ECLI:NL:RBGEL:2024:8963

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
05.183697.24.vs
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 27-jarige man voor meerdere inbraken en pogingen tot inbraak met oplegging van een ISD-maatregel

Op 22 november 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 27-jarige man, die werd beschuldigd van drie inbraken en twee pogingen tot inbraak. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar. De zaak kwam aan het licht na meerdere meldingen van inbraken in verschillende bedrijven, waarbij de verdachte telkens op camerabeelden werd herkend door verbalisanten. De rechtbank oordeelde dat de herkenningen betrouwbaar waren, gezien de eerdere contacten van de verbalisanten met de verdachte en de specifieke kenmerken die zij noemden. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks vermogensdelicten, wat leidde tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de problematiek van de verdachte, waaronder LVB-problematiek en een middelenverslaving, en heeft geconcludeerd dat een onvoorwaardelijke ISD-maatregel noodzakelijk is om recidive te voorkomen. Daarnaast zijn vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente, en is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05.183697.24, 05.186998.24 (gev. ttz.), 05.200738.24 (gev. ttz.)
Datum uitspraak : 22 november 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1997 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode 1] in [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de PI [verblijfplaats] , [adres 2] , [postcode 2] te [verblijfplaats]
raadsman: mr. S.Ph.Chr. Wester, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 05.183697.24
1.
hij op of omstreeks 4 juni 2024 te [plaats] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meerdere goederen, die ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming
- een (bak)steen, althans een voorwerp, in de richting van en/of tegen de voordeur en/of de ruit van de voordeur en/of de voorgevel heeft gegooid en/of
- een of meerdere malen in de richting van en/of tegen de voorgevel en/of voordeur heeft getrapt en/of geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 juni 2024 te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een voordeur en/of een ruit van een voordeur en/of een voorgevel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 16 mei 2024 te [plaats] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meerdere goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
- een of meerdere malen tegen de (voor)deur en/of het raam heeft getrapt en/of geduwd
- een (zwaar) voorwerp tegen en/of in de richting van de ruit van de deur en/of de deur heeft gegooid
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 mei 2024 te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een (voor)deur en/of een (voor)deur en/of een raam, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 18 april 2024 te [plaats] , althans in Nederland, een kassalade met een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 april 2024 te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk, een deur, in elk geval enig goed dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
4.
hij op of omstreeks 3 februari 2024 te [plaats] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een kassalade met een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 februari 2024 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een kassalade met een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn//hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming
- een zwerfkei, althans een (zwaar) voorwerp, in de richting van en/of tegen de ruiten heeft gegooid en/of
- een of meerdere malen in de richting van en/of tegen de tussendeur heeft getrapt en/of geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen:
hij op of omstreeks 3 februari 2024 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere ruiten en/of een stoel en/of een deur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Parketnummer 05.186998.24
hij, op of omstreeks 25 oktober 2023 te [plaats] , goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Parketnummer 05.200738.24
hij, op of omstreeks 25 februari 2024 te [plaats] goederen (te weten een scooter en een helm), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle ten laste gelegde feiten onder alle parketnummers. Voor zover een primair/subsidiaire/meer subsidiaire variant ten laste is gelegd, is de officier van justitie van mening dat steeds de primaire variant wettig en overtuigend bewezen is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten 1, 2 en 3 onder parketnummer 05.183967.24 en de feiten onder de parketnummers 05.186998.24 en 05.200738.24 vanwege het ontbreken van voldoende wettig en/of overtuigend bewijs. De raadsman meent dat de herkenning van verdachte steeds onvoldoende specifiek en daardoor onbetrouwbaar is. Ook zijn de camerabeelden van te lage kwaliteit en onvoldoende duidelijk of komen de gelaatskenmerken onvoldoende naar voren om verdachte te kunnen herkennen. Daarom moeten enkele processen-verbaal die zien op herkenning van verdachte worden uitgesloten van het bewijs.
Met betrekking tot parketnummer 05.200738.24 heeft de raadsman zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de herkenning 12 tot 15 uren na de diefstal heeft plaatsgevonden. Dit bewijst niet dat verdachte de bromfiets heeft gestolen.
Ten aanzien van feit 4 van parketnummer 05.183967.24 heeft de raadsman bepleit dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het medeplegen, maar dat wel bewezen kan worden dat verdachte dit feit in zijn eentje heeft gepleegd.
