ECLI:NL:RBGEL:2024:8938

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
178921-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met geweld en rijden zonder geldig rijbewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 oktober 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot diefstal met geweld en het rijden zonder geldig rijbewijs. De verdachte, geboren in 2003, werd ervan beschuldigd op 20 oktober 2023 te [plaats] te hebben geprobeerd in te breken in de woning van [slachtoffer 1]. Tijdens deze poging zou hij geweld hebben gebruikt tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] om te ontsnappen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op heterdaad werd betrapt en dat getuigen hem herkend hebben op camerabeelden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de poging tot diefstal, die werd vergezeld van geweld. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het rijden met een ongeldig rijbewijs, wat hij erkende. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier maanden op, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en een schadevergoeding van €135 aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1]. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien het geweld tegen oudere slachtoffers en het negeren van verkeersveiligheidsmaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/178921-24
Datum uitspraak : 24 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2003 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. A.J.C.M. de Graaff, advocaat in 's-Hertogenbosch.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 20 oktober 2023 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten, de [adres 2] , een of meer goederen, in elk geval enig goed dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n) weg te nemen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
welke poging tot diefstal werd vergezeld of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een of meerdere personen, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] met kracht (weg) te duwen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 oktober 2023 te [plaats] , in de woning, aan de [adres 2] bij [slachtoffer 1] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen;
2
hij op 20 oktober 2023 te [plaats] , althans in Nederland, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, [straat 1] en/of [straat 2] , als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van de ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Aangever [slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van poging inbraak in zijn woning aan de [adres 2] in [plaats] . Hij verklaart dat op 20 oktober 2023, omstreeks 11:45 uur, zijn schoonouders naar de woning kwamen. Omstreeks 12:04 uur werd hij door zijn schoonvader gebeld die aangaf dat was ingebroken in de woning. De schoonvader hoorde getimmer en is toen naar boven gegaan. Hij zag dat het raam van de slaapkamer, grenzend aan de tuin, wagenwijd openstond en dat de horder omhoog stond. Aangever verklaart dat hij weet dat het raam op een luchtstand stond, wat betekent wel in het slot en horder naar beneden. Aangever verklaart verder dat hij zag dat er schade was bij het kozijn aan de buitenzijde. Ook zag hij dat er een sieradendoosje op de trap stond. Dit doosje stond eerder in zijn slaapkamer op een nachtkastje. Voorts zag aangever dat de dader op zolder was geweest bij de kluis, welke bevestigd zit achter een deur. Aangever zag ook dat de beveiligingscamera in de tuin afgeplakt was en verklaart dat hij beelden heeft waarop de inbreker te zien is. [2]
Getuige [getuige 1] , dochter van aangever, heeft diezelfde dag, omstreeks 12:00 uur, de camerabeelden bekeken. Op de beelden zag zij dat haar opa achter een manspersoon aanrende. Zij zag dat de manspersoon recht in de camera keek. [getuige 1] herkende de manspersoon direct als verdachte. Zij herkende verdachte aan zijn uiterlijke kenmerken; zijn neus, zijn slanke postuur, zijn lengte en de vormen van zijn gezicht. [getuige 1] heeft drie jaar geleden een half jaar een relatie gehad met verdachte. Zij zag verdachte wekelijks en hij kwam regelmatig over de vloer en bleef ook slapen. [3]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de camerabeelden van 20 oktober 2023 bekeken die zicht hadden op de tuin van de aangever. Hij ziet op de camerabeelden omstreeks 11:50:47 uur een persoon een raam op de eerste verdieping betreden via een uitbouw. Deze persoon is geheel donker/zwart gekleed, draagt een capuchon en witte sokken. Ook is hij slank gebouwd. De persoon betreedt om 11:51:23 uur de woning via het genoemde raam op de eerste etage. Omstreeks 11:57:52 uur ziet verbalisant een andere persoon het raam sluiten. Dit bleek later de bewoner (de rechtbank begrijpt dat waar wordt gesproken over bewoner dit schoonvader betreft) te zijn.
