ECLI:NL:RBGEL:2024:8922

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
10931146
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en tekortkoming bij de plaatsing van een veranda

In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Gelderland, is een geschil ontstaan tussen eisers en gedaagde over de levering en plaatsing van een veranda. De overeenkomst tussen partijen werd in augustus 2021 gesloten, waarbij gedaagde zich verplichtte om een terrasoverkapping aan eisers te leveren en te plaatsen voor een bedrag van € 6.944,00. Na de plaatsing op 5 oktober 2021 meldden eisers herhaaldelijk dat het dak van de veranda niet waterdicht was, wat leidde tot een aantal klachten en een verzoek tot reparatie. Ondanks pogingen van gedaagde om de problemen op te lossen, bleven de lekkages bestaan. In april 2023 heeft eisers de overeenkomst ontbonden en vorderden zij schadevergoeding van gedaagde.

De kantonrechter heeft beoordeeld of de ontbinding van de overeenkomst rechtsgeldig was. De rechter oordeelde dat gedaagde tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst door de veranda ondeugdelijk te plaatsen, maar dat de gebreken niet de volledige ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigden. De kantonrechter concludeerde dat de tekortkomingen niet van voldoende gewicht waren om de gehele overeenkomst te ontbinden, en dat er mogelijkheden waren voor herstel. Daarom werden de vorderingen van eisers afgewezen, en werd besloten dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt.

