ECLI:NL:RBGEL:2024:8818

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
C/05/441863 / JE RK 24-1018
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging omgangsregeling en ontzegging recht op omgang van de vader

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland op 6 december 2024 een beschikking gegeven over de omgangsregeling tussen de vader en zijn twee minderjarige kinderen. De kinderrechter heeft op verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) de omgang tussen de vader en de kinderen ontzegd op grond van artikel 1:265g lid 1 BW. De vader is niet-ontvankelijk verklaard in zijn tegenverzoek. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de omgang op dit moment niet op een verantwoorde manier kan plaatsvinden, gezien het gebrek aan medewerking van de vader en incidenten die zich hebben voorgedaan. De GI heeft aangegeven dat de vader zich niet aan afspraken heeft gehouden en grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond, wat heeft geleid tot zorgen over de veiligheid van de omgang. De kinderrechter heeft benadrukt dat er zo snel mogelijk een nieuwe partij moet worden gevonden om de omgang te begeleiden en dat de GI de regie heeft over de herstart van de omgang. De kinderrechter heeft de GI aangespoord om in december of januari weer een omgangsmoment te laten plaatsvinden, zonder te wachten op een definitief plan. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de vader kan een nieuw verzoek tot omgang indienen indien de situatie niet verbetert.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Arnhem
Zaaknummer: C/05/441863 / JE RK 24-1018
Datum uitspraak: 6 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een wijziging van de omgangsregeling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
[naam vader] ,
hierna te noemen de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. E.J. Coxon te Utrecht.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 1 oktober 2024;
  • het verweerschrift van de vader, ontvangen op 5 december 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op
6 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • drie vertegenwoordigers van de GI;
  • een begeleider van de vader van Unitio aan wie bijzondere toegang is verleend.
De moeder is niet verschenen voor de mondelinge behandeling. Zij heeft zich
vooraf afgemeld.
1.3.
De zaak is gelijktijdig behandeld met het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling (zaaknummer C/05/443893 / JE RK 24-1192)

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
2.2.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wonen bij hun moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 10 januari 2024 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verlengd tot 12 januari 2025.
2.4.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis in kort geding van 29 november 2023 bepaald dat er, totdat een rechter anders beslist dan wel partijen anders overeenkomen, tussen de vader en [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] omgang plaatsvindt op de wijze zoals door de GI is voorgesteld in de aan dat vonnis gehechte brief van 26 oktober 2023, die kort gezegd inhoudt dat de vader een omgangsmoment met de kinderen heeft eens per drie weken, uit te breiden na positieve tussenevaluaties.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de vastgestelde omgangsregeling te wijzigen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, in die zin dat: de omgang tussen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] en de vader wordt geschorst totdat er meer duidelijk is over welke partij de omgang kan en wil begeleiden en hoe dit veilig en fijn kan worden gerealiseerd voor de kinderen en ook voor de begeleiders. Wanneer deze duidelijkheid er is, zal de GI een nieuw verzoek om wijziging van de omgangsregeling bij de rechtbank indienen.
3.2.
De GI is van mening dat de omgang op dit moment niet op een verantwoorde manier kan worden voortgezet door het gebrek aan medewerking van vader en de incidenten die zich de afgelopen tijd hebben voorgedaan. SOC Nederland wil de omgang niet meer begeleiden. Dit omdat de vader niet met hen in gesprek gaat waardoor zij hun werk niet op de door hen gewenste manier kunnen uitvoeren. Bovendien zijn er ernstige zorgen over de veiligheid van het personeel en die van de omgeving. Tijdens de incidenten heeft de vader veel grensoverschrijdend gedrag laten zien (waarbij hij onder meer telefonisch richting het SOC doodsbedreigingen heeft geuit). Ook hield de vader zich regelmatig niet aan de gemaakte afspraken. Hij is meerdere malen door de jeugdbeschermers hierop aangesproken.