Omstreeks 11:58:16 uur ziet verbalisant dezelfde persoon de uitbouw uit komen rennen met een witte tas in zijn linkerhand. De bewoner rent achter hem aan. De persoon rent naar de achterzijde van de tuin en verdwijnt net als de bewoner uit beeld. Omstreeks 11:58:37 uur ziet verbalisant dat de bewoner weer in beeld komt en zijn armen omhooghoudt alsof hij zichzelf beschermt. Hij ziet direct hierna de persoon de bewoner een harde duw geven, kennelijk om te ontkomen. De bewoner vangt de duw op door een stap naar achteren te nemen. De persoon rent weer uit beeld naar de achterzijde van de tuin. De bewoner rent erachteraan. Vervolgens komt de bewoonster (de rechtbank begrijpt dat waar wordt gesproken over bewoonster dit schoonmoeder betreft) uit de woning en komt de bewoner weer in beeld die achteruit stapt, alsof hij terugdeinst voor iets. De bewoonster loopt in de richting van de bewoner en de persoon. Zij wordt met kracht tegen de schuur geduwd door de persoon. De bewoonster verliest bijna haar evenwicht. Verbalisant ziet dat de bewoners op leeftijd zijn. Hij schat dat de persoon een stuk jonger is. [4]
Er heeft forensisch onderzoek plaatsgevonden op de locatie [adres 2] te [plaats] , waarbij ook het draairaam dat uitkwam in een slaapkamer op de eerste verdieping is onderzocht. Daarbij zijn op de kopse kant van het draairaam twee beschadigingen
aangetroffen passend bij het steken en/of wrikken met een breekvoorwerp van buitenaf in de
sluitnaad tussen raam en raamkozijn. [5]
Op 27 december 2023 sprak verbalisant [verbalisant 1] met de bewoner van de [adres 3] te [plaats] , getuige [getuige 2] . [getuige 2] heeft op 20 oktober 2023 gezien dat een persoon zijn auto tegenover de woning [adres 4] te [plaats] parkeerde. Het betrof een lichtkleurige Yaris of een ander model dat daarop leek. Kort daarna zag [getuige 2] deze persoon uit de brandgang, gelegen aan de [adres 2] te [plaats] , komen rennen. Deze persoon droeg een zwarte hoodie, stapte in zijn auto en reed hard weg richting de speeltuin gelegen verderop aan de [straat 3] . [6]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft beelden bekeken die gemaakt zijn vanuit de locaties [adres 5] en [adres 6] in [plaats] . Op de beelden gemaakt vanuit de [adres 5] ziet hij op 20 oktober 2023 om 12:00:49 uur een voertuig met hoge snelheid voorbij komen rijden. Het voertuig komt uit de richting van de [straat 4] en slaat linksaf de [straat 2] op in de richting van de [straat 5] . Op de beelden gemaakt vanuit de [adres 6] ziet verbalisant het voertuig op 20 oktober 2023 om 12:01:00 uur voorbijrijden. Hij ziet dat het kenteken van het voertuig [kenteken] is en dat de wieldop rechtsachter ontbreekt. [7]
Het voertuig met het kenteken [kenteken] betreft een Hyundai Atos-Prime 1.1 en staat op naam van [naam] , geboortedatum [geboortedatum 2] 1964. [8] Dit is de vader van verdachte.
In het politie registratiesysteem staat tevens vermeld dat de auto van 20 januari 2023 tot en met 1 juni 2023 op naam stond van verdachte. Op 27 september 2023 is verdachte gecontroleerd in dit voertuig terwijl het geparkeerd stond. Daarnaast staat vermeld dat verdachte op 19 augustus 2023 was gecontroleerd als bestuurder van dit voertuig, zonder geldig rijbewijs en onder invloed van verdovende middelen. [9]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wel eens in de auto van zijn vader rijdt. [10]
Uit deze bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte op 20 oktober 2023 heeft gepoogd om uit een woning aan de [adres 2] in [plaats] goederen weg te nemen, welke poging tot diefstal werd gevolgd van geweld tegen meerdere personen.
De rechtbank acht de herkenning van verdachte door getuige [getuige 1] betrouwbaar en geloofwaardig. [getuige 1] heeft een zeer specifieke omschrijving gegeven van de uiterlijke kenmerken van verdachte. Bovendien kenden [getuige 1] en verdachte elkaar goed: zij hebben een relatie gehad van een half jaar, waarbij zij elkaar wekelijks zagen en ook bij elkaar sliepen. Het enkele feit dat [getuige 1] pas twee maanden na het incident door de politie is gehoord, doet aan de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van haar verklaring niet af. Uit het dossier blijkt immers dat [getuige 1] de camerabeelden vrijwel onmiddellijk na het voorval heeft gezien en verdachte – die recht in de camera keek – daarbij direct herkende.
Uit de bewijsmiddelen volgt ook dat de dader gebruik heeft gemaakt van een auto die op naam staat van de vader van verdachte en die verdachte (soms) ook gebruikt.
De slotsom is dat de rechtbank feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen acht.
