ECLI:NL:RBGEL:2024:8814

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
11068032
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Financiële afwikkeling van een samenlevingsovereenkomst tussen ex-partners

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland, gaat het om de financiële afwikkeling van de relatie tussen twee ex-partners die een samenlevingsovereenkomst hadden gesloten. De partijen, die een affectieve relatie hebben gehad, hebben samen een woning gekocht en zijn gaan samenwonen. Na de breuk van hun relatie in januari 2023, heeft de eiser, [eiser in conv], diverse vorderingen ingesteld tegen de gedaagde, [gedaagde in conv], met betrekking tot geldleningen, kosten van de gezamenlijke huishouding en gebruiksvergoeding voor de woning. De gedaagde heeft verweer gevoerd en vorderingen in reconventie ingesteld, waaronder een verzoek om betaling aan een derde partij in plaats van aan de eiser.

De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de inhoud van de samenlevingsovereenkomst en de bemiddelingsovereenkomst die partijen hebben gesloten. De rechter heeft geoordeeld dat de gedaagde verplicht is om de eiser een bedrag van € 21.932,73 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld om haar medewerking te verlenen aan het op haar naam stellen van de Toyota Yaris, en is zij aansprakelijk gesteld voor de beslagkosten van € 828,60. De vorderingen van de gedaagde in reconventie zijn afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, gezien de relatie tussen partijen en de aard van het geschil.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 11068032 \ CV EXPL 24-1379
Vonnis van 13 december 2024
in de zaak van
[eiser in conv],
wonende te [woonplaats]
eisende partij in conventie
verwerende partij in reconventie
hierna te noemen: [eiser in conv]
gemachtigde: mr. B.W.J. Theunissen (Hekkelman advocaten),
tegen
[gedaagde in conv],
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij in conventie
eisende partij in reconventie
hierna te noemen: [gedaagde in conv]
gemachtigde: mr. R.A.H. Vullings (AB Advocaten)

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 juni 2024 en de daarin genoemde processtukken;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte overlegging productie met de producties 13 t/m 19 van [eiser in conv] ;
- een kopie van het verzoekschrift en het exploot tot het leggen van conservatoir derdenbeslag van [eiser in conv] ;
- de akte overlegging aanvullende producties en vermeerdering van eis in reconventie met de producties 8 t/m 10 van [gedaagde in conv] ;
- de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 november 2024. [eiser in conv] was aanwezig met zijn gemachtigde mr. B.W.J. Theunissen en [gedaagde in conv] met haar gemachtigde mr. R.A.H. Vullings. Van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
2.2.
Begin 2022 hebben partijen de woning aan de [adres woning] gekocht, waarvan ieder voor gelijke delen eigenaar was. De woning is op 20 april 2022 aan partijen geleverd, waarna partijen er zijn gaan samenwonen.
2.3.
Partijen hebben op 13 juli 2022 een notariële samenlevingsovereenkomst gesloten.
In de samenlevingsovereenkomst staat, voor zover thans van belang, opgenomen:
‘(..)
Kosten van de huishouding
Artikel 3
1. Gedurende de periode dat partijen samenwonen zijn zij over en weer verplicht in elkaars levensonderhoud te voorzien.
2. De kosten van de gemeenschappelijke huishouding worden door partijen gedragen naar evenredigheid van ieders inkomen. Zijn de inkomens onvoldoende, dan worden de kosten gedragen naar evenredigheid van ieders vermogen. (..)
6. Indien een partij in een kalenderjaar meer heeft bijgedragen in de kosten van de huishouding dan die partij op grond van het bepaalde in dit artikel moet dragen, vindt er geen verrekening plaats. Partijen kunnen hiervan afwijken mits zij dit schriftelijk vastleggen.
(..)
Vergoedingsrechten
Artikel 5
Indien aan het vermogen van een partij een waarde is onttrokken ten behoeve van de andere partij, heeft deze jegens de andere partij recht op een vergoeding gelijk aan de waarde ten tijde van de onttrekking. Het bedrag is direct opeisbaar, tenzij redelijkheid en billijkheid zich tegen directe opeisbaarheid verzetten.
