ECLI:NL:RBGEL:2024:8885

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
11253058
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens non-conformiteit van een woning door gebrekkige vloer

In deze zaak heeft eiser, [eiser], een woning gekocht van gedaagden, [gedaagden], voor een bedrag van € 535.535,00. Na de eigendomsoverdracht op 15 mei 2023 ondervond eiser problemen met de pvc-vloer op de begane grond, die begon te bollen. Eiser heeft gedaagden aansprakelijk gesteld voor de kosten van vervanging van de vloer, die hij op € 7.508,44 heeft begroot. Gedaagden hebben de aansprakelijkheid betwist en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van eiser. De kantonrechter heeft de koopovereenkomst als uitgangspunt genomen en vastgesteld dat eiser de woning in de staat heeft aanvaard waarin deze zich bevond bij de koop. De rechter oordeelde dat de gebreken aan de vloer het normale gebruik van de woning niet belemmeren, en dat eiser niet kan aantonen dat de gebreken al tijdens de eigendomsoverdracht aanwezig waren. De vorderingen van eiser zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten. Gedaagden hebben hun tegenvordering ook verloren, maar de proceskosten in reconventie zijn op nihil gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: 11253058 \ CV EXPL 24-2261
Vonnis van 11 december 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. P.F.M. Langenhof,
tegen

1.[gedaagden] ,

te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
te [woonplaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
procederend zonder gemachtigde.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 augustus 2024, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de conclusie van antwoord in reconventie, alsmede akte overlegging producties 20 t/m 24 en akte uitlaten producties van [eiser] ,
- het e-mailbericht van 4 november 2024 van [gedaagden] met nadere producties,
- de mondelinge behandeling van 14 november 2024, bij welke gelegenheid door [gedaagden] spreekaantekeningen zijn voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen verder ter zitting is besproken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 8 maart 2023 heeft [eiser] de woning aan [straat] van [gedaagden] gekocht voor een bedrag van € 535.535,00.
2.2.
In de koopovereenkomst, die gebaseerd is op een standaardmodel van de Nederlandse Vereniging van Makelaars, is het volgende bepaald:

6.1. De onroerende zaak zal aan koper in eigendom worden overgedragen in de staat waarin deze zich bij het tot stand komen van deze koopovereenkomst bevindt, derhalve met alle daarbij behorende rechten en aanspraken, heersende erfdienstbaarheden en kwalitatieve rechten, zichtbare en onzichtbare gebreken en vrij van gebreken, beslagen en inschrijvingen daarvan. Koper aanvaardt deze staat en daarmee ook de op de onroerende zaak rustende publiekrechtelijke beperkingen voor zover dat geen ‘bijzondere lasten’ zijn.

6.3. De onroerende zaak zal bij de eigendomsoverdracht de feitelijke eigenschappen bezitten die nodig zijn voor een normaal gebruik als:woonhuis met siertuin voor eigen bewoning.
Indien de feitelijke levering eerder plaatsvindt, zal de onroerende zaak op dat moment de eigenschappen bezitten die voor een normaal gebruik nodig zijn.
Verkoper staat niet in voor andere eigenschappen dan die voor een normaal gebruik nodig zijn. Gebreken die het normale gebruik belemmeren en die aan koper bekend of kenbaar zijn op het moment van het tot stand komen van deze koopovereenkomst komen voor rekening en risico van koper.
Voor gebreken die het normale gebruik belemmeren en die niet aan koper bekend of kenbaar waren op het moment van het tot stand komen van deze koopovereenkomst is verkoper uitsluitend aansprakelijk voor de herstelkosten. Bij het vaststellen van de herstelkosten wordt rekening gehouden met de aftrek ‘nieuw voor oud’.
Verkoper is niet aansprakelijk voor overige (aanvullende) schade, tenzij verkoper een verwijt treft.
2.3.
Op 15 mei 2023 is de woning aan [eiser] geleverd.
2.4.
Op 27 september 2023 schrijft [eiser] via WhatsApp aan [gedaagden] dat de pvc vloer op de begane grond “
(…) gaat bolstaan”. En op 17 oktober 2023 laat hij weten: “
Breken nu ook stukken af..”.
2.5.
Op 21 december 2023 onderzoekt een deskundige van de verzekeraar van [gedaagden] de vloer. In een e-mail van 8 januari 2024 schrijft [eiser] hierover het volgende aan [gedaagden] :

