ECLI:NL:RBGEL:2024:8881

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
269575.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het vervoeren van cocaïne met een verborgen ruimte in de auto

Op 5 december 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 35-jarige man, die werd beschuldigd van het vervoeren van 6 kilogram cocaïne. De verdachte werd op 22 augustus 2024 in Nijmegen aangehouden na een ANPR-hit op zijn voertuig. Tijdens de controle werd een verborgen ruimte in de auto ontdekt, waarin de cocaïne was verstopt. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de tenlastelegging en dat de doorzoeking van de auto rechtmatig was. De verdachte had bewust de kans aanvaard dat er harddrugs in zijn voertuig zouden worden vervoerd. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 21 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarnaast werden enkele in beslag genomen goederen, waaronder de auto en telefoons, behandeld. De rechtbank verklaarde de lichtgrijze Google telefoon verbeurd, terwijl de andere telefoons aan de verdachte werden teruggegeven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.269575.24
Datum uitspraak : 5 december 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in het Justitieel Complex [verblijfplaats] in [plaats] .
raadsman: mr. J.J. Mul, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 augustus 2024 te Nijmegen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 6040 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het bewijs voor het aantreffen van de cocaïne in de auto van verdachte onrechtmatig is verkregen en dient te worden uitgesloten. Er waren geen feiten en omstandigheden die de aanhouding, cautie en doorzoeking van de auto rechtvaardigden. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het medeplegen.
Beoordeling door de rechtbank
Op 22 augustus 2024 zagen verbalisanten een ANPR hit op een voertuig rijdend op de autosnelweg A1 ter hoogte van de plaats Hoevelaken. Verbalisanten zagen dat het een Opel Agila betrof met kenteken [kenteken] . De ANPR hit was in verband met ondermijning. Verbalisanten zagen het voertuig rijden en zij zijn het voertuig vanaf de A12 gevolgd. Ze zagen dat het voertuig parkeerde aan de Generaal Smutstraat in Nijmegen. De bestuurder bleef in het voertuig zitten. Na ongeveer drie minuten zag verbalisant [verbalisant 1] een Volkswagen Caddy aan komen rijden. In deze Volkswagen zag verbalisant [verbalisant 1] één persoon zitten. Het viel verbalisant [verbalisant 1] op dat deze bestuurder actief om zich heen aan het kijken was. Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] zagen dat de Volkswagen Caddy naast de Opel Agila parkeerde. Ze stonden vlak naast elkaar, met ongeveer een halve meter tussenruimte. Na ongeveer één minuut naast elkaar te hebben gestaan, zagen verbalisanten dat de Volkswagen Caddy wegreed en rechtsaf sloeg de Kaaplandstraat op. Verbalisanten zagen dat de Opel Agila ook wegreed en kort achter de Volkswagen Caddy aanreed. Beide voertuigen gingen stilstaan in de Retiefstraat. De bestuurders van beide voertuigen stapten uit. Verdachte stond naast de Opel Agila. De bestuurder van de Caddy stond naast verdachte. Verbalisant [verbalisant 3] zag dat verdachte en de bestuurder van de Caddy elkaar iets toonden op hun telefoons die zij in hun handen vasthielden. Het is verbalisant [verbalisant 3] ambtshalve bekend dat bij een criminele transactie vaak wordt afgesproken op een openbare plaats. Het is hem voorts bekend dat partijen elkaar een zogeheten ‘token’ tonen. Deze staat vaak op de telefoon of wordt fysiek getoond. Dit dient als bewijs en toont aan dat de partijen een afspraak met elkaar hebben. Het is verbalisanten ook ambtshalve bekend dat partijen vaak van tevoren even contact maken en dan naar een locatie verderop rijden. De strafbare goederen worden daar dan na een transactie overgedragen. Verbalisant [verbalisant 3] zag dat verdachte kort plaatsnam in zijn voertuig waarna hij weer uitstapte. Vervolgens zagen verbalisanten dat de Volkswagen Caddy weer wegreed. Verbalisant [verbalisant 4] reed voorbij de Opel Agila en zag dat verdachte van de bestuurdersstoel, achterstevoren gekeerd zat in de richting van de achterbank. Verdachte had een gebogen houding en zijn armen waren gestrekt naar de achterbank. Verbalisant [verbalisant 4] zag dat hij aan het ‘rommelen’ was op de achterbank.
Verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 5] , [verbalisant 2] en [verbalisant 6] , zagen dat de Opel Agila bleef staan en besloten om de Opel Agila te controleren. Verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 5] en [verbalisant 6] vroegen de bestuurder om zich te legitimeren en dit bleek verdachte te zijn. Gelet op de bevindingen van de verbalisanten hebben zij verdachte de cautie gegeven en hem gewezen op zijn recht op een advocaat. Ze hoorden verdachte verklaren dat hij op een vriend aan het wachten was en later vertelde hij dat hij familie in Nijmegen had wonen. Verdachte verklaarde dat hij alleen was, aan het chillen was en een jointje aan het roken was. Verbalisanten besloten hierop om de Opel Agila te doorzoeken. In de Opel Agila troffen verbalisanten een professionele verborgen ruimte aan. Deze zat onder de achterbank. In de verborgen ruimte lagen rechthoekige ingetapete blokken waarvan sommige voorzien waren van een logo. Verbalisant [verbalisant 5] schatte in dat het ongeveer 5 à 6 blokken waren. Deze blokken zijn inbeslaggenomen. Verdachte is vervolgens aangehouden. [2]
