In deze zaak vordert de Stichting Vrienden van de Molenberg, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.F. Schepel, een bedrag van € 171.446,47 van de gedaagden, die de ouders zijn van een erfgenaam van een overleden vrouw. De vordering is gebaseerd op ongerechtvaardigde verrijking, maar de gedaagden voeren verweer en stellen dat de vordering is verjaard en dat er al eerder over deze kwestie is geoordeeld. De rechtbank heeft in een eerder vonnis van 6 september 2017 geoordeeld over een vordering van de bewindvoerder van de overleden vrouw, waarbij een deel van de vordering is toegewezen en een ander deel is afgewezen. Dit eerdere vonnis heeft gezag van gewijsde, wat betekent dat de rechtbank niet opnieuw over dezelfde vordering kan oordelen. De rechtbank concludeert dat de vordering van de Stichting deels is afgewezen op basis van dit gezag van gewijsde en dat de overige vordering is verjaard. De rechtbank wijst de vorderingen van de Stichting af en veroordeelt haar in de proceskosten van de gedaagden, die in totaal € 7.626,50 bedragen.