ECLI:NL:RBGEL:2024:8947

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
05/129461-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens seksueel misbruik van minderjarige dochters

Op 12 december 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn minderjarige dochters. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1980 en op dat moment gedetineerd, zijn dochters, die op het moment van de feiten 10 en 13 jaar oud waren, gedurende een lange periode seksueel heeft misbruikt. De feiten vonden plaats tussen 1 januari 2023 en 14 april 2024. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door DNA-onderzoek en getuigenverklaringen van hun moeder. De verdachte heeft bekend de seksuele handelingen te hebben verricht, maar zijn verklaringen verschilden van die van de slachtoffers wat betreft de frequentie en druk die hij op hen uitoefende. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met een contactverbod van drie jaar met zijn dochters, en een schadevergoeding van €20.000,- aan elk van de slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, waarbij de slachtoffers ernstig in hun ontwikkeling zijn aangetast en het misbruik een grote impact op hun leven heeft gehad. De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, maar oordeelde dat deze niet voldoende reden waren om een lichtere straf op te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/129461-24
Datum uitspraak : 12 december 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1980 in [geboorteplaats] (Colombia),
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] , locatie [plaats 1] .
Raadsman: mr. M. van Leeuwen, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2023 tot en met 14 april 2024 te [plaats 2] , in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 1] geboren op [geboortedag 2] 2010, die toen de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van 16 jaren had bereikt, zijnde zijn kind, althans een kind over wie hij het gezag uitoefent, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (telkens) bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van
het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het brengen/duwen van zijn geslachtsdeel en/of vinger(s) in de vagina, althans tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2023 tot en met 14 april 2024 te [plaats 2] , in elk geval in Nederland, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig(e) kind(eren) [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 2014 en/of [slachtoffer 1] , geboren
op [geboortedag 2] 2010,
door bij [slachtoffer 2]
met zijn vinger(s) op en/of onder de kleding te wrijven over en/of te betasten van haar schaamstreek en/of haar vagina en/of zijn geslachtsdeel tegen haar vagina te duwen/drukken en/of met zijn geslachtsdeel over de vagina en/of de schaamstreek te wrijven en/of zijn geslachtdeel tegen de mond te duwen/drukken en/of zijn geslachtdeel door haar te laten betasten en/of zijn geslachtsdeel door haar te laten likken en/of
door bij [slachtoffer 1]
met zijn vinger(s) op en/of onder de kleding te wrijven over en/of te betasten van haar schaamstreek en/of haar vagina en/of op en/of onder de kleding haar borsten te betasten en/of
zijn geslachtsdeel tegen haar vagina te duwen/drukken en/of met zijn geslachtsdeel over de vagina en/of de schaamstreek te wrijven en/of zijn geslachtsdeel tegen en/of tussen haar billen de duwen/drukken en/of op/over haar lichaam en/of over zijn eigen lichaam klaar te komen;
3.
hij op één of meer tijdstippen of omstreeks de periode van 1 januari 2023 tot en met 14 april 2024 te [plaats 2] , in elk geval in Nederland, een persoon, te weten zijn kind, althans een kind over wie hij het gezag uitoefent, van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de
leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, door in het bijzijn en/of in het zicht van [slachtoffer 1] , geboren [geboortedag 2] 2010, zijn geslachtsdeel te ontbloten en/of te tonen en/of zichzelf af
te trekken en/of op het lichaam van die [verdachte] en/of op zijn eigen lichaam klaar te komen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten zoals deze ten laste zijn gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de tenlastegelegde feiten.
Beoordeling door de rechtbank
De betrouwbaarheid van de afgelegde verklaringen
De rechtbank stelt voorop dat zedenzaken zich in het algemeen kenmerken door het feit dat de verklaringen van het vermeende slachtoffer en de vermeende dader over de (beweerdelijke) seksuele handelingen lijnrecht tegenover elkaar staan. Dit maakt dat zorgvuldig naar de waardering van de afgelegde verklaringen moet worden gekeken.