Dit vonnis is uitgesproken op 11 december 2024 door mr. L.J.P. Lambooij.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: 10931146 \ CV EXPL 24-505
Vonnis van 11 december 2024
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] (in mannelijk enkelvoud),
gemachtigde: mr. T.J. Roest Crollius,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam
[bedrijf 1],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. E. Baldan Kaya.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 april 2024,
- de e-mail van 25 oktober 2024 van de zijde van [gedaagde] ,
- de e-mail van 28 oktober 2024 van de zijde van [eisers] ,
- de mondelinge behandeling van 1 november 2024, waarvan aantekening is gehouden door de griffier.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In augustus 2021 is tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen op grond waarvan [gedaagde] de verbintenis op zich heeft genomen om een terrasoverkapping/veranda aan [eisers] te leveren en te plaatsen voor een door [eisers] te betalen bedrag van € 6.944,00 (incl. btw).
2.2.
Op 5 oktober 2021 heeft [gedaagde] de veranda aan [eisers] geleverd en geplaatst in de tuin van [eisers]
2.3.
Bij factuur van 5 oktober 2021 heeft [gedaagde] een bedrag van € 6.944,00 aan [eisers] in rekening gebracht. [eisers] heeft dit bedrag aan [gedaagde] betaald.
2.4.
Op 31 maart 2022 heeft [eisers] per e-mail aan [gedaagde] bericht:
“(…)
Echter vanaf de plaatsing is het dak niet waterdicht geweest.
Hierover hebben wij vele malen met u kontakt gehad, maar de lekkage is nog steeds niet opgelost.
Dit is niet conform de leveringsvoorwaarde waarin u aangeeft 1 jaar garantie te geven op de montage.
Ik sommeer u om komende maand (april 2022) dit probleem op te lossen.
(…)”
2.5.
In april 2022 heeft [gedaagde] geprobeerd de klachten van [eisers] te verhelpen. Daarbij heeft hij de randen van het dak van de veranda opnieuw gekit en heeft hij geprobeerd om de schuifpui af te stellen en aan te laten sluiten op de terrastegels.
2.6.
Bij brief van 25 november 2022 heeft de gemachtigde van [eisers] aan [gedaagde] bericht, kort gezegd, dat de veranda niet goed is geplaatst en dat lekkages zijn ontstaan, alsmede dat [gedaagde] een laatste maal in de gelegenheid wordt gesteld om binnen veertien dagen de veranda te (laten) repareren.
2.7.
Op 16 december 2022 heeft een bij [gedaagde] werkzame monteur aluminiumprofielen langs het dak van de veranda geplaatst.
2.8.
Bij brief van 13 april 2023 heeft de gemachtigde van [eisers] aan [gedaagde] bericht dat wederom een lekkage is ontstaan in de veranda en dat [eisers] daarom de overeenkomst ontbindt.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert, samengevat, dat de kantonrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. zal verklaren voor recht dat de veranda niet voldoet aan de overeenkomst,
2. zal verklaren voor recht dat de overeenkomst is ontbonden bij brief van 13 april 2023,
3. [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 7.666,20 (€ 6.944,00 + € 722,20),
alsmede [gedaagde] zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eisers] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde] de veranda ondeugdelijk heeft geleverd en geplaatst omdat in de veranda kieren zitten en lekkages blijven ontstaan. [eisers] heeft de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden, hetgeen ongedaanmakingsverplichtingen in het leven roept. Dat betekent dat [gedaagde] de door [eisers] betaalde koopprijs moet restitueren. [gedaagde] dient voorts op grond van artikel 6:96 lid 2 BW de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 722,20 aan [eisers] te vergoeden.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is een overeenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan [gedaagde] enerzijds een veranda aan [eisers] heeft verkocht en geleverd en anderzijds deze veranda heeft geplaatst in de tuin van [eisers] Daarmee heeft de overeenkomst tussen partijen kenmerken van zowel een koopovereenkomst als een overeenkomst van aanneming van werk. In die zin kwalificeert de overeenkomst als een gemengde overeenkomst.
4.2.
Beoordeeld dient te worden of [eisers] de overeenkomst tussen partijen rechtsgeldig heeft ontbonden.
4.3.
Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
4.4.
[eisers] heeft gesteld dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. Volgens [eisers] heeft [gedaagde] de veranda ondeugdelijk geplaatst omdat de veranda lekkages blijft vertonen en in de schuifpui van de veranda kieren zitten. Deze gestelde gebreken zullen hierna afzonderlijk aan de orde komen.
Lekkages
4.4.1.
[gedaagde] heeft betwist dat de veranda (nog) lekkages vertoont. Gelet op deze betwisting ligt het op de weg van [eisers] om het bestaan van de lekkages nader te onderbouwen. [eisers] heeft daartoe een filmopname in het geding gebracht. Op deze filmopname is te zien dat het dak van de veranda tijdens een hevige regenbui op één plek lek is waardoor het regenwater naar beneden stroomt. Niet in geschil is dat [eisers] deze opname in de veranda heeft gemaakt op 24 mei 2024, derhalve na de door [gedaagde] uitgevoerde herstelwerkzaamheden. Daarmee staat vast dat ten aanzien van één lekkage sprake is van een gebrek. Dat naast deze lekkage nog andere lekkages bestaan in het dak van de veranda, is niet gebleken omdat [eisers] die stelling niet nader heeft onderbouwd.
Kieren in de schuifpui
4.4.2.
[gedaagde] heeft erkend dat de schuifpui scheef is en dat daardoor de deuren van de schuifpui niet goed op elkaar aansluiten en de schuifpui een aantal kieren bevat waardoor de schuifpui niet volledig waterdicht is. Dit levert een gebrek op. Tussen partijen staat vast dat dit gebrek wordt veroorzaakt omdat de ondergrond van de schuifpui niet waterpas is. De ondeugdelijke plaatsing van de schuifpui is derhalve te wijten aan de ongeschiktheid van de grond waarop de schuifpui is geplaatst. Deze oorzaak komt op grond van artikel 7:760 lid 2 BW in beginsel voor rekening van [eisers] tenzij [gedaagde] de in artikel 7:754 BW (oud) bedoelde waarschuwingsplicht heeft geschonden. Het is aan [gedaagde] om te stellen en te bewijzen dat hij aan deze waarschuwingsplicht heeft voldaan. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat hij tijdens het inmeten en het plaatsen van de schuifpui herhaaldelijk heeft gezegd dat de tegels niet vlak waren en dat hij daardoor de kieren in de schuifpui niet volledig dicht zou kunnen krijgen. Hoewel dit op zijn weg had gelegen, heeft [gedaagde] die stelling na de betwisting daarvan door [eisers] niet nader onderbouwd. Daarmee is niet komen vast te staan dat [gedaagde] [eisers] heeft gewaarschuwd voor het feit dat de ondergrond onvoldoende vlak was om daarop de schuifpui te plaatsen. Uitgangspunt is daarom dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de op hem rustende waarschuwingsplicht. Dit betekent dat [gedaagde] op grond van artikel 7:760 lid 2 BW aansprakelijk is voor de ondeugdelijke uitvoering van het werk voor wat betreft de plaatsing van de schuifpui.
4.5.
Gelet op de hiervoor vastgestelde gebreken staat vast dat [gedaagde] de veranda ondeugdelijk heeft geplaatst en daarom is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst.
4.6.
[gedaagde] heeft als verweer opgeworpen dat de gebreken aan de veranda niet de volledige ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigen. [gedaagde] heeft zich derhalve beroepen op de tenzij-bepaling van artikel 6:265 BW. Met [gedaagde] is de kantonrechter van oordeel dat de hiervoor vastgestelde gebreken, gelet op de aard en de ernst daarvan, geen gehele ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigen. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat het in dit geval gaat om een op maat gemaakte veranda waarbij de hiervoor vastgestelde gebreken plaatselijk zijn en waarvoor nog steeds de mogelijkheid van herstel door een derde bestaat. Deze mogelijkheid is voor [gedaagde] aanzienlijk minder bezwaarlijk dan een gehele ontbinding van de overeenkomst. Een gehele ontbinding van de overeenkomst zou immers ook ontbinding van het gedeelte van de overeenkomst betekenen dat wel deugdelijk is nagekomen, waaronder de koop en levering van de (onderdelen van de) veranda. Alle omstandigheden wegend komt de kantonrechter tot de conclusie dat de tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] van onvoldoende gewicht is om de gehele ontbinding van de overeenkomst met haar gevolgen te rechtvaardigen. Hierbij wordt opgemerkt dat de vastgestelde gebreken naar voorshands oordeel wel grond zouden kunnen opleveren voor een gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst (6:270 BW) of omzetting van de verbintenis tot nakoming in een verbintenis tot betaling van een vervangende schadevergoeding (artikel 6:87 BW), maar dat niet in die zin kan worden beslist omdat dit niet is gevorderd.
4.7.
Het vorenstaande betekent dat [eisers] de overeenkomst tussen partijen niet rechtsgeldig heeft ontbonden. De vorderingen van [eisers] zullen daarom worden afgewezen.
4.8.
Gelet op de uitkomst van deze procedure, waarbij is vastgesteld dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J.P. Lambooij en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2024.
lt