(..)’
2.4.
Partijen hebben een gezamenlijke bankrekening met [rekeningnummer 1] , die tot 3 mei 2022 alleen op naam van [eiser in conv] stond. Partijen hebben maandelijks hun salaris op de rekening gestort, waarmee vaste en variabele kosten werden betaald.
2.5.
De relatie tussen partijen is rond de jaarwisseling van 2022-2023 verbroken. [eiser in conv] heeft de woning op 4 januari 2023 verlaten. [gedaagde in conv] is in de woning blijven wonen.
2.6.
Op 22 februari 2023 heeft de Burgemeester van de [gemeente] bij beschikking [eiser in conv] een huisverbod opgelegd, vanwege vernieling, mishandeling en bedreiging aan het adres van [gedaagde in conv] op 5 januari 2023.
2.7.
Op 17 maart 2023 is, door tussenkomst van [naam 1] van [bedrijf 1] (hierna te noemen [naam 1] ), een document (door partijen aangeduid als ‘bemiddelingsovereenkomst’) tot stand gekomen over (deel)afspraken voor de (financiële) afwikkeling van de samenwoning. Partijen hebben ieder apart een kopie ondertekend.
2.7.1.
In de ‘bemiddelingsovereenkomst’ is, voor zover hier van belang, opgenomen:
‘(..)
Betaalrekening – gezamenlijke rekening
Deze van oorsprong op [eiser in conv] zijn naam staande rekening zal gehandhaafd blijven tot het moment van verkoop van de woning van uit pragmatische overwegingen.
Vanaf maart 2023 zal er geen salaris meer worden gestort op deze rekening.
(..)
Beiden zullen naar evenredigheid deze eigenaarslasten voldoen door 50% van deze lasten over te maken op deze gezamenlijke rekening.
(..)
Na verkoop van de woning zal [gedaagde in conv] medewerking verlenen de huidige gezamenlijke rekening weer alleen op naam van [eiser in conv] te krijgen.
De gebruikslasten van de woning zullen voor [gedaagde in conv] haar rekening koen aangezien zij momenteel in de woning verblijft. Zij zal deze lasten van haar eigen betaalrekening voldoen. (..)
Inboedelverzekering en Voertuigen
(..)
De infinity is van [eiser in conv] en wordt aan hem toebedeeld.
De Toyota Yaris wordt gebruikt door [gedaagde in conv] en zal worden toebedeeld aan [gedaagde in conv] . De auto staat echter op naam van [eiser in conv] . [eiser in conv] zal medewerking verlenen de auto op naam van [gedaagde in conv] te zetten na akkoord van dit voorstel zo spoedig mogelijk.
Oscal zal de schade aan de auto (spiegel) vergoeden. (..)
Voor de auto is destijds een bedrag betaald van € 4000,-- waarvoor deels een onderhandse lening is afgesloten. Na reparatie zal [gedaagde in conv] direct zorgdragen voor overschrijving van de auto op haar naam en daarbij een bedrag van € 2.000,-- overmaken aan [eiser in conv] . [eiser in conv] draagt zorg voor aflossing van de onderhandse lening.
(..)’
2.8.
De woning aan de [adres woning] is verkocht en op 19 april 2024 geleverd aan de betreffende koper.
2.9.