In dit geval heeft verdachte bekend dat hij de tenlastegelegde seksuele handelingen heeft gepleegd, maar verschilt zijn verklaring van die van de slachtoffers ten aanzien van de duur en frequentie van het misbruik, alsmede de druk die verdachte op hen zou hebben uitgeoefend om het misbruik toe te staan en/of geheim te houden.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Beide slachtoffers hebben gedetailleerd en op hoofdlijnen consistent verklaard. De verklaring van [slachtoffer 2] biedt bovendien steun aan de verklaring van [slachtoffer 1] . Verder worden hun verklaringen ondersteund door de verklaring van hun moeder. Zij bevestigt dat zij zeker drie tot vier keer per week wakker werd en zag dat verdachte niet naast haar lag, maar uit de kamer van [slachtoffer 1] kwam. Ook beschrijft ze dat [slachtoffer 2] huilde en heel bang was toen ze haar moeder vertelde wat er was gebeurd. Tot slot biedt ook het DNA-onderzoek steun aan hun verklaringen. Hieruit volgt – kort gezegd – dat DNA van verdachte is aangetroffen op de venusheuvel van [slachtoffer 2] en dat meerdere spermasporen zijn gevonden op het ondergoed van [slachtoffer 2] en de hoeslakens van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] .
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] betrouwbaar zijn en voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Die verklaringen komen ook authentiek over op de rechtbank. De rechtbank ziet in het dossier geen aanwijzingen dat de beide kinderen zich hebben vergist, of dat zij zijn beïnvloed, laat staan hun verklaringen hebben aangedikt of anderszins aangepast onder invloed van van buiten komende omstandigheden. Verdachte van zijn kant heeft op enkele punten wel twijfel laten blijken over de volledigheid en/of juistheid van zijn herinneringen en/of verklaringen. Daar komt bij dat hij in een schriftelijke verklaring aan de rechtbank voorafgaand aan de zitting te kennen heeft gegeven dat er van de juistheid van de tenlastelegging en daarmee van de daarin opgenomen feitelijkheden mag worden uitgegaan.
De rechtbank zal daarom uitgaan van de verklaringen van de kinderen, ook waar die inhoudelijk verschillen van die van verdachte.
De bewijsmiddelen
[slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] ) is geboren op [geboortedag 2] 2010. [2] [slachtoffer 2] ( [slachtoffer 2] ) is geboren op [geboortedag 3] 2014. Zij zijn de kinderen van verdachte en [aangever] . [3]
[slachtoffer 2] heeft op 14 april 2024 tegen haar moeder gezegd dat verdachte ’s nachts op haar kamer kwam. Zij moest dan haar broekje uit doen en dan wreef verdachte langs haar. [slachtoffer 2] had eerder gezegd dat [naam] , een vriendinnetje van haar, had gevraagd of ze aan een piemel zou likken. [slachtoffer 2] vertelde haar moeder hierover: ‘Wat [naam] vertelde, dat moet ik ook doen bij papa’. Dit wilde ze niet. Verdachte deed het vaker bij [slachtoffer 1] dan bij haar. Als ze bij [slachtoffer 1] in bed lag, moest [slachtoffer 1] haar broek naar beneden doen. Dan ging het bed heel hard heen en weer, waardoor [slachtoffer 2] niet kon slapen. [slachtoffer 1] zei dat ze dat niet wilde en dan zei verdachte: ‘Dat is lekker’. [slachtoffer 2] kwam heel verdrietig en heel bang over op haar moeder toen ze dit vertelde. [4]
[slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat verdachte zaterdag in de nacht een handgebaar deed met zijn vinger naar de mond. Ze was wakker, omdat verdachte dat had gedaan. Toen verdachte haar slaapkamer binnen kwam, leek het alsof ze maar vijf minuten had geslapen. Ze vindt het niet leuk wat hij heeft gedaan. [slachtoffer 2] lag op haar buik en verdachte lag boven op haar. Ze moest huilen en was boos. Verdachte zei dat ze niet moest zeuren. Mama mocht het niet weten. [slachtoffer 2] mocht dit van verdachte tegen niemand zeggen en vooral niet tegen mama. Ze vond het geen leuk geheim. Het was meer dan één keer gebeurd, meestal als [slachtoffer 1] ’s nachts weg was. Verdachte werd soms boos als [slachtoffer 1] iets niet wilde. [5]