De inbeslaggenomen blokken zijn onderzocht. Het ging om zes blokken cocaïne van 1.004,33 gram, 1.006,05 gram, 1.008,94, 1.007,34 gram, 1.009,15 gram en 1.004,50 gram. [3]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij werd aangesproken door een onbekende man toen hij op een terras in Amsterdam zat. Deze vertelde dat verdachte klusjes voor hem kon doen door met geld en softdrugs te rijden. Verdachte kon hier € 300 tot € 500 mee verdienen. Verdachte heeft hiermee ingestemd. Verdachte wist dat het geen zuivere koffie was. Er is aan verdachte gevraagd of in zijn auto een verborgen ruimte gezet mocht worden en hij heeft hiermee ingestemd. In de kofferbak zat een knopje, waarmee de verborgen ruimte onder de achterbank aan de passagierskant open ging. Verdachte kreeg de opdracht om een pakketje op te halen in Amsterdam. Op de dag dat verdachte werd aangehouden is verdachte naar een winkelcentrum in Amsterdam gegaan en daar heeft een andere persoon spullen in de verborgen ruimte gelegd. Verdachte wist niet wat erin is gelegd. Verdachte kreeg tijdens het rijden een afbeelding met daarop het adres in Nijmegen. Op dit adres moest hij de spullen afleveren en hij is naar dit adres gereden. [4]
De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of de doorzoeking van het voertuig van verdachte rechtmatig was. Hiervoor is van belang dat er een redelijk vermoeden was dat verdachte zich schuldig maakte aan een strafbaar feit. Dit redelijke vermoeden moet gebaseerd zijn op feiten en omstandigheden die objectief bezien voldoende aanleiding geven voor een verdenking van het plegen van een strafbaar feit. Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad kunnen aan het bestaan van dit vermoeden de ervaring en deskundigheid van de opsporingsambtenaar bijdragen. Gelet op de ANPR hit in combinatie met de bevindingen van de verbalisanten en de hen ambtshalve bekende informatie is de rechtbank van oordeel dat er een redelijk vermoeden was dat verdachte zich schuldig maakte aan een strafbaar feit als omschreven in artikel 67, eerste lid Sv. Hiermee is de doorzoeking, op grond van artikel 96b, eerste lid Sv, van het voertuig rechtmatig en kunnen de onderzoeksresultaten worden gebruikt voor het bewijs.
Vervolgens is de vraag hoe het handelen van verdachte gekwalificeerd dient te worden. Gelet op de verklaring van verdachte en de bevindingen van de verbalisanten acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging opgenomen hoeveelheid cocaïne heeft vervoerd. Verdachte heeft namelijk door zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat in de verborgen ruimte harddrugs zouden komen te liggen. De rechtbank acht ook het medeplegen wettig en overtuigend bewezen. Uit de verklaring van verdachte volgt immers dat hij heeft ingestemd met het verzoek om een verborgen ruimte in zijn auto te plaatsen en vervolgens de opdracht kreeg om een pakketje, dat door een ander in de verborgen ruimte werd gelegd, van Amsterdam naar Nijmegen te brengen. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank de nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de onbekend gebleven personen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks22 augustus 2024 te Nijmegen tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, opzettelijk heeft
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/ofvervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 6040 gram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijndecocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, en een proeftijd van 3 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om gelet op zijn persoonlijke omstandigheden een lagere gevangenisstraf op te leggen en de proeftijd te beperken tot 2 jaar.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van ruim 6 kilogram cocaïne. Door zich in te laten met personen die zich bezig houden met de handel in harddrugs, en zich door hen te laten verleiden tot het aannemen van een klus om snel geld te verdienen, heeft verdachte bijgedragen aan deze handel. Het gebruik van harddrugs levert grote gezondheidsrisico’s voor de gebruikers op. Verder gaat de handel in harddrugs vaak gepaard met andere strafbare feiten die ondermijnend en maatschappij-ontwrichtend werken.
Uit de justitiële documentatie van 17 oktober 2024 blijkt dat verdachte in 2019 is veroordeeld tot een taakstraf van 38 uur voor overtreding van artikel 3 onder B en C van de Opiumwet.
De reclassering schrijft in het reclasseringsadvies van 14 november 2024 dat zij geen aanknopingspunten of noodzaak zien tot het opstellen van een plan van aanpak in het kader van bijzondere voorwaarden. Verdachte lijkt prima in staat invulling te geven aan zijn leven waarbij de reclassering reclasseringsbemoeienis niet geïndiceerd acht. Het risico op recidive wordt als laag ingeschat.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank mede acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De oriëntatiepunten gaan voor het vervoeren van 5 tot 6 kilogram harddrugs uit van een gevangenisstraf van 24 maanden en voor het vervoeren van 6 tot 7 kilogram harddrugs uit van een gevangenisstraf van 28 maanden.
Alles afwegende acht de rechtbank een straf zoals geëist door de officier van justitie, met uitzondering van de duur van de proeftijd, passend en geboden. Gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies ziet de rechtbank geen aanleiding om een proeftijd van 3 jaar op te leggen en zal de proeftijd beperken tot 2 jaar. De rechtbank legt dan ook op een gevangenisstraf van 21 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van 2 jaar.