Beoordeling door de rechtbank
Algemene overweging met betrekking tot herkenningen
De rechtbank overweegt dat verschillende elementen een rol spelen bij een herkenning, waarbij steeds sprake is van een ‘holistisch’ proces, dat naar zijn aard moeilijk in objectief verifieerbare elementen is op te delen. Een van de factoren die de betrouwbaarheid van een herkenning positief kan beïnvloeden, is de mate van bekendheid met de waargenomen persoon. Hoe meer men van de betrokken persoon een beeld heeft, des te minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Daarbij geldt dat de op basis van uiterlijke kenmerken gebaseerde kennis waardevoller is, als deze is ontstaan en gevormd bij ontmoetingen in persoon, dan wanneer deze van een foto of andere beelden afkomstig is.
Bij de beoordeling of de rechtbank in de nu voorliggende zaken een herkenning voldoende betrouwbaar acht, speelt een doorslaggevende rol hoe specifiek de herkenning is omschreven door de verbalisant.
Ten aanzien van parketnummer 05.183697.24 [1]
Feit 1: [slachtoffer 1]
Aangever [aangever 1] heeft verklaard dat hij op 4 juni 2024 om 03:26 gebeld werd door de alarmcentrale met het bericht dat er een alarmmelding was van de entree van zijn bedrijf ‘ [slachtoffer 1] ’. Hij ging daarop gelijk naar deze wijnhandel, gevestigd aan de [adres 3] te [plaats] . Hij zag dat geprobeerd was de deur te forceren en dat er breuken in het glaskozijn van de deur zaten. [2] Aangever [aangever 1] had toegang tot zijn camerabeelden en heeft deze samen met de ter plaatse gekomen verbalisanten bekeken.
Op de beelden van 4 juni 2024 is te zien dat een persoon eerst even heen en weer loopt over het trottoir en om 03:22:49 uur een trap met zijn rechtervoet tegen de voorzijde van de winkel geeft. De persoon heeft op dat moment een baksteen in zijn rechterhand vast. Om 03:23:03 uur pakt de persoon de baksteen met zijn beide handen vast, draait weg van de voorgevel en maakt dan een slingerende beweging met de baksteen richting de voorgevel. Verbalisant ziet dat de persoon de baksteen tegen de voorgevel gooit en vervolgens tegen de voorgevel duwt. De persoon loopt daarna weg en gooit dan opnieuw met de baksteen tegen de voorgevel van de winkel. De persoon trapt nogmaals met zijn rechtervoet tegen de voorgevel en beukt daarna met kracht met zijn linkerschouder tegen de voorgevel. De persoon draagt een lichtkleurig trainingspak met op de linkerborst een logo van het merk ‘Under Armour’ en zwarte badslippers met witte letters van het merk ‘Versace Jeans Couture’. [3]
Verbalisant [verbalisant 1] herkende de man op de bewegende beelden ambtshalve als [verdachte] (verdachte). Hij herkende verdachte aan zijn modus operandi. Hij heeft meerdere inbraken van verdachte gezien, waarbij verdachte tegen de deur trapt en beukt. Verdachte heeft vaker op gedeelde beelden gestaan van strafbare feiten die gepleegd waren in het centrum van [plaats] . [verbalisant 1] herkende verdachte verder aan zijn algehele voorkomen, licht getinte uiterlijk, manier van lopen, magere postuur, lengte, soort kleding en gelaat. [verbalisant 1] is vaker met verdachte in aanraking gekomen bij aanhoudingen en staandehoudingen. Verdachte heeft ook meerdere keren in de dienstbriefing gestaan. [4]
[verbalisant 1] wist ambtshalve dat [verdachte] verblijft bij zijn moeder aan de [adres 4] te [plaats] en de verbalisanten zijn daar diezelfde nacht nog heen gegaan. Daar troffen zij verdachte aan die zich achter een deur in de woonkamer had verstopt. Verder troffen zij een paar badslippers met in witte letters het opschrift ‘Versace Jeans Couture’ aan en een trainingsjack met op de linkerborst een logo van ‘Under Armour’, beige van kleur. Verbalisanten herkenden de trainingsjas als zijnde de trainingsjas die de verdachte droeg tijdens de poging tot inbraak bij de wijnhandel. Dit was grofweg twee uur na de poging inbraak. [5]
De rechtbank overweegt dat uit de aangifte en de beschrijving van de camerabeelden naar voren komt dat geprobeerd is in te breken bij wijnhandel ‘ [slachtoffer 1] ’. De rechtbank merkt verdachte aan als pleger van deze poging inbraak. De rechtbank acht de herkenning door [verbalisant 1] namelijk betrouwbaar omdat deze voldoende concreet en specifiek is en [verbalisant 1] verdachte herkende van recente eerdere aanhoudingen en staande houdingen. De rechtbank ziet daarom geen enkele aanleiding de herkenning van het bewijs uit te sluiten. Daar komt bij dat de genoemde badslippers en het trainingsjack door de verbalisanten werden herkend als zijnde kledingstukken die gedragen werden door de persoon op de camerabeelden en die kort na het voorval nabij verdachte werden aangetroffen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Feit 2: [slachtoffer 2]