[eiser in conv] heeft op 19 april 2024 conservatoir derdenbeslag laten leggen ten laste van [gedaagde in conv] onder de notaris op (de helft van) de netto verkoopopbrengst van de woning, die de notaris voor [gedaagde in conv] na de levering onder zich heeft gehouden.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser in conv] vordert – na wijziging van eis – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde in conv] te veroordelen tot betaling van:
I. € 15.496,52 (wegens geldleningen en voorgeschoten kosten), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2023 en de buitengerechtelijke kosten;
II. € 1.928,01 (wegens geldlening voor betaling privéschulden van [gedaagde in conv] ) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 april 2024 (datum dagvaarding);
III. de helft van de teruggave energielasten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 april 2024;
IV. € 6.157,50 aan gebruiksvergoeding voor de woning, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum vonnis;
en [gedaagde in conv] te bevelen om:
V. binnen drie dagen na betekening van het vonnis:
a. het kentekenbewijs van de Toyota Yaris ( [kenteken] ) op haar naam te stellen en het vrijwaringsbewijs aan [eiser in conv] te sturen
b. haar medewerking te verlenen aan de wijziging van de tenaamstelling van de en-/of rekening;
alles op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag, met een maximum van € 25.000,-;
met veroordeling van [gedaagde in conv] in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser in conv] legt het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag. [eiser in conv] heeft gedurende de relatie diverse bedragen aan [gedaagde in conv] voorgeschoten of geleend. Ondanks de afspraken die in de bemiddelingsovereenkomst zijn vastgelegd en herhaaldelijk verzoek van [eiser in conv] , is [gedaagde in conv] niet tot terugbetaling overgegaan. [gedaagde in conv] is daarom ook de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten verschuldigd. Daarnaast heeft [gedaagde in conv] sinds 4 januari 2023 het exclusieve gebruik van de woning van partijen gehad als gevolg waarvan [eiser in conv] het redelijk acht dat [gedaagde in conv] de helft van de maandelijkse hypotheekrente aan hem vergoedt. Voorts dient [gedaagde in conv] haar medewerking te verlenen om het kentekenbewijs van de Toyota Yaris op haar naam te stellen en de tenaamstelling van de en-/of rekening te wijzigen, hetgeen tot op heden nog niet heeft plaatsgevonden. Aangezien [gedaagde in conv] heeft gewacht met het verlenen van haar medewerking tot verkoop van de woning, waardoor [eiser in conv] genoodzaakt was een kortgedingprocedure te starten met alle kosten van dien, en [gedaagde in conv] tot op heden weigerachtig is gebleven om tot een financiële afronding van de samenleving te komen, acht [eiser in conv] het gerechtvaardigd en passend dat [gedaagde in conv] in de proceskosten wordt veroordeeld.
3.3.
[gedaagde in conv] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser in conv] dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser in conv] . Daarbij is [gedaagde in conv] van mening dat de proceskosten tussen partijen gecompenseerd dienen te worden, hetgeen gebruikelijk is bij relationele kwesties, zoals de onderhavige.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde in conv] vordert – na wijziging van eis – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat, voor zover in conventie voldoende komt vast te staan dat het bedrag van € 2.000,- voor de aanschaf van de auto bij [naam 2] is geleend en dat bedrag ook is aangewend voor de aanschaf van de auto, [gedaagde in conv] het bedrag van € 2.000,- niet aan [eiser in conv] maar aan [naam 2] moet voldoen.
II. [eiser in conv] te veroordelen tot betaling van € 17.131,59, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juni 2024.
3.6.
[gedaagde in conv] heeft geen grondslag gesteld voor haar vordering onder I. Aan haar vordering onder II legt [gedaagde in conv] ten grondslag dat zij in de periode van 1 juli 2020 tot en met 1 april 2022 de huur en boodschappen heeft betaald terwijl [eiser in conv] bij haar inwoonde, maar niet bijdroeg in de kosten. [eiser in conv] is daarom gehouden de helft van de genoemde kosten aan [gedaagde in conv] te betalen.
3.7.
[eiser in conv] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde in conv] , met veroordeling van [gedaagde in conv] in de proceskosten.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie

4.1.
Deze zaak ziet op de financiële afronding van de samenleving van partijen.
€ 2.000 voor aanschaf auto
4.2.