[aangever] , de moeder van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , heeft verklaard dat ze in de nacht van 13 op 14 april 2024 zag dat verdachte met zijn wijsvinger naar zijn mond een gebaar maakte richting [slachtoffer 2] . [6]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat het misbruik is begonnen toen ze in het nieuwe huis in [plaats 2] kwamen wonen, waarvan ze in april 2022 de sleutel kregen. [slachtoffer 1] zat toen in groep acht. Verdachte zat aan haar borsten en vagina. Hij ging met zijn vinger langs haar vagina, zowel op haar broekje als eronder. Hij maakte een wrijvende beweging op haar borst en vagina. ’s Nachts ging hij met zijn penis langs haar vagina. Het stopte op het moment dat hij klaarkwam. Dat laatste gebeurde op haar buik of die van hem. Verdachte kwam bijna elke keer klaar. Hij heeft één keer geprobeerd met zijn penis in haar vagina te komen. Hij duwde er zachtjes tegenaan. Zijn penis raakte haar binnenste schaamlippen aan. Ze voelde een soort druk tegen de opening van haar vagina en pijn net buiten de ingang van haar vagina. Vlak nadat het was gebeurd, zei hij dat papa en mama zouden scheiden als [slachtoffer 1] er iets over zou zeggen en dat het haar schuld was. Ze heeft het niet tegen haar moeder verteld, omdat ze niet wilde dat haar ouders zouden scheiden. [7]
Verder heeft [slachtoffer 1] hierover verklaard dat verdachte boos op haar werd toen ze een keer niet meewerkte en zei: ‘Als je zoveel lawaai maakt, dan komt mama erachter en dan verpest jij de familie’. [slachtoffer 1] keek toen op haar telefoon en zag dat het 5:15 uur was. Als [slachtoffer 1] al lag te slapen, voelde ze dat verdachte aan haar zat en zij werd dan wakker. Hij aaide dan haar borsten. Als ze zich in haar deken rolde, rolde hij haar eruit. Als ze zei: ‘Laat me gewoon slapen’, zei hij bijvoorbeeld: ‘wees gewoon stil’. Het duurde altijd wel zo rond een half uur. Als ze niet meewerkte, werd verdachte chagrijnig en geïrriteerd. Hij werd dan ruwer en trok dan veel grover aan haar schouders. [slachtoffer 1] omschrijft dat ze op een gegeven moment “slap” werd. Dan trok verdachte zichzelf af, terwijl hij op zijn knieën naast haar op het bed zat. Hij ging door tot hij klaarkwam. Ondertussen aaide hij haar over haar hele lichaam. Hij aaide over haar buik, benen en haar schaamstreek, waaronder haar buitenste schaamlippen. Soms moest [slachtoffer 1] hem aftrekken. Hij heeft haar een keer op haar oog geslagen toen zij dat niet wilde doen. In het begin kwam verdachte één of twee keer per week op haar kamer. Richting het einde gebeurde het wel drie tot vier keer per week. [8]
Verdachte heeft verklaard dat hij de tenlastegelegde seksuele handelingen heeft verricht. [9]
De beoordeling door de rechtbank
Op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Uit de verklaring van [slachtoffer 1] blijkt dat het misbruik heeft plaatsgevonden kort nadat het gezin naar [plaats 2] verhuisde in april 2022. [slachtoffer 1] was 12 jaar oud aan het begin van de tenlastegelegde periode en [slachtoffer 2] was 9 jaar. Het misbruik stopte op 14 april 2024 toen hun moeder naar de politie stapte. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] waren toen 10 en 13 jaar oud.
Verdachte heeft met zijn vingers op en onder de kleding van [slachtoffer 2] gewreven. Hij heeft haar schaamstreek en vagina betast. Verder heeft hij zijn geslachtsdeel tegen haar vagina geduwd en gedrukt en met zijn geslachtsdeel over haar vagina en schaamstreek gewreven. Hij heeft zijn geslachtsdeel tegen haar mond geduwd en gedrukt en [slachtoffer 2] zijn geslachtsdeel laten likken. Tot slot heeft hij zijn geslachtsdeel door haar laten betasten.