Aangeefster [aangever 2] is eigenaresse van [slachtoffer 2] , gelegen aan de [adres 5] in [plaats] . Op 16 mei 2024 heeft een medewerkster telefonisch contact gehad met de politie, waarna haar werd verteld dat er gepoogd was in te breken in het genoemde pand. Daarbij is er schade aangericht: van een glazen ruit in de deur van het pand is de buitenste laag gebroken. Daarnaast zit er een barst in het raam naast de deur. [6]
Op de camerabeelden van 16 mei 2024 van het bedrijf is de ingang van de kapsalon te zien. Te zien is dat een man om 06:55:34 uur enkele keren tegen de glazen deur aan trapt. De man loopt daarna weg en wanneer hij om 06:57:50 uur weer terugkomt gooit hij meerdere stenen tegen de glazen deur aan. Er klinkt glasgerinkel en er zijn sterren te zien in de glazen deur. De man beukt daarna met zijn bovenlichaam tegen de glazen deur. Verbalisant ziet dat er dubbel glas in de glazen deur zit, dat er glas op de grond valt en dat de eerste laag glas van de deur kapot is. [7]
Op basis van deze beelden heeft er een herkenning plaatsgevonden door verbalisant [verbalisant 2] . Hij kreeg een mail met de titel ‘Herkenning [nummer] ’. Nog voor hij enige tekst zag, zag hij een grote foto van een persoon, die hij direct en zonder enige twijfel herkende als verdachte [verdachte] . [verbalisant 2] beschrijft dat hij verdachte herkende aan de vorm van zijn lippen, de stand van zijn ogen en zijn gezichtsbeharing. In de drie en een half jaar tijd dat hij werkzaam is in het gebied van [plaats] heeft [verbalisant 2] veelvuldig contact gehad met verdachte, waaronder vele aan- en staandehoudingen. [8]
De rechtbank komt tot de conclusie dat verdachte de man op de camerabeelden is, die probeert in te breken. Door [verbalisant 2] zijn specifieke onderscheidende persoonskenmerken gegeven zoals hierboven benoemd. Bovendien heeft [verbalisant 2] veelvuldig contact gehad met verdachte, waaronder in het kader van vele relatief recente aan- en staandehoudingen. De rechtbank acht de gedane herkenning concreet en specifiek en daarmee betrouwbaar, zodat deze voor het bewijs gebruikt wordt.
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 2 primair ten laste gelegde poging tot inbraak bij [slachtoffer 2] .
Feit 3: [slachtoffer 3]
Aangever [aangever 3] is eigenaar van [slachtoffer 3] , gelegen aan de [adres 6] in [plaats] . [aangever 3] zag op 18 april 2024 dat de deur van zijn winkel op een kier stond. Aan de deur was schade toegebracht, het onderste slot was uitgebroken. De kassalade was uit het pand weggenomen, inclusief het geldbedrag dat daarin zat. [9]
Op de camerabeelden die gemaakt zijn in de straat [adres 7] in [plaats] , met zicht op de [adres 6] aldaar [10] , is vanaf 03:03:26 uur te zien dat een manspersoon enkele trappen met zijn rechterbeen tegen een deur geeft. De deur gaat bij de laatste trap om 03:03:42 uur open en de man betreedt het pand. Om 03:04:10 uur komt de man weer naar buiten met vermoedelijk een kassa in zijn handen. [11]
Verbalisant [verbalisant 3] ontving een aandachtvestiging welke videobeelden bevatte; daarvan is 1 still gemaakt. Aan de hand hiervan heeft [verbalisant 3] de persoon herkend als zijnde verdachte. [verbalisant 3] kent verdachte erg goed vanuit zijn werk op straat als politieagent. Hij heeft meerdere malen contact met hem gehad, onder andere in verband met controles, laatstelijk op 5 november 2023. [verbalisant 3] herkende verdachte aan het totaalbeeld van zijn kenmerken, te weten zijn gezicht, kleding en zijn loopje. Het loopje beschrijft [verbalisant 3] als een ‘stoer loopje’. Tevens noemt hij als herkenningspunten de pet die verdachte wat scheef op zijn hoofd draagt en de zwarte jas van het merk Parajumpers die verdachte vaak draagt. [12]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft verdachte ook herkend op de bewegende videobeelden en de daarvan gemaakte still. Hij zag op de videobeelden dat de persoon meerdere schoppende bewegingen maakte richting een pand aan de [adres 6] ter hoogte van [adres 6] en dat de persoon het pand in liep. Verbalisant zag op de beelden dat de persoon zijn gezicht meerdere keren richting de camera draaide, waardoor hij het gezicht van de persoon goed kon zien. [verbalisant 4] herkende de persoon direct en voor 100% als verdachte. Hij kent verdachte vanuit zijn werkzaamheden