvat dat uit hetgeen van de paters afkomstig was en hetgeen met SVCN gelden is verkregen. Dat het niet meer omvat dan dit, vindt steun in de e-mail van 27 januari 2014 van [naam 3] waarin zij schrijft: “
We krijgen dan de volgende collectie-onderdelen: HG (eigendom congregatie); rijkscollectie (Valk); collectie AM; deelcollectie AM (SVCN gesubsidieerde aankopen).”Uit de bruikleenovereenkomst volgt dat het deel dat afkomstig is van de paters, in bruikleen is gegeven en het deel dat is verworven met steun van SVCN niet.
4.23.
In de bruikleenovereenkoms
tis opgenomen: “
AM aan NMVW geeft om niet in bruikleen de objecten zoals opgenomen en compleet beschreven in de als bijlage A bij die overeenkomst gevoegde lijst (…)” . Nu bijlage A ontbreekt en partijen twisten over wat bijlage A behelst, biedt dit geen aanknopingspunten voor de uitleg van deze overeenkomst.
4.24.
De tekst van de bruikleenovereenkomst sluit aan bij de tekst opgenomen in de considerans van de gesloten overeenkomst. In de overeenkomst is expliciet opgenomen dat het Afrika Museum de AM-collectie (aangeduid als museale collectie van het AM) vanaf het moment van de fusie in beheer geeft bij NMVW, zoals vastgelegd in de beheerovereenkomst tussen AM en NMVW. Ook de tekst van de overeenkomst ondersteunt zodoende het standpunt van de Congregatie c.s. dat de gehele museale collectie van het Afrika Museum, waaronder de AM-collectie, in bruikleen is gegeven en niet in eigendom is overgedragen.
4.25.
Daarop sluit tot slot ook aan de tekst van de fusieovereenkomst in artikel 4.1 onder F inhoudende dat NMVW en het Afrika Museum een (onder)bruikleenovereenkomst sluiten met betrekking tot i) de oorspronkelijke collectie van de Congregatie zoals deze in bruikleen is gegeven aan het Afrika Museum in 1956, maar ook ii) de voorwerpen die daar later door de Congregatie aan zijn toegevoegd en iii) de voorwerpen die door de paters aan het Afrika Museum zijn geschonken en gelegateerd, zoals opgenomen in Bijlage 9. Zoals hiervoor vermeld, verwijst Bijlage 9 naar de bruikleenovereenkomst. Hetgeen genoemd staat onder i) en iii) omvat, anders dan NMVW heeft betoogd, zowel de HG-collectie als de AM-collectie. Immers, de paters hebben een deel van hun verzameling in eigendom behouden en die objecten hebben de HG-notatie gekregen en een deel van hun verzameling geschonken aan het Afrika Museum welk deel de AM-notatie heeft gekregen. Ook uit deze tekst volgt dus dat beoogd is zowel de HG-collectie als de AM-collectie in bruikleen te geven aan NMVW.
4.26.
Aan deze conclusie doet niet af dat in artikel 11 van de fusieovereenkomst een exitregeling is opgenomen, waarin wordt genoemd de (terug)overdracht van de collectie van het Afrika Museum. Het enkele feit dat een dergelijke bepaling is opgenomen, leidt niet tot de conclusie dat daadwerkelijk een deel van de collectie van het Afrika Museum in eigendom is overgedragen. Ook de laatste zin van lid 3 van artikel 11, waarin staat dat als overleg tussen partijen niet tot een overeenstemming leidt, de oplossing niet door een rechter kan worden opgelegd, doet hier niet aan af. NMVW heeft in deze zaak geen bevoegdheidsincident opgeworpen, maar inhoudelijk verweer gevoerd. Ook heeft zij zowel mondeling als schriftelijk toegezegd ieder gebod dat de rechtbank haar oplegt naar volle vermogen en volledig te zullen nakomen. Daaruit maakt de rechtbank op dat zij niettegenstaande dit artikel, geschilbeslechting door de rechtbank wenst.
Gedragingen nadien
4.27.
NMVW wijst nog op gedragingen van partijen nadien, in het bijzonder gedragingen aan de zijde van haarzelf. Zo heeft NMVW enkel voor de HG-collectie een verzekering afgesloten onder de bruikleenovereenkomst en rapporteerde zij alleen over die collectie aan CHG. Niet gesteld of gebleken is dat deze gedragingen vanuit NMVW afkomstig zijn van personen betrokken bij de totstandkoming van de overeenkomst en zodoende tot ondersteuning kunnen leiden van de bedoeling/wil van partijen bij het sluiten van de overeenkomst. NMVW mocht op basis van deze verklaringen/gedragingen er ook niet redelijkerwijs op vertrouwen dat de AM-collectie was overgedragen. Het betroffen eenzijdige handelingen vanuit NMVW.