Bij [slachtoffer 1] heeft verdachte met zijn vingers op en onder haar kleding gewreven. Hij heeft haar schaamstreek en vagina betast. Ook heeft hij haar borsten op en onder haar kleding betast. Verder heeft hij zijn geslachtsdeel tegen haar vagina geduwd/gedrukt en met zijn geslachtsdeel over haar vagina en schaamstreek gewreven. Hij heeft zijn geslachtsdeel tegen en tussen haar billen geduwd en gedrukt. Hij kwam meermalen klaar, op/over het lichaam van [slachtoffer 1] en over zijn eigen lichaam.
Deze gedragingen, die verdachte bij zijn eigen, minderjarige kinderen heeft verricht, zijn evident in strijd met de sociaal-ethische norm en dus ontuchtig. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde.
Verder heeft verdachte zijn geslachtsdeel tussen de schaamlippen van [slachtoffer 1] gebracht/geduwd. Hiermee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een ontuchtige handeling die (mede) bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1] . Ook het onder 1 tenlastegelegde acht de rechtbank daarom bewezen.
Tot slot heeft verdachte in het bijzijn en zicht van [slachtoffer 1] zijn geslachtsdeel ontbloot en aan haar getoond. Hij heeft zichzelf afgetrokken en is zowel op haar als op zijn eigen lichaam klaargekomen. Hiermee heeft hij haar ertoe bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen. Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte hiermee een ontuchtig oogmerk. De rechtbank komt daarmee eveneens tot bewezenverklaring van feit 3.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
één ofmeer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2023 tot en met 14 april 2024 te [plaats 2] ,
in elk geval in Nederland,met [slachtoffer 1] geboren op [geboortedag 2] 2010, die toen de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van 16 jaren had bereikt, zijnde zijn kind,
althans een kind over wie hij het gezag uitoefent,een
of meerontuchtige handeling
enheeft gepleegd, die (telkens) bestond
enuit of mede bestond
enuit het seksueel binnendringen van
het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het brengen/duwen van zijn geslachtsdeel
en/of vinger(s) in de vagina, althanstussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op
één ofmeerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2023 tot en met 14 april 2024 te [plaats 2] ,
in elk geval in Nederland,ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig
(e
)kind
(eren
)[slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 2014 en
/of[slachtoffer 1] , geboren
op [geboortedag 2] 2010,
door bij [slachtoffer 2]
met zijn vinger
(s
)op en
/ofonder de kleding te wrijven
overen
/ofte betasten van haar schaamstreek en
/ofhaar vagina en
/ofzijn geslachtsdeel tegen haar vagina te duwen/drukken en
/ofmet zijn geslachtsdeel over de vagina en
/ofde schaamstreek te wrijven en
/ofzijn geslachtdeel tegen de mond te duwen/drukken en
/ofzijn geslachtdeel door haar te laten betasten en
/ofzijn geslachtsdeel door haar te laten likken en
/of
door bij [slachtoffer 1]
met zijn vinger
(s
)op en
/ofonder de kleding te wrijven
overen
/ofte betasten van haar schaamstreek en
/ofhaar vagina en
/ofop en
/ofonder de kleding haar borsten te betasten en
/ofzijn geslachtsdeel tegen haar vagina te duwen/drukken en
/ofmet zijn geslachtsdeel over de vagina en
/ofde schaamstreek te wrijven en
/ofzijn geslachtsdeel tegen en
/oftussen haar billen
teduwen/drukken en
/ofop/over haar lichaam en
/ofover zijn eigen lichaam klaar te komen;
3.