als hoofdagent en als coördinator persoonsgerichte aanpak. Hij had regelmatig contact met verdachte en heeft hem in het verleden meerdere malen aangehouden. Het laatste contactmoment was anderhalve maand voor de herkenning. [verbalisant 4] noemt de volgende specifieke kenmerken die bijdroegen aan zijn herkenning: het gelaat, de wijze waarop de pet gedragen wordt (net iets schuin op het hoofd) en de algemene lichaamshouding. [13]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de kassalade inclusief het geldbedrag daarin heeft weggenomen bij [slachtoffer 3] , waarbij hij zich de toegang tot het pand heeft verschaft door middel van braak. Uit de aangifte en de beelden blijkt dat een man trappen tegen de voordeur geeft, het pand betreedt en daar een kassalade buitmaakt. Op de camerabeelden herkennen zowel verbalisant [verbalisant 3] als verbalisant [verbalisant 4] verdachte. Deze herkenningen zijn gedaan op basis van de camerabeelden en de rechtbank acht deze herkenningen voldoende concreet en specifiek en gelet op de vele contacten die de verbalisanten met verdachte hebben gehad ook betrouwbaar. De rechtbank gebruikt deze herkenningen dan ook voor het bewijs. De rechtbank acht gelet op het voorgaande feit 3 primair bewezen.
Feit 4: [slachtoffer 4]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de volgende bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] , p. 7;
  • het NFI-rapport, p. 32;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 november 2024.
Verdachte heeft niet willen verklaren over het ten laste gelegde medeplegen. Ten aanzien hiervan overweegt de rechtbank het volgende.
Getuige [getuige 1] werd op 3 februari 2024 om 05:04 wakker van een knal en hoorde direct daarna het alarm van de dierenkliniek, waarboven hij woont. Hij keek naar buiten en zag twee jongens op een scooter stappen en richting het park rijden. Bij het park stonden ze even stil en vervolgens reden ze weer weg. [14]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij tussen 05:00 en 05:15 uur stemmen hoorde. Ze hoorde op een gegeven moment de volgende woorden: ‘gooi het erin’, ‘gooi het nou maar’. Ze keek op dat moment naar buiten en zag een jongen op een scooter zitten. De scooter stond aan. Een van de jongeren pakte een zwaar voorwerp en gooide het in het water. [getuige 2] hoorde en zag een flinke plons. [15]
De rechtbank leidt uit deze verklaringen af dat de inbraak en diefstal bij [slachtoffer 4] door twee personen is gepleegd. Uit de verklaring van [getuige 2] leidt de rechtbank af dat sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander de kassalade inclusief het geldbedrag daarin heeft weggenomen bij [slachtoffer 4] , waarbij zij zich de toegang tot het pand hebben verschaft door middel van braak.
Ten aanzien van parketnummer 05.186998.24 [16]
[slachtoffer 5]
Aangever [aangever 5] is mede-eigenaar van [slachtoffer 5] , gelegen aan de [adres 8] in [plaats] . Op 25 oktober 2023 hoorde hij van de politie dat zij die ochtend een melding van een mogelijke inbraak in het restaurant hadden gehad. De politie had vervolgens bij het restaurant geconstateerd dat er een ruit in de deur was gebarsten en dat de deur op een kier stond. De kassalade was uit het restaurant weggenomen. [17]
Op de beelden uit het restaurant is om 05:39:44 uur te zien dat de deur aan de rechterkant naar binnen toe open gaat en dat een persoon naar binnen loopt, door het restaurant loopt en zoekend rondkijkt. Vervolgens pakt de persoon iets van de counter en verlaat dan om 05:40:28 uur met iets donkerkleurigs in zijn hand het pand. [18]
Verbalisant [verbalisant 3] ontving een aandachtvestiging met daarin twee foto’s: een waarop de verdachte geheel in beeld was en een waarop het gezicht in beeld was. Op de laatstgenoemde foto herkende [verbalisant 3] onmiddellijk verdachte. [verbalisant 3] kent verdachte vanuit zijn werkzaamheden als hoofdagent op straat. Vanuit die werkzaamheden is hij verdachte al meerdere keren tegenkomen, laatstelijk op 7 november 2023. Hij herkende verdachte aan het totaalbeeld van zijn kenmerken, meer specifiek zijn gezicht, relatief grote neus, haargroei op de kin en trainingspak. [19]
De rechtbank is van oordeel dat door [verbalisant 3] specifieke onderscheidende persoonskenmerken zijn gegeven zoals hierboven benoemd. Daarnaast is [verbalisant 3] verdachte tijdens zijn werkzaamheden meerdere keren tegen gekomen, onder meer nog op 7 november 2023. De rechtbank acht de gedane herkenning daarom betrouwbaar en zal deze voor het bewijs gebruiken.