[eiser in conv] stelt dat hij op 11 juli 2022 € 2.500,- van [naam 2] heeft geleend voor de aanschaf van de Toyota Yaris voor [gedaagde in conv] en vordert nu € 2.000,- van [gedaagde in conv] zoals afgesproken in de bemiddelingsovereenkomst van 17 maart 2023 (productie 3 bij dagvaarding). [gedaagde in conv] betwist € 2.000,- aan [eiser in conv] verschuldigd te zijn omdat zij voor de aankoop van de Toyota op 31 mei 2022 € 4.500,- op de gezamenlijke rekening heeft gestort en met dat bedrag de Toyota is gefinancierd. Ter onderbouwing daarvan verwijst [gedaagde in conv] naar het als productie 4 bij antwoord overgelegde bankafschrift. Er was daarom ook geen reden aanwezig een bedrag van [naam 2] te lenen, aldus [gedaagde in conv] . Uit het bankafschrift van [gedaagde in conv] (productie 4 bij antwoord) blijkt dat op 31 mei 2022 € 4.500,- is overgeschreven van haar rekening naar de (toen nog) rekening van [eiser in conv] . Bij de overschrijving is echter geen omschrijving vermeld. Daar komt bij dat de Toyota (pas) anderhalve maand na de betreffende storting is gekocht en niet dan wel onvoldoende (concreet) is gebleken dat partijen toen al bezig waren met de aankoop van de Toyota. Aangezien [gedaagde in conv] haar stelling op dit punt niet nader heeft onderbouwd, kan niet vastgesteld worden dat de gestelde overboeking op de aankoop van de Toyota ziet.
4.3.
Voorts is in de bemiddelingsovereenkomst van 17 maart 2023 (productie 3 bij dagvaarding) een specifieke afspraak over (de financiering van) de Toyota opgenomen, hetgeen niet rijmt met de stelling van [gedaagde in conv] dat zij de Toyota geheel zelf zou hebben betaald. [gedaagde in conv] doet weliswaar een beroep op vernietiging van de bemiddelingsovereenkomst wegens geestelijke stoornis, maar dit kan niet slagen. De kantonrechter overweegt daartoe het volgende. [gedaagde in conv] stelt dat zij ten tijde van het maken van de afspraken door de ernstige situatie waarin zij door toedoen van [eiser in conv] verkeerde, zodanig verward dat zij de inhoud en de gevolgen van de bemiddelingsovereenkomst niet kon overzien. Ter onderbouwing daarvan verwijst [gedaagde in conv] naar productie 8 (akte overleggen aanvullende producties). Hoewel voorstelbaar is dat de situatie tussen partijen, zoals in ieder geval is gebleken uit de beschikking van de burgemeester (productie 1 bij conclusie van antwoord), een enorme impact op [gedaagde in conv] heeft (gehad), blijkt uit productie 8 niet dat [gedaagde in conv] ten tijde van het sluiten van de bemiddelingsovereenkomst op 17 maart 2023 zodanig verward was dat zij niet in staat was om de gevolgen ervan te overzien. Uit de stellingen van partijen ter zitting is daarnaast gebleken dat zij ieder afzonderlijk meerdere keren met [naam 1] hebben gesproken over de te maken afspraken en dat [naam 1] op basis van die gesprekken de bemiddelingsovereenkomst heeft opgesteld. [gedaagde in conv] heeft nog aangevoerd dat zij [naam 1] erop heeft gewezen dat de afspraken niet klopten, maar deze stelling heeft zij op geen enkele wijze onderbouwd. Daarbij is niet gebleken dat [naam 1] tijdens de gesprekken met [gedaagde in conv] heeft kunnen opmerken dat [gedaagde in conv] niet bij machte was (de gevolgen van) de afspraken te overzien. Het voorgaande is onvoldoende om een beroep op vernietiging te laten slagen. De conclusie is daarom dat partijen zich door ondertekening hebben gebonden aan (de inhoud van) de bemiddelingsovereenkomst en door de andere partij tot nakoming ervan kunnen worden aangesproken.
4.4.