4.28.
NMVW verwijst ook naar een verklaring van [naam 7] (destijds CHG) in een e-mailbericht van 16 april 2021. [naam 7] heeft ter zitting toegelicht dat hij pas vanaf 2018 was betrokken bij CHG en dat ten tijde van het sluiten van de overeenkomsten [naam 3] was betrokken. Zij deed de onderhandelingen. Ook op basis van zijn verklaring mocht NMVW er niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat de
AM-collectie was overgedragen. Om diezelfde reden kan evenmin een verklaring vanuit de Staat tot ondersteuning van het standpunt van NMVW leiden. De Staat was niet betrokken bij het sluiten van de overeenkomsten.
4.29.
Tot slot verwijst NMVW naar het biedboek dat CHG in 2019 heeft samengesteld voor de verkoop van het gehuurde museumgebouw met omliggende grond en haar collecties, waarin de AM-collectie niet is opgenomen. De Congregatie c.s. heeft toegelicht dat de reden om alleen de HG-collectie op te nemen in het biedboek was gelegen in het feit dat die de meest courante objecten omvatten. Dit is niet weersproken. Ook hieruit kan niet worden afgeleid dat de AM-collectie in eigendom was overgedragen.
4.30.
De rechtbank merkt op dat de enkele verklaring van [naam 1] die is overgelegd en die hij heeft gegeven in het kader van deze procedure ter onderbouwing, onvoldoende is ter weerlegging. De rechtbank weegt mee dat [naam 1] een belang heeft als (toenmalig) directeur van NMVW. Daarbij komt dat [naam 1] heeft verklaard dat “
van het begin uitdrukkelijk de bedoeling was de zogenoemd AM-collectie als activa in te brengen in het NMVW” en de hiervoor aangehaalde totstandkomingsgeschiedenis haaks staat op die verklaring. Bovendien blijkt daaruit ook niet de bedoeling aan de zijde van het Afrika Museum om de AM-collectie over te dragen.
Tussenconclusie
4.31.
In het licht van het voorgaande is de stelling van de Congregatie c.s. dat de AM-collectie (met genoemde uitzonderingen) in bruikleen is overgedragen en zij eigenaar van deze collectie is gebleven onvoldoende gemotiveerd betwist. Van NMVW had mogen worden verwacht dat zij haar verweer nader zou onderbouwen, bijvoorbeeld door het overleggen van een verklaring van [naam 3] die destijds als directeur van het Afrika Museum betrokken was bij de fusie. Weliswaar rust op de Congregatie c.s. de stelplicht en bewijslast van de stellingen waarvan zij de rechtsgevolgen inroept, maar niet in geschil is dat NMVW [naam 3] , onder verwijzing naar haar geheimhoudingsplicht in het kader van een met haar gesloten vaststellingsovereenkomst, heeft belet een schriftelijke verklaring aan Congregatie c.s. te verstrekken over de gang van zaken met betrekking tot de fusie. NMVW was dus de partij die een verklaring van [naam 3] had kunnen inbrengen. Kennelijk om haar moverende redenen heeft zij dat niet gedaan. De rechtbank komt tot de slotsom dat partijen hebben beoogd om de gehele museale collectie van het Afrika Museum in bruikleen over te dragen (waarbij de uitzonderingen staan genoemd in de bruikleenovereenkomst).
4.32.
De Congregatie c.s. vordert naast afgifte van de AM-collectie tevens afgifte van de (overige) roerende zaken. De daartoe strekkende vorderingen zal de rechtbank nu bespreken.
(overige) roerende zaken
4.33.
Partijen hebben in de onderhandelingen en in de processtukken de focus gelegd op de museale collectie. De reden hiervoor zal naar alle waarschijnlijkheid zijn dat dit de zaken van waarde zijn. Er zijn echter meer zaken die NMVW na de fusie in gebruik heeft genomen, zoals de bibliotheek, etnografieën en foto’s. De Congregatie c.s. heeft haar vordering onderverdeeld in verschillende categorieën:
- De AM-collectie, vorderingen a en b zoals hiervoor besproken.
- Verschillende foto’s, boeken, etnografica, etc., aangeduid als overige roerende zaken, vorderingen a en b.
- Alle roerende zaken, vordering c.
Er bestaat tussen partijen geen duidelijkheid over hetgeen tot welke categorie behoort. De rechtbank zal ter voorkoming van executieproblemen een onderscheid maken tussen de verschillende categorieën.
4.34.