Gelet op bovenstaande acht de rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de kassalade inclusief het geldbedrag daarin heeft weggenomen uit [slachtoffer 5] , waarbij hij zich de toegang tot het restaurant heeft verschaft door middel van braak.
Ten aanzien van parketnummer 05.200738.24
Diefstal bromfiets
De rechtbank acht – anders dan de officier van justitie – het tenlastegelegde niet bewezen, nu zij uit de wettige bewijsmiddelen niet de
overtuigingheeft gekregen dat verdachte het feit heeft begaan.
Op 25 februari 2024, om 01:15 uur, heeft aangever [slachtoffer 6] zijn bromfiets met kenteken [kenteken] gestald op het [adres 9] in [plaats] . Toen hij rond 04:00 uur diezelfde ochtend terugkwam, zag hij dat zijn scooter, inclusief helm, gestolen was.
Op diezelfde dag omstreeks 15:55 uur hebben verbalisanten een bromfiets met kenteken [kenteken] zien rijden over de [adres 10] in [plaats] . Zij zagen dat er twee personen op de bromfiets zaten en dat de bestuurder geen helm droeg. Er ontstond een achtervolging, waarbij de bestuurder van de bromfiets ontkwam. Verbalisant [verbalisant 5] herkende de bestuurder direct en zonder twijfel als [verdachte] aangezien hij gedurende minstens 5 jaren ambtshalve veelvuldig in aanraking is gekomen met verdachte.
De rechtbank overweegt dat aan het enkele voorhanden hebben van de gestolen bromfiets niet zonder meer de conclusie kan worden verbonden dat de betrokkene die ook heeft gestolen. Voor de beoordeling van de betekenis die aan dat voorhanden hebben moet worden gehecht zijn de feiten en omstandigheden van het geval van belang. Het tijdsverloop tussen de diefstal en de herkenning van verbalisant [verbalisant 5] is 12 tot 15 uur. De rechtbank is van oordeel dat dit tijdsverloop zodanig lang is dat het onvoldoende is voor de conclusie dat het niet anders kan zijn dat dat verdachte de dief is.
De rechtbank zal verdachte dus vrijspreken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair van het onder parketnummer 05.183697.24 tenlastegelegde, alsmede het onder parketnummer 05.186998.24 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05.183697.24
1. primair
hij op
of omstreeks4 juni 2024 te [plaats] ,
althans in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meerdere goederen, die
ten deleaan [slachtoffer 1]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengendoor middel van braak
en/of verbreking en/of inklimming
- een (bak)steen,
althans een voorwerp, in de richting van en/oftegen de voordeur
en/of de ruit van de voordeuren/of de voorgevel heeft gegooid en
/of
-
een ofmeerdere malen
in de richting van en/oftegen de voorgevel en/of voordeur heeft getrapt en
/ofgeduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. primair
hij op
of omstreeks16 mei 2024 te [plaats] ,
althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meerdere goederen,
in elk geval enig goed,
dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengendoor middel van braak
en/of verbreking en/of inklimming,
-
een ofmeerdere malen tegen de (voor)deur
en/of het raamheeft getrapt en
/ofgeduwd
- een
(zwaar)voorwerp tegen
en/of in de richting van de ruit van de deur en/ofde deur heeft gegooid
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. primair
hij op
of omstreeks18 april 2024 te [plaats] ,
althans in Nederland, een kassalade met een geldbedrag,
in elk geval enig goed,
dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 3] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebrachtdoor middel van braak
en/of verbreking en/of inklimming;
4.