Op 21-12-2023 is er een expert, welke door uw verzekeraar is ingeschakeld, in mijn woning geweest om de problemen met de pvc-vloer te onderzoeken en te beoordelen. Hij gaf aan dat het los-/ en omhoogkomen van deze vloer het gevolg is van het niet correct leggen van de vloer. Naar zijn mening ligt deze aan beide zijden vastgeklemd onder de keukendelen, waardoor de vloerdelen niet kunnen “werken” (krimpen/uitzetten), maar alleen maar omhoog kunnen komen. Hierdoor liggen deze niet meer vlak op de vloer en raken de vloerdelen op deze plaatsen beschadigd. De expert meent dat de oplossing ligt in het vervangen en het op de juiste wijze aanbrengen van de vloer.
(…)
Graag verneem ik hoe het probleem zal worden opgelost.
2.6.
Op 2 februari 2024 ontvangen [gedaagden] een brief van [eiser] waarin staat dat zij aansprakelijk worden gehouden voor de kosten die gemoeid zijn met de vervanging van de vloer. De brief sluit af met een sommatie om binnen 14 dagen na dagtekening een bedrag van € 7.508,44 te betalen.
2.7.
[gedaagden] hebben niet aan de sommatie voldaan.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - dat:
i. [gedaagden]
primairhoofdelijk worden veroordeeld om een schriftelijk voorstel tot vervanging van de vloer te presenteren en, bij akkoord van [eiser] , deze vloer door een erkend bedrijf te laten plaatsen, op straffe van een dwangsom,
ii. [gedaagden]
subsidiairhoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 7.451,58, met rente en kosten,
iii. [gedaagden]
zowel primair als subsidiairhoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, met rente.
3.2.
Aan zijn vordering legt [eiser] ten grondslag dat de woning non-conform is, omdat de vloer op de begane grond dusdanig gebrekkig is, dat deze vervangen moet worden.
3.3.
[gedaagden] voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagden] vorderen dat [eiser] zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.900,00.
4.2.
Aan hun tegenvordering leggen [gedaagden] ten grondslag dat [gedaagde sub 1] veel uren aan onderhavige zaak heeft moeten besteden. Die uren heeft hij niet kunnen werken en daardoor is hij inkomsten misgelopen.
4.3.
[eiser] voert verweer tegen de tegenvordering en concludeert tot afwijzing daarvan, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten, met rente.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen is in essentie in geschil of [eiser] recht heeft op een schadevergoeding voor de door hem gestelde gebreken aan de vloer.
De afspraak over gebreken
5.2.
Bij de beantwoording van deze vraag neemt de kantonrechter de koopovereenkomst als vertrekpunt, want daarin hebben partijen een afspraak vastgelegd over hoe om te gaan met eventuele gebreken. De hoofdregel van die afspraak houdt in dat [eiser] de woning heeft aanvaard in de staat waarin deze zich bij de totstandkoming van de koopovereenkomst bevond. Dat betekent dat [eiser] in beginsel dus het risico draagt van alle zichtbare en onzichtbare gebreken. Hierop geldt een belangrijke uitzondering: [gedaagden] staan bij de eigendomsoverdracht in voor de afwezigheid van gebreken die het normaal gebruik van de woning belemmeren. Daarmee wordt bedoeld dat [gedaagden] garanderen dat in de woning gewoond kan worden op een voldoende veilige manier, met een redelijke mate van duurzaamheid en zonder dat het woongenot wezenlijk wordt aangetast. Gebreken die het normaal gebruik belemmeren maar die aan [eiser] bekend of kenbaar waren, vallen niet onder deze uitzondering.
Wat moet de kantonrechter beoordelen?
5.3.
Gelet op het voorgaande moet dus worden beoordeeld of sprake is van een gebrek dat (i) tijdens de eigendomsoverdracht bestond, (ii) het normale gebruik als woning belemmert én (iii) niet aan [eiser] bekend of kenbaar was tijdens het sluiten van de koopovereenkomst. Aan al deze vereisten moet zijn voldaan, wil [eiser] aanspraak maken op een schadevergoeding.
Bestond het gebrek al tijdens de eigendomsoverdracht?
5.4.
Het door [eiser] gestelde gebrek betreft de problemen die hij aan de vloer op de begane grond van de woning ondervindt. [eiser] stelt dat deze vloer verkeerd is gelegd. De vloer is namelijk onder de keuken en strak tegen de plinten geplaatst, waardoor deze niet goed kan werken. De vloer is daardoor gaan bollen en uiteindelijk op diverse plekken beschadigd geraakt, aldus [eiser] . De stellingen van [eiser] worden zo begrepen, dat hij de verkeerde legging van de vloer als het gebrek beschouwt waarop de non-conformiteit wordt gebaseerd.
5.5.
[gedaagden] betwisten niet dat de vloer beschadigd is. Wat zij wel betwisten is dat dit door een verkeerde legging van de vloer is veroorzaakt. [gedaagden] wijzen erop dat de vloer tijdens de eigendomsoverdracht in goede staat verkeerde. Het is volgens hen opmerkelijk dat de door [eiser] gestelde problemen zich pas anderhalf jaar na het leggen van de vloer openbaren. Het ligt volgens [gedaagden] meer voor de hand dat de beschadigingen zijn ontstaan door gedragingen van [eiser] na aankoop.