hij op
één ofmeer tijdstippen of omstreeks de periode van 1 januari 2023 tot en met 14 april 2024 te [plaats 2] ,
in elk geval in Nederland,een persoon, te weten zijn kind,
althans een kind over wie hij het gezag uitoefent, van wie hij wist
of redelijkerwijs moest vermoedendat deze de
leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, door in het bijzijn en
/ofin het zicht van [slachtoffer 1] , geboren [geboortedag 2] 2010, zijn geslachtsdeel te ontbloten en
/ofte tonen en
/ofzichzelf af
te trekken en
/ofop het lichaam van die [slachtoffer 1] en
/ofop zijn eigen lichaam klaar te komen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind;
feit 2:
ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd;
feit 3:
een persoon, van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot:
  • een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr);
  • de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr;
  • en een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr, inhoudende een contactverbod ten aanzien van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] voor de duur van drie jaar, waarbij per overtreding zeven dagen hechtenis kan worden opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf bepleit met daarbij eventueel de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zijn destijds 10- en 13-jarige dochters gedurende een lange periode seksueel misbruikt. Hij maakte hen verscheidene keren per week daarvoor ’s nachts wakker. Als ze niet meewerkten of lieten weten dat ze moe waren, werd verdachte boos op hen en gebruikte hij enkele malen fysiek geweld. Hij heeft hen opgezadeld met een verschrikkelijk geheim en hen verbaal en non-verbaal onder druk gezet dat geheim met niemand te delen, ook niet met hun moeder. Hij heeft daarbij op zijn minst gesuggereerd dat als ze wel zouden praten over wat hij met hen die nachten deed, dat door hun schuld zou leiden tot een echtscheiding.
Uit het procesdossier blijkt dat verdachte [slachtoffer 1] daarbij ook vaginaal heeft geprobeerd te penetreren. Hij heeft zich hier uiteindelijk slechts van laten weerhouden doordat zij dreigde haar moeder dan alles te vertellen.
Uiteindelijk is het misbruik pas gestopt doordat hun moeder argwaan kreeg, naar de politie stapte en aangifte deed.
Met zijn handelen heeft verdachte een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn dochters. Daarbij heeft verdachte zijn eigen seksuele verlangens zwaarder laten wegen dan het (naar zijn eigen zeggen telkens na afloop opkomende) besef dat zijn handelen zeer schadelijke gevolgen voor hen zou hebben. Kinderen horen veilig te zijn bij hun ouders en door hun ouders beschermd te worden. Verdachte heeft juist hun gevoel van veiligheid ernstig aangetast. Hun loyaliteit aan hem en hun vertrouwen in hem heeft hij op grove wijze beschaamd. Het misbruik vond bovendien plaats in hun eigen bed op hun eigen slaapkamer, plekken waar je je als kind bij uitstek juist veilig moet kunnen voelen. Ook isoleerde hij hen van hun moeder door aan hen geheimhouding op te leggen en maakte hij het ze op die manier extra moeilijk om haar hulp en bescherming in te roepen. Dat moet bij de meisjes hun door het misbruik ontstane gevoel van onveiligheid en eenzaamheid nog verder hebben versterkt.
Verdachte heeft tijdens de terechtzitting laten blijken te weten en ten tijde van het misbruik ook te hebben beseft dat slachtoffers van incest daarvan nog heel lang nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Tijdens de zitting zijn, onder meer door [slachtoffer 1] zelf, slachtofferverklaringen voorgelezen. Uit die slachtofferverklaringen komt naar voren dat het handelen van verdachte een enorm nadelige invloed op het leven van de meisjes en hun ontwikkeling heeft gehad en nog heeft. Het zal naar verwachting nog lang gaan duren vooraleer zij deze ervaringen zullen hebben kunnen verwerken.
Dit alles rekent de rechtbank verdachte ten zeerste aan.
De rechtbank heeft gekeken naar de ernst van het feit en naar wat in vergelijkbare zaken veelal wordt opgelegd. De rechtbank komt op basis daarvan tot de conclusie dat vanwege de ernst van de feiten enkel een gevangenisstraf van langere duur in beginsel passend is. De rechtbank denkt daarbij als uitgangspunt aan vijf jaar.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
De vraag doet zich vervolgens voor in welke mate de persoonlijke omstandigheden van verdachte invloed hebben op de uiteindelijk op te leggen straf, en meer in het bijzonder of een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk moet worden opgelegd, met bijzondere voorwaarden. De reclassering heeft dat laatste geadviseerd en de verdediging heeft dat bepleit. De officier van justitie heeft het tegenovergestelde standpunt ingenomen en een jarenlange onvoorwaardelijke gevangenisstraf geëist.
Daarover overweegt de rechtbank het volgende.
In het strafblad van verdachte (gedateerd 5 november 2024) ziet de rechtbank geen aanleiding om de op te leggen straf te verzwaren omdat blijkt dat hij in de afgelopen vijf jaar niet in aanraking is gekomen met justitie.