4.Het verweer en zelfstandig verzoek

4.1.
De vader wil dat het verzoek van de GI wordt afgewezen. De vader stelt zich op het standpunt dat de schorsing van de omgang onjuist en niet in het belang van de kinderen is. Hoewel de vader erkent dat het laatste omgangsmoment vervelend is verlopen, merkt hij ook op dat hij door een onvoorziene vertraging op de weg verlaat was. Toen hij, weliswaar te laat, aan kwam, is de omgang met de kinderen alsnog afgezegd. De vader was zeer emotioneel (verdrietig) en had geen enkel begrip voor deze beslissing. Deze handelswijze van het SOC ontbeert enige medemenselijkheid. Immers, ook voor de kinderen is het volstrekt onduidelijk geweest dat de omgang niet zou doorgaan. De handelswijze is in ieder geval zeer escalerend geweest, hetgeen in de ogen van vader volstrekt onnodig was. Door de voor- en nabesprekingen worden de omgangsmomenten voor de vader zeer beladen, hetgeen ertoe leidt dat hij spanningen ervaart in aanloop naar de omgang. Dit is mede veroorzaakt doordat de verslaglegging en bespreking naar zijn oordeel eenzijdig zijn en vooral gericht op ‘negatieve’ aspecten van de contacten met de kinderen. Daar waar bijvoorbeeld onvermeld blijft dat de kinderen het ontzettend fijn vonden om hun vader te zien en hem in de armen vlogen bij binnenkomst. Dit was vooral het geval bij de begeleiding van Grandcare (dan wel haar onderaannemer) en in zeker mate ook bij het SOC. Dat maakt dat vader daadwerkelijk ervaart dat hij tegenover de begeleiding staat, wat de samenwerking niet ten goede komt.
4.2.
Als zelfstandig verzoek wil de vader de omgangsregeling wijzigen overeenkomstig sub a. en b. van het petitum van het verweerschrift. Hij baseert dat verzoek op artikel 1:265g lid 2 BW. De vader wil met dat voorstel laten zien dat hij aan de slag is gegaan zoals de GI van hem verlangt. Dat voorstel ziet op opbouwende omgang in eerste instantie in het bijzijn van de begeleider(s) van Unitio en zal ook met hen worden geëvalueerd.

5.Het standpunt van de moeder

5.1.
Uit het bericht van de moeder blijkt dat zij het eens is met het verzoek van de GI. Zij staat achter een vorm van begeleide omgang, mits die omgang in het belang van de kinderen is en de gemaakte afspraken worden nagekomen. Op het verweerschrift van de vader heeft zij niet kunnen reageren.