5.6.
Bij deze stand van de discussie kan er niet van kan worden uitgegaan dat de problemen aan de vloer worden veroorzaakt door een verkeerde legging daarvan. [gedaagden] betwisten dat immers gemotiveerd. Weliswaar heeft [eiser] twee verklaringen van twee vloerbedrijven in het geding gebracht waarin staat dat de huidige problemen te wijten zijn aan verkeerde legging van de vloer, maar [gedaagden] hebben op hun beurt een verklaring van een ander vloerbedrijf overgelegd waarin die conclusie juist wordt betwist. Of sprake is van een gebrek dat al tijdens de eigendomsoverdracht aanwezig was, blijft dus onduidelijk. Een deskundigenonderzoek zou dan ook in beginsel voor de hand liggen, maar de kantonrechter is van oordeel dat dit in deze zaak achterwege kan blijven. Want ook als dergelijk onderzoek zou uitwijzen dat de vloer niet goed is gelegd, dan zijn [gedaagden] , zoals in het hiernavolgende zal worden uitgelegd, voor dit gebrek niet aansprakelijk.
Het normale gebruik wordt niet belemmerd
5.7.
Voorop staat dat het voor [eiser] vervelend is dat hij problemen aan de vloer ondervindt. Die problemen belemmeren het normaal gebruik van de woning echter niet. Ook in een woning waarvan de vloer op de begane grond bolt kan namelijk worden gewoond op een voldoende veilige manier, met een bepaalde mate van duurzaamheid en zonder dat het woongenot wezenlijk wordt aangetast. De in dit verband door [eiser] naar voren gebrachte omstandigheden maken dat niet anders: hakende sokken en kraakgeluiden leveren - naar objectieve maatstaven - geen wezenlijke aantasting van het woongenot op. Dat zou anders kunnen zijn indien de vloerverwarming als gevolg van het bollen niet goed meer zou werken, maar dat dit zo is, is niet gebleken. Die stelling heeft [eiser] immers niet onderbouwd, zodat daaraan wordt voorbijgegaan.
5.8.
Dat de woning ten tijde van de koop pas anderhalf jaar oud was, brengt overigens niet met zich dat [eiser] meer van de vloer mocht verwachten. Een dergelijke omstandigheid is hoogstens relevant indien zich een gebrek voordoet dat verband houdt met de bouwkundige staat van de woning. Van zo’n gebrek is hier geen sprake.
5.9.
Dat ook de vloer pas anderhalf jaar oud was, leidt niet tot een ander oordeel, gelet op de aard van het gestelde gebrek. Ook een nieuwe vloer kan immers verkeerd zijn gelegd.
Slotsom
5.10.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vordering niet slaagt. De vordering van [eiser] zal daarom worden afgewezen.
5.11.
[eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. Omdat [gedaagden] zonder gemachtigde procederen, is artikel 238 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van toepassing. Hierin is bepaald welke proceskosten de kantonrechter kan toekennen, namelijk noodzakelijke reis- en verblijfkosten en verletkosten in de zin van gederfde inkomsten, alles uitsluitend voor zover deze samenhangen met het bijwonen van een zitting. Voorbereidingstijd voor een zitting valt niet onder de hiervoor genoemde kosten die vergoed kunnen worden, en dus zal de door [gedaagden] hiervoor gevorderde vergoeding worden afgewezen.
5.12.
[gedaagden] zijn één keer naar de rechtbank gekomen voor deze procedure: voor de mondelinge behandeling. Hiervoor kan een vergoeding voor verletkosten worden toegekend. Het is landelijk beleid dat dergelijke kosten worden vastgesteld op een forfaitair bedrag van € 50,00. De kantonrechter ziet geen aanleiding hiervan af te wijken en een hoger bedrag aan kosten toe te kennen. [gedaagden] hebben onvoldoende onderbouwd dat zij hogere kosten hebben. De enkele stelling dat [gedaagde sub 1] zzp-er is en in die hoedanigheid een gangbaar uurtarief van € 100,00 hanteert, is onvoldoende om te kunnen vaststellen dat sprake is van gederfde inkomsten ter hoogte van (een deel van) het gevorderde bedrag. Aan verletkosten zal daarom slechts een bedrag van (tweemaal
€ 50,00 =) € 100,00 worden toegekend. De proceskosten in conventie zullen dan ook tot op heden worden begroot op € 100,00 aan verletkosten.
5.13.
Uit het voorgaande volgt dat de tegenvordering van [gedaagden] zal worden afgewezen. [gedaagden] hebben daarom als de ongelijk gestelde partij in reconventie te gelden. In beginsel moeten zij dus in reconventie de proceskosten betalen, maar gelet op de geringe omvang van het in dit verband gevoerde debat, zullen die kosten op nihil worden gesteld.

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 100,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in reconventie
6.3.
wijst de vordering van [gedaagden] af,
6.4.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, tot op heden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.E. Sijsma en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2024.
fh