Deskundigen hebben over verdachte gerapporteerd.
Uit het PJ-rapport dat op 22 juli 2024 over verdachte is opgemaakt door GZ-psycholoog D.R. van der Velden volgt onder meer het volgende:
- er is geen sprake van duidelijke psychiatrische problematiek buiten relatieproblemen en inadequate copingmechanismen in de vorm van toenemend alcoholgebruik. Een stoornis in het gebruik van alcohol of een seksuele stoornis kan in het afgenomen onderzoek gesteld noch uitgesloten worden;
- de rapporteur ziet vanuit huidig psychologisch onderzoek geen redenen om verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen. Verdachte is zich cognitief bewust van het schadelijke en strafbare karakter van zijn gedrag, maar heeft – naar eigen zeggen door zijn alcoholgebruik – fors tekortgeschoten in zijn seksuele zelfcontrole en sturingsvermogen.
- bij bewezenverklaring wordt het recidiverisico op hands-on seksueel delictgedrag ingeschat als benedengemiddeld. Het is volgens de rapporteur belangrijk om op te merken dat de ontuchtige handelingen exclusief binnen de gezinscontext hebben plaatsgevonden. Uit literatuur en onderzoek blijkt dat het recidiverisico in dit soort gevallen laag is.
De reclasseringsinstelling GGZ VVN Assen heeft op 19 juli 2024 een reclasseringsadvies over verdachte opgemaakt. Daaruit komt naar voren dat zij de inschatting van de GZ-psycholoog omtrent het recidiverisico deelt en inschat als laag. Anders dan de GZ- psycholoog ziet de reclassering wel aanleiding om een deels voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden:
  • een meldplicht;
  • een ambulante behandelverplichting;
  • een alcoholverbod, inclusief verplichting tot meewerken aan urinecontroles en ademonderzoek;
  • de verplichting mee te werken aan middelencontroles.
De reclassering acht de oplegging van deze voorwaarden wenselijk en noodzakelijk onder meer omdat er volgens haar door het delict veel zal veranderen in het leven van verdachte en het de vraag is, hoe hij zich straks na detentie staande gaat houden en zijn leven weer vorm zal kunnen geven.
De rechtbank overweegt dat uit de rapporten eensluidend naar voren komt dat geen sprake is van duidelijke psychiatrische problematiek, dat het tenlastegelegde ten volle aan verdachte kan worden toegerekend en dat sprake is van een laag, althans benedengemiddeld recidiverisico.
De GZ-psycholoog komt op basis van deze bevindingen tot de conclusie dat er – indien bewezen – geen gronden zijn om ondersteuning of (zeden)behandeling in een strafrechtelijk kader te adviseren.
De rechtbank komt op basis van die bevindingen tot dezelfde conclusie. Hoewel de rechtbank oog heeft voor de positie van verdachte en de gevolgen die een langdurige gevangenisstraf voor hem zullen hebben, ziet zij in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen voldoende concrete reden om de op te leggen vrijheidsstraf deels in voorwaardelijke vorm op te leggen.
In het bijzonder ziet zij in het advies van de reclassering geen voldoende concreet omschreven behandelnoodzaak en/of -doel terug. Dat verdachte kampt met persoonlijke problematiek en dat hij zijn leven op de rit moet krijgen, zeker na detentie, zoals de reclassering het behandelvoorstel nader toelicht, is weliswaar invoelbaar maar die argumenten zijn onvoldoende toegesneden op een door de rechtbank na te streven strafdoel om een beslissing tot oplegging van een deels voorwaardelijke straf te kunnen dragen.
Daar komt bij dat de oplegging van een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf zou meebrengen dat de totale duur van die straf substantieel naar beneden zou moeten worden bijgesteld, gelet op het dan geldende wettelijke strafmaximum van vier jaar. De rechtbank oordeelt dat tegenover de ernst van het feit, mede in het licht van de gevolgen voor de slachtoffers, de persoonlijke omstandigheden van verdachte ook voor het overige onvoldoende gewicht in de schaal leggen.