Aangezien tussen partijen vaststaat dat [eiser in conv] heeft zorggedragen voor reparatie van de Toyota, is [gedaagde in conv] gehouden € 2.000,- aan [eiser in conv] te betalen. Deze vordering wordt daarom toegewezen.
€ 789,62 voor factuur KPN en € 4.867,55 voor aflossing zonnepanelen
4.5.
Tussen partijen staat vast dat voornoemde bedragen zien op schulden die [gedaagde in conv] aan haar ex-partner had. Uit de bankafschriften (producties 6 en 8 bij dagvaarding) blijkt dat dat [eiser in conv] de bedragen op 20 november 2020 van (toen nog) zijn bankrekening heeft overgemaakt naar [rekeningnummer 2] .
[gedaagde in conv] heeft niet betwist dat dit haar rekeningnummer is (geweest). Aan de stelling van [gedaagde in conv] dat zij de betreffende bedragen niet zou hebben ontvangen, wordt daarom voorbijgegaan.
4.6.
[gedaagde in conv] acht het vervolgens niet redelijk dat zij deze bedragen aan [eiser in conv] moet terugbetalen en doet als het ware een beroep op een stilzwijgende afspraak tussen partijen. [gedaagde in conv] betaalde de vaste lasten en boodschappen toen [eiser in conv] bij [gedaagde in conv] inwoonde aan de [straatnaam] en [eiser in conv] droeg daarin niet bij. Zij heeft dat voor [eiser in conv] gedaan en [eiser in conv] heeft weleens wat voor [gedaagde in conv] betaald. In dat licht moeten deze betalingen worden gezien, aldus [gedaagde in conv] . [eiser in conv] heeft dit gemotiveerd betwist en aangevoerd dat hij destijds desgevraagd aan [gedaagde in conv] heeft uitgelegd dat als ze bij elkaar zouden blijven, [gedaagde in conv] deze bedragen niet terug hoefde te betalen, maar als partijen wel uit elkaar zouden gaan, de overboekingen leningen betroffen. Uit de bankafschriften blijkt ook dat [eiser in conv] bij de overboekingen de omschrijving ‘lening’ heeft vermeld. [gedaagde in conv] heeft dit onvoldoende (gemotiveerd) weersproken zodat van de juistheid ervan moet worden uitgegaan. Aangezien niet is gebleken dat [gedaagde in conv] deze bedragen reeds heeft terugbetaald, zijn deze vorderingen toewijsbaar.
€ 7.839,35 vanwege aankoop woning [adres woning]
4.7.
Vast is komen te staan dat [eiser in conv] destijds de factuur van € 15.678,70 aan kosten koper voor de woning aan de [adres woning] heeft betaald. [eiser in conv] vordert de helft van die factuur van [gedaagde in conv] . [gedaagde in conv] is van mening dat zij haar deel al (grotendeels) heeft betaald. Zij heeft namelijk vanaf het moment dat partijen de samenlevingsovereenkomst hebben gesloten, net als [eiser in conv] , haar volledige salaris op de gezamenlijke rekening gestort en het salaris van [eiser in conv] was lager. Daardoor heeft [gedaagde in conv] per saldo meer gestort dan er aan vaste/variabele lasten werd afgeschreven als gevolg waarvan het ‘overschot’ verrekend dient te worden met deze vordering, althans zo begrijpt de kantonrechter de stelling [gedaagde in conv] .
Aangezien [eiser in conv] de gestelde draagkracht gemotiveerd betwist, door onder meer aan te voeren dat de salarissen van partijen (ongeveer) even hoog waren, lag het op de weg van [gedaagde in conv] concreet inzicht te geven in de hoogte van ieders salaris, de gezamenlijke vaste en variabele lasten, welk deel van haar salaris na betaling van de vaste/variabele lasten resteerde en dat het restant verrekend is c.q. kon worden met (de helft van) deze factuur. Nu [gedaagde in conv] geen enkele onderbouwing van haar stelling heeft gegeven, kan de juistheid ervan niet worden vastgesteld. Aangezien vast staat dat partijen de woning aan de [adres woning] samen en voor gelijke delen hebben gekocht en [gedaagde in conv] niet betwist dat zij als gevolg daarvan de helft van de kosten koper verschuldigd is (geweest), wordt deze vordering toegewezen.