6.De beoordeling

6.1.
Op grond van artikel 1:265g lid 1 BW kan de kinderrechter op verzoek van de GI een omgangsregeling wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige(n) noodzakelijk is. Lid 2 van dit artikel kan vervolgens als grondslag voor een wijziging van een omgangsregeling dienen als er al eerder een omgangsregeling op grond van lid 1 op verzoek van de GI door de kinderrechter is vastgesteld of gewijzigd. Dat is echter nog niet het geval, de kinderrechter beslist vandaag voor het eerst op een dergelijk verzoek. Dit heeft tot gevolg dat de vader niet-ontvankelijk is in zijn zelfstandig tegenverzoek. Dat laat onverlet dat de kinderrechter de inhoud van dat verweerschrift en het omgangsvoorstel wel betrekt in de beoordeling.
6.2.
Op grond van artikel 1:377a BW heeft een kind recht op omgang met zijn ouders. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind. De kinderrechter kan dit recht op omgang van een ouder echter ook ontzeggen. [1]
Dit kan zij doen als er sprake is van een zogeheten ontzeggingsgrond. Uit de stukken en de toelichting ter zitting begrijpt de kinderrechter dat hier door de GI wordt gedoeld op kennelijke ongeschiktheid tot omgang van de vader. De vader heeft zodanig gedrag laten zien tegenover de omgangsbegeleiding, dat deze zich genoodzaakt heeft gezien te stoppen met de begeleiding. Omgangsbegeleiding is volgens de GI vooralsnog een noodzakelijke randvoorwaarde voor die omgang. Er moet nu dus eerst een nieuwe partij gevonden worden om de omgang te begeleiden. Verder wil de GI dat de vader samen met zijn begeleiding (Unitio) zelf een plan van aanpak maakt. Daaruit zal moeten blijken hoe hij voortaan op tijd gaat komen, hoe hij zorgt dat de omgang in het vervolg fijn en veilig kan verlopen, ook voor de aanwezige begeleiding. Ook dient de vader zich dan uit te laten over hoe hij de evaluaties vorm wil geven aangezien hij het volgens de GI lastig vindt om leerpunten/feedback te horen. Verder is ook besproken dat de vader erg veel moeite heeft gehad met de voor- en nagesprekken van de omgang. Daarover heeft de GI toegelicht dat die gesprekken niet alleen nodig zijn om te proberen de vader voor te bereiden, maar ook om hem te informeren over hoe de vlag bij de kinderen erbij hangt. Dit is belangrijk omdat dat ervoor zorgt dat er goede aansluiting is tussen de vader en de kinderen.
6.4.
Nu de omgang niet onbegeleid kan plaatsvinden, en SOC zich heeft teruggetrokken terwijl er nog geen nieuwe begeleiding is geregeld, concludeert de kinderrechter dat er op dit moment geen omgang kan plaatsvinden. Dat betekent dat het verzoek van de GI wordt toegewezen en dat het recht op omgang voor nu ontzegd moet worden.
6.5
Voor de kinderrechter staat ook voorop dat zo snel als mogelijk de omgang weer moet plaatsvinden. Zowel de GI als de vader hebben daarvoor al voorwerk gedaan. De GI is al op zoek gegaan naar een andere partij die bereid is de omgang te begeleiden. Dat is in een ver gevorderd stadium en in afwachting van bericht over de financiering vanuit de gemeente. Namens de vader is naar voren gebracht dat het niet eerlijk is dat daar nu op moet worden gewacht, ook omdat hij – daags voor de mondelinge behandeling – een eigen voorstel voor omgangsbegeleiding heeft gedaan. Volgens de GI past de frequentie, vorm en tempo echter niet bij wat de kinderen op dit moment nodig hebben. Wel is zowel door de GI als door Unitio toegezegd dat zij in overleg zullen treden om de omgang zo snel mogelijk weer tot stand te kunnen brengen.
6.5.
Om een snelle hervatting te bespoedigen dringt de kinderrechter er bij de GI op aan om indien mogelijk nog in december, en anders in ieder geval wel in januari weer een omgangsmoment te laten plaatsvinden. De kinderrechter vindt niet dat gewacht hoeft te worden op een definitief plan voordat er een herstart van de omgang plaatsvindt. Daarbij heeft de GI de regie over die omgang, de duur, frequentie en vorm van begeleiding. De kinderrechter doet daarbij ook een beroep op Unitio, om daarin op een constructieve manier met de GI mee te denken. Hoewel Unitio de persoonlijke begeleiding geeft voor de vader, moet voorkomen worden dat er twee kampen ontstaan en daardoor geen omgang van de grond komt. De kinderrechter spreekt uit dat zij verwacht dat op korte termijn duidelijk kan zijn wanneer er weer omgang kan plaatsvinden. Indien die inspanning uitblijft of tekortschiet kan de vader dit aandragen als een wijziging van omstandigheden en een nieuw verzoek tot omgang doen.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
wijzigt de omgangsregeling en ontzegt de vader het recht op omgang met de kinderen
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] en
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , voor onbepaalde tijd en bepaalt dat de regie voor de zo spoedig mogelijke herstart van de omgang bij de GI ligt;
7.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
7.3.
verklaart de vader niet ontvankelijk in zijn zelfstandig tegenverzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. Blaisse, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2024, in aanwezigheid van mr. G. Vlemmings als griffier en op schrift gesteld op 9 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Dit kan op basis van artikel 1:265g lid 1 gelezen in samenhang met artikel 1:377a lid 2 en 3 BW.