ECLI:NL:RBGEL:2024:8823

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
11355150 \ EZ VERZ 24-512 \ MMKJS \ mk
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontheffing van de verplichting tot vereffening in erfrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, op 5 december 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure betreffende erfrecht. Verzoeker, die optreedt als wettelijk vertegenwoordiger van de rechthebbende, heeft een verzoek ingediend om ontheffing van de verplichting tot vereffening van de nalatenschap van de overleden erflaatster. De erflaatster is op [datum] 2015 overleden en haar nalatenschap is beneficiair aanvaard door verzoeker. Eerder, op 27 september 2024, is een vergelijkbaar verzoek afgewezen door de kantonrechter, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. Verzoeker heeft aangevoerd dat de erfgenamen gezamenlijk de afwikkeling van de nalatenschap aan een notariskantoor hebben toevertrouwd en dat het saldo van de nalatenschap positief is. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat het opnieuw indienen van het verzoek zonder nieuwe feiten neerkomt op een verkapt hoger beroep tegen de eerdere beslissing. Daarom heeft de kantonrechter het verzoek afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken op 5 december 2024.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaakgegevens 11355150 \ EZ VERZ 24-512
uitspraak van 5 december 2024
beschikking
in de zaak van
[verzoeker] h.o.d.n. [bedrijf 1]in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [rechthebbende]
kantoorhoudende te [kantoorplaats]
verzoekende partij
gemachtigde [naam 1]
en

1.[belanghebbende sub 1]

wonende te [woonplaats]
2.
[belanghebbende sub 2]
wonende te [woonplaats]
belanghebbende partijen
procederend in persoon

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 14 oktober 2024 met bijlagen.

2.De feiten

2.1.
Op [datum] 2015 is te [plaats] overleden [erflaatster] , geboren te [plaats] op [datum] 1950 (hierna: erflaatster). De laatste woonplaats van erflaatster was [plaats] .
2.2.
Bij beschikking van 12 september 2019 heeft de kantonrechter te Enschede de goederen die (zullen) toebehoren aan [rechthebbende] onder bewind gesteld, met benoeming van verzoeker tot bewindvoerder.
2.3.
Verzoeker heeft als wettelijk vertegenwoordiger van [rechthebbende] de nalatenschap van erflaatster beneficiair aanvaard.
2.4.
Bij beschikking van 27 september 2024 is het verzoek van verzoeker waarin hij verzoek aan de kantonrechter om ontheffing van de verplichting om te vereffenen volgens de wet op grond van artikel 4:202 lid 2 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), afgewezen.

3.Het verzoek

3.1.
Verzoeker verzoekt de kantonrechter opnieuw op grond van artikel 4:202 lid 2 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) om ontheffing van de verplichting om te vereffenen volgens de wet, nu het saldo van de nalatenschap van erflaatster positief is en verzoeker de hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger bezit.
3.2.
Aan zijn verzoek heeft verzoeker het volgende ten grondslag gelegd. De erfgenamen zijn gezamenlijk erfgenaam hebben de afwikkeling van de nalatenschap uit handen gegeven aan het [notariskantoor] . Thans ligt de wens voor om de nalatenschap van erflaatster op eenvoudige wijze af te wikkelen door de ‘laatste stap’ te zetten, namelijk die van de verdeling. Doordat erflaatster niet bij uiterste wisbeschikking over haar nalatenschap heeft beschikt en er derhalve geen executeur is aangewezen die een ruimschoots voldoende verklaring kan afleggen, zal een beroep op artikel 4:202 lid 1 onder a BW falen. Verzoeker verzoekt de kantonrechter daarom het verzoek alsnog toe te wijzen.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat het uitgangspunt is dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen met zich brengt dat een partij die zich niet kan verenigen met de beslissing in een rechterlijke uitspraak, tegen die beslissing moet opkomen met het aanwenden van een rechtsmiddel, tenzij die mogelijkheid in de wet is uitgesloten. Tegen de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland van 27 september 2024 staat hoger beroep open bij het gerechtshof, in te stellen binnen drie maanden te rekenen van de dag van de uitspraak.
4.2.
Het opnieuw indienen van verzoek op grond van artikel 4:202 lid 2 BW, zonder dat sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden, op basis van dezelfde argumenten die reeds bij het verzoek dat tot de beslissing van 27 september 2024 heeft geleid, komt in feite neer op een verkapt hoger beroep tegen die beslissing. Om die reden kunnen de door verzoeker opnieuw aangevoerde argumenten niet leiden tot toewijzing van het verzoek. De kantonrechter zal het verzoek dan ook afwijzen.

5.De beslissing

De kantonrechter,
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. M.M.K.J. Steketee en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2024.