8.De beoordeling van het beslag

Onder verdachte zijn een Opel Agila (goednummer 3276151), een donker grijze Google telefoon (goednummer 3276197), een lichtgrijze Google telefoon (goednummer 3276198) en een groene iPhone (goednummer 3276201) in beslag genomen.
Standpunten officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de Opel Agila en de Google telefoons verbeurd moeten worden verklaard. De auto is gebruikt bij het plegen van het strafbare feit en op één van de telefoons zijn drugs gerelateerde berichten aangetroffen. Daarnaast worden dit soort telefoons gebruikt in het criminele circuit, omdat ze lastig te kraken zijn. Beide telefoons zijn op de achterbank van de auto van verdachte aangetroffen. De iPhone kan terug naar verdachte.
De verdediging verzet zich niet tegen verbeurdverklaring van de Opel Agila. Eén Google telefoon gebruikte verdachte als navigatie en de iPhone is de privételefoon van verdachte. Deze dienen teruggegeven te worden aan verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft verklaard dat hij de witte Google telefoon heeft gekregen van de onbekend gebleven persoon, zodat hij met hem in contact kon blijven. De rechtbank concludeert dat dit de lichtgrijze Google telefoon moet zijn. De rechtbank zal deze telefoon (goednummer 3276198) verbeurd verklaren, omdat met behulp van deze telefoon het feit is begaan.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen Opel Agila (goednummer 3276151) vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, nu is komen vast te staan dat in deze auto een verborgen ruimte is gemaakt. Door de aanwezigheid van deze verborgen ruimte, is dit een voorwerp van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave van de donkergrijze Google telefoon (goednummer 3276197) en de iPhone (goednummer 3276201) aan verdachte gelasten, omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36d en 47 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet;

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
eenentwintig (21) maandenen bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
zes (6) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 verklaart verbeurd de lichtgrijze Google telefoon (goednummer 3276198);
 beveelt de onttrekking aan het verkeer van de Opel Agila (goednummer 3276151);
 gelast de teruggave van de donkergrijze Google telefoon (goednummer 3276197) en de iPhone (goednummer 3276201) aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Veldhuizen (voorzitter), mr. M.J. Ouweneel en mr. A.M.P.T. Blokhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Tuitert en mr. D. van Doorn, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 december 2024.
Mr. Van Veldhuizen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 7] van de politie Eenheid Landelijke Expertise en Operaties, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024391881, gesloten op 7 oktober 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 10 t/m 12.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 13, Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 48 en 49, NFI rapport, p. 56, 57, 58, 59, 60, 61.
4.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 november 2024.