hij op
of omstreeks3 februari 2024 te [plaats] ,
althans in Nederlandtezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen, een kassalade met een geldbedrag,
in elk geval enig goed,
dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 4] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader
(s)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft
en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebrachtdoor middel van braak
en/of verbreking en/of inklimming;
Parketnummer 05.186998.24
hij, op
of omstreeks25 oktober 2023 te [plaats] , goederen,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 5] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebrachtdoor middel van braak
en/of verbreking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien vanfeit 1 en 2parketnummer 05.183697.24, telkens:
Poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 3:
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 4:
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Ten aanzien van parketnummer 05.186998.24
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaren wordt opgelegd, zonder aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
Primair verzoekt de raadsman de rechtbank een taakstraf op te leggen van ongeveer 120 tot 180 uren, al dan niet aangevuld met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
De raadsman heeft subsidiair gepleit voor een voorwaardelijke ISD-maatregel omdat nog niet alle drangmodaliteiten om tot gedragsverandering te komen zijn uitgeput. De raadsman voert hiertoe aan dat verdachte op die manier een laatste kans kan worden geboden; een voorwaardelijke ISD-maatregel is voldoende stok achter de deur. Verdachte zou willen meewerken aan alle voorwaarden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf danwel maatregel rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks vermogensdelicten te weten meerdere bedrijfsinbraken en pogingen daartoe. Deze feiten hebben overlast en schade veroorzaakt, wat ook blijkt uit de vorderingen van de benadeelde partijen. Daarnaast zorgen de door verdachte gepleegde feiten voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft hier geen oog voor gehad en lijkt alleen zijn persoonlijke (financiële) belangen voor ogen te hebben gehad. Dit neemt de rechtbank verdachte bijzonder kwalijk.
De reclassering heeft in haar rapport van 2 september 2024 beschreven dat verdachte kampt met LVB-problematiek en een middelenverslaving, die als een rode draad door zijn delicten loopt. Daarnaast geeft de reclassering aan dat het recidiverisico en het risico op letsel en onttrekking onverminderd hoog zijn. Verdachte toont zich niet gemotiveerd, is zorgmijdend en onttrekt zich aan voorwaarden.
De reclassering heeft daarom geadviseerd om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. De reclassering stelt dat het nodig is om verdachte binnen klinische zorg te krijgen voor diagnostiek en hulp ten behoeve van zijn verslavingsproblematiek. De reclassering ziet een ISD-maatregel als enige overgebleven optie om dat te kunnen realiseren en te komen tot een plan van aanpak dat op de langere termijn toepasbaar is.
De rechtbank stelt vast dat de door verdachte begane feiten misdrijven zijn waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Verder is verdachte in de 5 jaren voorafgaand aan het plegen van deze feiten ten minste 3 keer wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf veroordeeld of is aan hem bij onherroepelijke strafbeschikking een taakstraf opgelegd.
De bewezenverklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en/of maatregelen.
Gelet op de inhoud van het hiervoor genoemde reclasseringsrapport moet er ook ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Met het oog op de veiligheid van de maatschappij en ter voorkoming van recidive eist de veiligheid van personen of goederen de oplegging van een ISD-maatregel.
De rechtbank ziet geen aanleiding de ISD-maatregel in voorwaardelijke vorm op te leggen, zoals door en namens verdachte is bepleit. De rechtbank kent in dit verband doorslaggevende betekenis toe aan het advies van de reclassering waaruit blijkt dat verdachte tijdens zittingen vaak sociaal gewenst gedrag laat zien maar zijn gemotiveerde houding daarna snel laat varen. De rechtbank leidt daaruit af dat verdachte onvoldoende intrinsiek gemotiveerd is, zodat een strak kader als dat van een onvoorwaardelijke ISD noodzakelijk is.
Er is bij verdachte sprake van verslavings- en/of andere problematiek. Omdat het plegen van strafbare feiten hiermee samenhangt, strekt de maatregel er ook toe een bijdrage te leveren aan de oplossing van de verslavingsproblematiek dan wel van die andere problematiek.
De rechtbank is daarom van oordeel dat wordt voldaan aan de wettelijke eisen voor oplegging van de ISD-maatregel. Er wordt ook voldaan aan de voorwaarden zoals die zijn opgenomen in de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige zeer actieve veelplegers.
De rechtbank acht de ISD-maatregel voor de (maximale) duur van 2 jaren passend en geboden. Bij het bepalen van de duur zal de rechtbank geen rekening houden met de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank zal de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht dus niet in mindering brengen op de duur van de ISD-maatregel.
Het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis zal gelet op het voorgaande worden afgewezen. Daarbij is het volgende van belang.