€ 1.928,01 (helft van € 3.856,02) vanwege betaling privé-schulden van [gedaagde in conv] .
4.8.
[eiser in conv] stelt dat hij in de periode van 15 juni tot en met 14 oktober 2022 meerdere betalingen aan Incassocenter en Wolfs Advocatuur heeft verricht die zien op privé-schulden van [gedaagde in conv] . [eiser in conv] vordert de helft van die betalingen terug met een beroep op artikel 5 van de samenlevingsovereenkomst (productie 1 bij dagvaarding), omdat de bedragen zijn betaald vanaf de gezamenlijke rekening, waarvan het saldo door gelijke stortingen van partijen werd gevormd.
[gedaagde in conv] betwist dat de gestelde vorderingen van Wolfs Advocatuur en Incassocenter privé-schulden van haar betreffen. [eiser in conv] werd zelf namelijk ook bijgestaan door Wolfs Advocatuur en heeft ook schulden aan Incassocenter gehad. Nu [eiser in conv] heeft nagelaten stukken te overleggen waaruit blijkt waar en, met name, op wie de genoemde vorderingen van Wolfs Advocatuur en Incassocenter zien, kan de juistheid van zijn stelling niet worden vastgesteld. Deze vordering wordt daarom afgewezen.
Helft teruggave energielasten
4.9.
Uit de jaarnota van Innova Energie (productie 7 bij antwoord in coventie) blijkt dat aan [gedaagde in conv] een teruggave van € 668,90 toekwam. De jaarnota ziet op de periode 20 april 2022 tot en met 20 april 2023. Tussen partijen staat vast dat [eiser in conv] tot en met februari 2023 de helft van de vaste lasten, waaronder de energiekosten, heeft meebetaald. [eiser in conv] kan daarom aanspraak maken op de helft van de teruggave over de periode april 2022 tot en met februari 2023. Dat komt neer op een bedrag van € 278,71 ((€ 668,90 / 12 maanden) * 10 =
€ 557,42/ 2)). Deze vordering wordt tot zover toegewezen.
Gebruiksvergoeding € 6.157,50 aan hypotheekrente
4.10.
Op grond van artikel 3:169 BW is iedere deelgenoot bevoegd tot het gebruik van een gemeenschappelijk goed, mits dit met het recht van de andere deelgenoot te verenigen is. Dit artikel heeft mede tot doel om de partij die niet het gebruik en genot van de woning heeft (in dit geval [eiser in conv] ) schadeloos te stellen. Dit kan onder meer door het betalen van een gebruiksvergoeding aan die partij door de wederpartij (HR 22 december 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA9143).
4.11.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde in conv] sinds 4 januari 2023 tot 19 april 2024 het exclusieve gebruik van de woning heeft gehad. Ook staat vast dat [eiser in conv] in die periode heeft meebetaald aan de hypotheeklasten. Op grond van artikel 3:169 BW komt aan [eiser in conv] in beginsel een redelijke en billijke gebruiksvergoeding toe. De stelling van [gedaagde in conv] dat het aan [eiser in conv] zelf te wijten is dat hij de woning heeft moeten verlaten, laat die aanspraak onverlet. [eiser in conv] heeft de gebruiksvergoeding vastgesteld op de helft van de verschuldigde hypotheekrente over de periode 4 januari 2023 tot en met 19 april 2024.
[gedaagde in conv] heeft ter zitting aangevoerd dat het gevorderde bedrag te hoog is in de gegeven situatie, maar ze heeft die stelling niet verder onderbouwd. De kantonrechter acht de door [eiser in conv] gevorderde gebruiksvergoeding redelijk, zodat deze vordering wordt toegewezen.
Wettelijke rente
4.12.