Wat Congregatie c.s. verstaat onder overige roerende zaken staat opgesomd in randnummer 131. Zij meent dat alleen dat deel dat op bijlage 11 staat, in eigendom is overgedragen aan NMVW op grond van artikel 4.1 onder H van de fusieovereenkomst. Objecten die niet in bijlage 11 genoemd staan, zijn niet in eigendom overgedragen, aldus de Congregatie c.s. Ter zitting is ook productie 62 besproken; dit zijn volgens de Congregatie c.s. de overige roerende zaken die in bruikleen zijn gegeven.
4.35.
NMVW voert aan dat de overige roerende zaken op grond van de fusieovereenkomst in eigendom zijn overgedragen aan haar. Artikel 4.1 onder H bevat volgens haar een cumulerende opsomming van de in eigendom over te dragen zaken:
- De bestanddelen met de museumregistratie AM.
- Alle activa en passiva van het Afrika Museum minus de HG-collectie.
- De activa en passiva die zijn aangeduid in bijlage 11.
- De activa en passiva die duidelijk zijn gerelateerd aan de exploitatie van het Afrika Museum, maar niet zijn opgenomen in bijlage 11.
4.36.
De Congregatie c.s. vordert verder teruggave van alle roerende zaken die ten tijde van de fusie aan NMVW in gebruik zijn gegeven en niet in eigendom aan NMVW zijn overgedragen. Dit is verder niet gespecificeerd. NMVW voert aan dat zij niet weet waar de Congregatie c.s. op doelt. Ter zitting heeft NMVW dit aangevuld met het standpunt dat zij een groot deel van de educatieve collectie en de inventaris niet kan teruggeven, omdat die deels versleten en deels kwijt is. Over de bibliotheek merkt zij op dat deze is samengevoegd met die van NMVW zelf en daarbij diverse boeken/tijdschriften zijn ontdubbeld.
4.37.
Van belang is dat de kantonrechter reeds geoordeeld heeft over enkele onroerende zaken. NMVW noemt het kinderbeeldenbos, de gebouwen met beschilderingen en het Legba-altaar als voorbeeld. Die blijven daarom buiten deze beoordeling voor zover ze nog zouden vallen onder de vordering. Vast staat dat bij de fusie geen lijst is opgemaakt van wat er precies aanwezig was en wat er precies aan NMVW is gegeven. Ook is ter zitting gebleken dat productie 62 niet overeen komt met randnummer 131 van de dagvaarding en blijkens de verklaring van de Congregatie c.s. ter zitting is opgesteld aan de hand van foto’s en het geheugen. Dat maakt productie 62 weinig betrouwbaar en dat maakt het lastig om precies te duiden wat er in bruikleen is gegeven / in eigendom is overgedragen. De rechtbank overweegt dat de geest van de overeenkomst was dat de Congregatie c.s. in bruikleen gaf de museale collectie (waarbij de uitzonderingen staan genoemd in de bruikleenovereenkomst) en alle aanverwante zaken (zoals de bibliotheek, etnografieën en foto’s.). De rechtbank wijst de verklaring voor recht en afgifte van deze zaken toe. Daarnaast was het de geest van de overeenkomst om NMVW in staat te stellen om na de fusie het museum te exploiteren. Al het andere, zoals inventaris en daaraan verwante zaken - NMVW noemt spijkers, schroeven, plantenbakken en noppenfolie als voorbeelden - zijn daartoe in eigendom overgedragen door het Afrika Museum aan NMVW. De rechtbank wijst de vordering af voor zover deze ziet op de inventaris en daaraan verwante zaken, waaronder de educatieve collectie nu die niet langer kan worden teruggegeven gelet op de onbetwiste stellingen van NMVW.
Verklaring over legaten
4.38.
De Congregatie c.s. vordert inzage in alle legaten die NMVW heeft ontvangen na
1 april 2014, zodat zij kan vaststellen of daar legaten tussen zitten waarop NMVW onterecht aanspraak heeft gemaakt. Zij baseert dit recht op inzage op artikel 834a Rv.
4.39.
NMVW voert als verweer dat de vordering van de Congregatie c.s. niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 843a Rv, nu zij niet beschikt over een bestaand document waarin de legaten staan opgesomd. Daarnaast is de Congregatie c.s. geen partij bij deze legaten en kan zij ook om die reden geen inzage vorderen. Tot slot ontbreekt een belang bij de vordering. Ter zitting heeft NMVW toegelicht dat zij geen legaten heeft ontvangen vanaf 1 april 2014 die zijn bedoeld voor SAC en dat deze informatie bovendien is terug te vinden in de jaarstukken.
4.40.
Het recht op inzage op grond van artikel 843a Rv kan worden toegewezen als aan de volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan:
de vordering heeft betrekking op bepaalde bescheiden;
NMVW heeft de bescheiden ter beschikking of onder zijn berusting;
de bescheiden hebben betrekking op een rechtsbetrekking waarbij de Congregatie c.s. partij is; en
de Congregatie c.s. heeft een rechtmatig belang.
