In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 12 december 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de terugvordering van een bouwsubsidie van € 544.536 beoordeeld. De subsidie was in 1986 verstrekt voor de renovatie van een gebouw ten behoeve van een jeugdzorginstelling. De minister van Justitie en Veiligheid had op 8 april 2021 besloten om het subsidiebedrag terug te vorderen, wat door eiseres werd betwist. Eiseres stelde dat de minister niet bevoegd was om de subsidie terug te vorderen en dat de terugvordering onvoldoende gemotiveerd was. De rechtbank oordeelde dat de minister wel degelijk bevoegd was, maar dat de motivering voor de volledige terugvordering niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en oordeelde dat de minister een nieuw besluit moest nemen, waarbij hij de hoogte van het terug te vorderen bedrag opnieuw moest motiveren, eventueel met inschakeling van een commissie van deskundigen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en veroordeelde de minister tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.