Op 11 juni 2024 heeft de rechtbank in de zaak onder parketnummer 05.183697.24 een bevel gevangenhouding voor 90 dagen afgegeven. De voorlopige hechtenis is bij bevel van 11 juni 2024 vervolgens door de rechtbank geschorst, in verband met een door de politierechter op 6 juni 2024 toegewezen vordering tot tenuitvoerlegging van een onder parketnummer 05.064060.23 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 167 dagen. De voorlopige hechtenis in de zaak onder parketnummer 05.183697.24 is toen dus geschorst om die gevangenisstraf te ondergaan, met ingang van het moment waarop die gevangenisstraf wordt geëxecuteerd tot aan het moment dat verdachte in die zaak in vrijheid wordt gesteld.
Daarna herleeft de voorlopige hechtenis van verdachte in onderhavige zaak weer. In geval hij niet berust in dit vonnis, heeft hij dus belang bij bespreking van zijn verzoek tot opheffing van de (dan weer herleefde) voorlopige hechtenis.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 1 van parketnummer 05.183697.24 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert €1.667,78 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Daarnaast is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze vordering kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Primair stelt hij zich op dat standpunt vanwege de door hem bepleite vrijspraak, subsidiair omdat uit niets blijkt dat de ondertekenaar van de vordering tot indiening gemachtigd is. Meer subsidiair stelt de raadsman dat de posten welke onderbouwd worden door offertes niet tot toewijzing zouden moeten leiden, en dat de causaliteit bij de post ‘veiligstellen camerabeelden’ ontbreekt.
Overweging door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat zij de poging tot diefstal met braak bewezen heeft verklaard en dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] door het bewezenverklaarde feit rechtstreekse schade heeft geleden tot vergoeding waarvan verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Uit het procesdossier blijkt dat de aangever, [aangever 1] , eigenaar is van [slachtoffer 1] . Zijn naam staat tevens boven de uitgebrachte offertes die als bijlagen aan het schadeformulier gehecht zijn. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende dat benadeelde partij [aangever 1] gemachtigd was om namens de wijnhandel een vordering in te dienen.
De rechtbank is van oordeel dat de offertes voldoende zijn om het bestaan en de omvang van de materiele schade te onderbouwen.
De kosten die gemaakt zijn terzake ‘veiligstellen camerabeelden’ houden voldoende verband met het bewezenverklaarde feit, zodat sprake is van rechtstreekse schade. Het gaat immers om het nakijken van de camerabeelden en het maken van een backup. De post is redelijk en voldoende onderbouwd.
De rechtbank zal de door de benadeelde partij gevorderde schade daarom toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 juni 2024 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Benadeelde partij [aangever 2]
De benadeelde partij [aangever 2] heeft in verband met feit 2 van parketnummer 05.183697.24 een vordering tot schadevergoeding ingediend. In deze vordering worden wel enkele schadeposten genoemd, maar daaraan is geen bedrag gekoppeld.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie beschouwt deze vordering als zijnde niet ingediend, omdat er geen bedrag wordt genoemd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering vanwege een onvoldoende onderbouwing. De raadsman geeft aan zich ook aan te kunnen sluiten bij het standpunt van de officier van justitie.
Overweging door de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de vordering ingediend door [aangever 2] onvolledig is omdat er geen schadebedrag is ingevuld. Deze vordering is daarom niet aan de orde en wordt geacht niet te zijn ingediend.
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft in verband met feit 3 van parketnummer 05.183697.24 een vordering tot schadevergoeding ingediend. [aangever 3] heeft deze vordering ter terechtzitting mondeling toegelicht. De benadeelde partij vordert € 2.968,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Daarnaast is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat deze vordering zou moeten worden toegewezen voor wat betreft de kassalade, de vergelijkbare kassa, het contante geld en het open/dicht bord. Dit komt uit op een bedrag van € 953,-, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor wat betreft de stoommachine en de strijkbout stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat deze posten onvoldoende zijn onderbouwd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Primair stelt hij zich daarbij op dat standpunt vanwege de door hem bepleite vrijspraak, subsidiair omdat de vordering niet is ondertekend, meer subsidiair omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de stoommachine ziet de raadsman geen causaal verband. Voor wat betreft het contante geld vraagt de raadsman om in het voordeel van verdachte het laagste bedrag uit de vordering te hanteren. Voor de overige goederen vraagt de raadsman om de vervangingswaarde vast te stellen, in plaats van de nieuwprijs te hanteren.