Feit 2
Het CBR heeft bij brief van 13 juli 2023 aan verdachte bekendgemaakt dat er een onderzoek naar zijn drugsgebruik heeft plaatsgevonden en dat daaruit is gebleken dat hij niet geschikt is om te rijden. Het CBR heeft het rijbewijs van verdachte daarom vanaf 20 juli 2023 ongeldig verklaard. [11]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. [12]
Uit deze bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte op 20 oktober 2023 heeft gereden, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De rechtbank betrekt hierbij ook de onder feit 1 reeds genoemde bewijsmiddelen met betrekking tot de verklaring van getuige [getuige 2] , de door verbalisant [verbalisant 1] bekeken beelden van de locaties [adres 5] en [adres 6] in [plaats] , alsmede het feit dat het voertuig met het kenteken [kenteken] op naam staat van de vader van verdachte, de verklaring van verdachte dat hij wel eens in de auto van zijn vader rijdt en dat verdachte op eerdere momenten reeds is aangehouden als bestuurder van het voertuig. De rechtbank acht daarom feit 2 wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1 primair
hij op
of omstreeks20 oktober 2023 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, in een woning
en/of op een besloten erf waarop een woning stond,te weten, de [adres 2] , een of meer goederen,
in elk geval enig goed dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachtetoebehoorde(n) weg te nemen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/
of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak
, verbreking en/of inklimming, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
welke poging tot diefstal werd
vergezeld ofgevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweldtegen
een ofmeerdere personen, [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] met kracht (weg) te duwen;
2
hij op 20 oktober 2023 te [plaats] ,
althans in Nederland, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, [straat 1] en
/of[straat 2] , als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie
of categorieënheeft bestuurd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:
poging tot diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heter daad, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
feit 2:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een integrale vrijspraak bepleit. Hij heeft zich niet uitgelaten over de afdoening van de zaak wanneer de rechtbank wel tot een veroordeling mocht komen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak in een woning. Dit is een ernstig feit. Het brengt niet alleen hinder en schade met zich mee, maar tast ook de gevoelens van veiligheid van de benadeelden in ernstige mate aan. Dit terwijl een woning bij uitstek een veilige plek moet zijn, zowel voor de bewoners als voor de goederen in die woning. Verdachte heeft zich hier geen rekenschap van gegeven. Toen verdachte op heterdaad werd betrapt, heeft hij bovendien geweld gebruikt tegen de op leeftijd zijnde personen die op dat moment in de woning aanwezig waren, om zodoende te kunnen ontsnappen. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Daarnaast heeft verdachte een auto bestuurd, terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Hiermee heeft hij een met het oog op de verkeersveiligheid door het bevoegde gezag genomen maatregel genegeerd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 2 september 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten of rijden terwijl het rijbewijs ongeldig is verklaard. Er is dus geen sprake van recidive. Aangezien verdachte op 4 januari 2024 een strafbeschikking heeft ontvangen wegens rijden onder invloed van drugs is artikel 63 Wetboek van Strafrecht van toepassing.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf aansluiting gezocht bij wat in soortgelijke gevallen wordt opgelegd en heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.
Gelet op de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder met name zijn jeugdige leeftijd en het feit dat hij na het plegen van de bewezenverklaarde feiten een jaar lang (nagenoeg) niet opnieuw met politie en justitie in aanraking is gekomen, zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen voor de duur van vier maanden. De rechtbank zal een deel van deze straf, te weten twee maanden, voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van drie jaren, om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan (soortgelijke) strafbare feiten schuldig te maken.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 450,00 aan materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering gedeeltelijk kan worden toegewezen, te weten tot een bedrag van € 135,00, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige deel aan materiële schade heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard.
Overweging van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 1 primair bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Het gevorderde bedrag bestaat uit de posten niet gewerkte uren, reiskosten, en kosten voor verf en plamuur. Niet is onderbouwd hoe deze posten zich tot elkaar verhouden. De rechtbank maakt daarom gebruik van haar schattingsbevoegdheid en stelt het schadebedrag vast op € 135,00 voor verf- en plamuurkosten. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen. De proceskosten tot vandaag worden begroot op nihil.
Verdachte is vanaf 20 oktober 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

9. De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 63, 312 van het Wetboek van Strafrecht;
- 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van vier (4) maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
twee (2) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie (3) jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit:
 veroordeelt verdachte in verband met het feit onder 1 primair tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van
€ 135,00aan materiële schade, vermeerderd met de
wettelijke rente vanaf 20 oktober 2023tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 legt aan verdachte de
verplichting op om aan de Staat te betalen, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag
€ 135,00aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 oktober 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen twee (2) dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M. Stratenus (voorzitter), mr. H.C. Leemreize en mr. S.W. van Kasbergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.F.A. Vrede en mr. M. van Gameren, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 oktober 2024.
Mr. Leemreize en mr. Van Gameren zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023486913, gesloten op 3 juni 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 7.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 13.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 50-51.
5.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning, p. 19.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 39.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 41.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 33.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 47.
10.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 oktober 2024.
11.Brief van het CBR van 13 juli 2023 betreffende ‘Rijgeschiktheid mededelingen’.
12.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 oktober 2024.