De slotsom is dat de rechtbank verdachte een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen van vijf jaar, met aftrek van de tijd die hij al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
De dochters van verdachte hebben verzocht om ter bescherming van hun ontwikkeling en hun verdere persoonlijke veiligheid door middel van een maatregel ex artikel 38v Sr. gevrijwaard te worden van contact met verdachte. Hierin ziet de rechtbank, ter voorkoming van strafbare feiten en ter bescherming van de maatschappij, reden om een dergelijke vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. Deze maatregel houdt in dat verdachte gedurende drie jaar geen contact mag opnemen – direct of indirect – met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , tenzij zij zelf de wens hebben om contact met hem te hebben, waarna dit contact op advies en onder begeleiding van de daartoe aangewezen instanties plaats zal vinden.
De rechtbank zal daarbij bevelen dat vervangende hechtenis wordt toegepast voor iedere keer dat verdachte niet aan de maatregel voldoet. Deze hechtenis bedraagt zeven dagen per overtreding, met een totale duur van maximaal zes maanden, en heft de verplichtingen op grond van de maatregel niet op.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De vordering van [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 20.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de vordering.
De beoordeling door de rechtbank
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door feit 2 is de benadeelde immers op andere wijze in de persoon aangetast. De aard en de ernst van de normschending brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 20.000,- vaststellen.
Verdachte is vanaf 14 april 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De vordering van [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feiten 1, 2 en 3 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 20.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de vordering.
De beoordeling door de rechtbank
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door feiten 1, 2 en 3 is de benadeelde immers op andere wijze in de persoon aangetast. De aard en de ernst van de normschending brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 20.000,- vaststellen.
Verdachte is vanaf 14 april 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal de teruggave van Huawei Mar-Lx1a aan verdachte gelasten, omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.
De rechtbank zal de teruggave van de Canon-camera aan [aangever] gelasten, omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.
De rechtbank zal de teruggave van de volgende goederen aan de rechthebbende gelasten, omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet:
  • gegevensdrager (Seagate);
  • gegevensdrager (micro-SD, op zolder bij PC);
  • gegevensdrager (micro-SD, op zolder nabij rechtermonitor);
  • tablet (Apple, zwart);
  • usb-stick (op zolder aangetroffen achter de monitor);
  • usb-stick (op zolder achter monitor);
  • computer (notebook, HP 15-Dk0375nd);
  • computer (notebook, Acer V5-552g-8555121).

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 57, 245, 248, 248d en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op, inhoudende dat verdachte gedurende drie jaar geen contact zal hebben – actief of passief, direct of indirect – met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , tenzij zij zelf de wens hebben om contact met hem te hebben, waarna dit contact op advies en onder begeleiding van de daartoe aangewezen instanties plaats zal vinden;
 beveelt dat vervangende hechtenis van zeven dagen wordt toegepast voor iedere keer dat verdachte dit contactverbod overtreedt, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 20.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 april 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 20.000,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 april 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 135 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
  • veroordeelt verdachte in verband met de feiten onder nummer 1, 2 en 3 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 20.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 april 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 20.000,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 april 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 135 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 gelast de teruggave van de Huawei Mar-Lx1a aan verdachte;
 gelast de teruggave van de Canon-camera aan de rechthebbende, [aangever] ;
 gelast de teruggave van de volgende voorwerpen aan de rechthebbende:
o gegevensdrager (Seagate);
o gegevensdrager (micro-SD, op zolder bij PC);
o gegevensdrager (micro-SD, op zolder nabij rechtermonitor);
o tablet (Apple, zwart);
o usb-stick (op zolder aangetroffen achter de monitor);
o usb-stick (op zolder achter monitor);
o computer (notebook, HP 15-Dk0375nd);
o computer (notebook, Acer V5-552g-8555121).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W.R. Koch (voorzitter), mr. A. Tegelaar en mr. S.W. van Kasbergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Aalbers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 december 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2024171065 (opsporingsonderzoek 08Azuur), gesloten op 15 juli 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , p. 139.
3.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, p. 35 en 37.
4.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, p. 36 en proces-verbaal van aangifte door [aangever] , p. 49.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 88-92.
6.Proces-verbaal van aangifte door [aangever] , p. 45-46.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , p. 140-144 en 146-147 en proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , p. 153.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , p. 151-153, 155.
9.Verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 28 november 2024.