Overweging door de rechtbank
De rechtbank gaat uit van het schadeformulier ingediend op 27 augustus 2024, alsmede de toelichting daarop, gegeven door [aangever 3] ter terechtzitting. De rechtbank overweegt dat de rechtbank de diefstal met braak bewezen heeft verklaard en dat benadeelde partij [slachtoffer 3] daardoor rechtstreekse schade heeft geleden tot vergoeding waarvan verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Ter terechtzitting heeft [aangever 3] verklaard dat de stoomreiniger kapot is gegaan tijdens de diefstal door het trekken aan de kassalade. De rechtbank ziet daarin een causaal verband. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan het wegnemen van het bedrag à €350,- (post ‘contant geld’). De rechtbank wijst de vordering gedeeltelijk toe voor de onderdelen: de kassalade, de vergelijkbare kassa, het open/dicht bord en het contante geld in de kassa, waarbij de rechtbank de schade terzake de kassalade, de kassa en het open/dicht bord schat op een bedrag van €500,-. De schade aan de stoomreiniger acht de rechtbank aannemelijk tot een bedrag van €500,-. Voor het overige verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk.
Samengenomen zal de rechtbank de vordering dus toewijzen voor een bedrag van €1350,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 april 2024. De rechtbank legt tevens de schadevergoedingsmaatregel op.
Benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in verband met feit 4 van parketnummer 05.183697.24 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert
€8.166,32 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. De verzekeringsmaatschappij heeft deze schade reeds vergoed. Volgens de benadeelde partij moet het schadebedrag door verdachte betaald worden aan de verzekeringsmaatschappij. Daarnaast is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat deze schade reeds vergoed is en dat deze benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk is.
Standpunt van de verdediging
De raadsman stelt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, primair omdat de schade reeds vergoed is en subsidiair omdat onduidelijk is of de ondertekenaar bevoegd was tot het optreden als gemachtigde.
Overweging door de rechtbank
De schade die is opgelopen door benadeelde partij [benadeelde] is reeds vergoed door de verzekeraar. De rechtbank zal de vordering daarom afwijzen.
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft in verband met het feit onder parketnummer 05.200738.24 een vordering tot schadevergoeding ingediend. [slachtoffer 6] heeft deze vordering ter terechtzitting mondeling toegelicht. De benadeelde partij vordert € 580,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Daarnaast is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vraagt de rechtbank om ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 6] de schade te schatten op € 580,-, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de bepleite vrijspraak.
Overweging door de rechtbank
De rechtbank zal verdachte van de diefstal van de bromfiets vrijspreken. Daarom zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering worden verklaard.

9.De beoordeling van het beslag

Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van het nog lopende beslag stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat deze voorwerpen mogen worden teruggeven aan de beslagene.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft de rechtbank gevraagd de bij hem in beslag genomen goederen (de badslippers en het trainingsjack) aan hem terug te geven.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave van de badslippers en het trainingsjack aan de verdachte gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 38m, 38n, 45, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 wijst af het verzoek tot
opheffingvan het bevel tot voorlopige hechtenis.
 spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 05.200738.24 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op de maatregel van
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
twee jaar;
 gelast de teruggave van de in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte;
De beslissingen op de vorderingen benadeelde partij
 veroordeelt verdachte in verband met de feiten 1 en 3 onder parketnummer 05.183697.24 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] van de volgende bedragen aan materiële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Benadeelde partij Bedrag Wettelijke rente
1. [slachtoffer 1] € 1.667,78juni 2024
2. [slachtoffer 3] € 1.350,00april 2024
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schadevergoeding;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de hiervoor genoemde benadeelde partijen hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de hiervoor genoemde benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan materiële schade te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling
1. [slachtoffer 1] € 1.667,78 26 dagen;
2. [slachtoffer 3] € 1.350,00 23 dagen;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 wijst de vordering van benadeelde partij [benadeelde] tot materiële schadevergoeding af;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 6] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schadevergoeding;
 veroordeelt de benadeelde partijen [benadeelde] en [slachtoffer 6] in de kosten die verdachte heeft gemaakt, tot vandaag begroot op nul.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. Sno (voorzitter), mr. M.C. van der Mei en mr. A. Bril, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.A. Dams, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 november 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 6] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024230196, gesloten op 5 juni 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , p. 133.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 139-140.
4.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 163-164; proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 9 oktober 2024 door verbalisant [verbalisant 1] .
5.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 163-164.
6.Proces-verbaal van aangifte met bijlagen, p. 95.
7.Proces-verbaal beeldverslag cameraspecialist, p. 108-109.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 131-132.
9.Proces-verbaal van aangifte, p. 36.
10.Vordering verstrekking beelden van beveiligingscamera’s, p. 43.
11.Proces-verbaal beeldverslag cameraspecialist, p. 63-64.
12.Proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar, p. 45.
13.Proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar, p. 54-55.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 26.
15.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , p. 22.
16.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 7] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023494431, gesloten op 11 juni 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
17.Proces-verbaal van aangifte, p. 5.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 14-15.
19.Proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar, p. 9.