4.41.
Aan deze voorwaarden is niet voldaan. NMVW voert (onweersproken) als verweer dat zij niet beschikt over een dergelijk document, waarin de legaten staan opgesomd vanaf
1 april 2014. Artikel 843a Rv biedt geen grondslag voor afgifte of inzage in een nog niet bestaand document c.q. overzicht. Evenmin is voldaan aan het criterium dat de bescheiden betrekking moeten hebben op een rechtsbetrekking waarbij de Congregatie c.s. partij is en heeft de Congregatie c.s. onvoldoende gemotiveerd gesteld dat zij een rechtmatig belang heeft, nu zij niet heeft weersproken dat de informatie ook op een andere wijze kan worden verkregen.
4.42.
De rechtbank wijst de vordering op inzage af.
Dwangsommen
4.43.
De Congregatie c.s. vordert toewijzing van de vordering onder oplegging van een dwangsom. NMVW heeft bij conclusie van antwoord en ter zitting toegelicht dat zij medewerking zal verlenen aan de uitvoering van een gerechtelijke beslissing. De rechtbank heeft geen aanleiding om daaraan te twijfelen en zal daarom aan de toegewezen vordering geen dwangsommen verbinden.
Uitvoerbaarheid bij voorraad en de termijn voor afgifte
4.44.
De Congregatie c.s. vordert dat het vonnis uitvoerbaarheid bij voorraad wordt verklaard. NMVW concludeert dat dit moet worden afgewezen.
4.45.
Als maatstaf bij de beoordeling van een vordering tot uitvoerbaarheid bij voorraad wordt aansluiting worden gezocht bij de rechtspraak over artikel 234 Rv. Uitgangspunt is dat een veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn.
4.46.
NMVW heeft verwezen naar een bericht tussen CHG en het Ministerie van OC&W, waarin staat vermeld dat een verzoek om subsidie (van 26 november 2020) voor het Afrika Museum is afgewezen. De rechtbank leidt – anders dan NMVW betoogt – hieruit niet af dat de Congregatie c.s. niet over de middelen zou beschikken om de collectie van het Afrika Museum verantwoord/goed te onderhouden of op te slaan. Evenmin volgt de rechtbank NMVW in het standpunt dat de Congregatie c.s. geen belang zou hebben (hangende hoger beroep) bij de collectie. Ter zitting heeft de Congregatie c.s. te kennen gegeven dat zij voornemens is de exploitatie van het museum te hervatten. Dit belang weegt zwaarder dan het door NMVW aangevoerde belang bij het bij elkaar houden van de collectie. Gelet op het voorgaande heeft NMVW onvoldoende onderbouwd gesteld waarom in dit geval (gelet op de belangen van partijen) van het hiervoor aangehaalde uitgangspunt van uitvoerbaarheid bij voorraad hangende hoger beroep moet worden afgeweken.
4.47.
Dit vonnis zal gezien het voorgaande, in het geheel uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. De rechtbank zal afgifte van de zaken toewijzen vanaf 1 februari 2025. De rechtbank is van oordeel dat NMVW daarmee voldoende tijd heeft om aan het vonnis te voldoen.
CHG dan wel SAC
4.48.
De Congregatie c.s. vordert primair dat CHG eigenaar is van de AM-collectie en subsidiair SAC. NMVW heeft in deze procedure voor de rechtbank geen expliciet verweer gevoerd ten aanzien van de stelling dat als sprake is van eigendom, CHG primair eigenaar is. De rechtbank zal als (onbetwist) toewijzen dat CHG eigenaar is van de museale collectie en daaraan verwante zaken.
proceskosten
4.49.
NMVW is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de Congregatie c.s. worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
109,33
- griffierecht
1.384,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.899,33
4.50.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat CHG eigenaar is van de museale collectie van het Afrika museum, waaronder de AM-collectie, met uitzondering van de collectie Valk, het beeld van Cornelius Rogge en de met SVCN-gelden verworven objecten, en met inbegrip van de aan de museale collectie verwante zaken zoals bedoeld onder 4.37,
5.2.
veroordeelt NMVW tot afgifte van de onder 5.1. bedoelde objecten, uiterlijk op 1 februari 2025,
5.3.
veroordeelt NMVW in de proceskosten van € 2.899,33, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als NMVW niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt NMVW tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer, mr. S.J. Peerdeman en mr. R.D. Leen en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024.

Voetnoten

1.De Rijkscollectie is een verzamelnaam van alle culturele stukken en collecties die eigendom zijn van de Staat of waarvan de zorg aan de Staat is toevertrouwd (zonder eigenaar te zijn).