[eiser in conv] vordert vergoeding van de wettelijke rente over de verschillende gevorderde bedragen. De wettelijke rente wordt toegewezen omdat [gedaagde in conv] de verschuldigdheid ervan niet dan wel onvoldoende (gemotiveerd) heeft betwist en zij de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW verschuldigd is. De wettelijke rente wordt over de toe te wijzen bedragen toegewezen zoals hierna beslist.
Buitengerechtelijke kosten
4.13.
Uit het lichaam van de dagvaarding blijkt dat [eiser in conv] ook aanspraak wenst te maken op vergoeding van buitengerechtelijke kosten, maar deze vordering is niet in het petitum van de dagvaarding opgenomen. Voor zover dit wel het geval was geweest, waren de buitengerechtelijke kosten evenwel niet voor vergoeding in aanmerking gekomen, omdat niet is gebleken dat [eiser in conv] een kosteloze aanmaning als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW aan [gedaagde in conv] heeft gezonden.
Overschrijving Toyota Yaris
4.14.
Partijen hebben verschillende pogingen gedaan om de Toyota op naam van [gedaagde in conv] te (laten) zetten, maar dit is niet gelukt. Partijen zijn het erover eens dat [eiser in conv] de aangewezen partij is om het kentekenbewijs aan te vragen en dat [gedaagde in conv] de aangewezen partij is om de auto vervolgens op haar naam te zetten en een vrijwaringsbewijs aan [eiser in conv] af te geven. Aangezien het partijen zelf tot op heden nog niet is gelukt, geeft de kantonrechter partijen mee om dit samen met de gemachtigden te bewerkstelligen. De kantonrechter ziet geen noodzaak om in deze een dwangsom toe te wijzen, nu niet is gebleken dat [gedaagde in conv] weigerachtig is (geweest) om hieraan mee te werken.
Wijziging tenaamstelling van de en-/of rekening
4.15.
[eiser in conv] heeft ter zitting verklaard dat hij de en-/of rekening, na een eventuele noodzakelijke aanzuivering, wenst op te heffen. Daarmee ontvalt de grondslag aan de vordering, zodat deze wordt afgewezen. Voor zover enige medewerking van [gedaagde in conv] nodig mocht zijn voor het opheffen van de en-/of rekening, bijvoorbeeld door ondertekening van een verzoek tot opheffing, geeft de kantonrechter aan partijen mee dit eveneens via de gemachtigden te bewerkstellingen.
Proceskosten
4.16.
In procedures tussen mensen die een affectieve relatie hebben gehad vindt doorgaans kostencompensatie plaats, mits het geschil maar voldoende verband houdt met de relatie die partijen hebben gehad. Hieraan is in dit geval voldaan. De kantonrechter acht het verwijt dat [eiser in conv] richting [gedaagde in conv] maakt in het kader van de eisen van redelijkheid en billijkheid ongepast gelet op hetgeen op 5 januari 2024 is voorgevallen.
De kantonrechter ziet, mede gelet op het feit dat [gedaagde in conv] compensatie redelijk acht, dan ook geen aanleiding af te wijken van het uitgangspunt.
Nakosten en wettelijke rente over proceskosten
4.17.
De gevorderde nakosten en wettelijke rente over de proceskosten zijn gezien hetgeen onder 4.13 en 4.16 is geoordeeld niet toewijsbaar.
Beslagkosten
4.18.
De kantonrechter begrijpt dat [eiser in conv] de beslagkosten van [gedaagde in conv] wil terugvorderen. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 543,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 285,60 aan explootkosten, totaal € 828,60.

5.De beoordeling in reconventie

Betaling aan [naam 2] ?
5.1.
[gedaagde in conv] is in conventie veroordeeld tot betaling van € 2.000,- aan [eiser in conv] . [gedaagde in conv] heeft bij wijze van eis in reconventie gevorderd dat zij in plaats van betaling aan [eiser in conv] wordt bevolen het bedrag aan [naam 2] te betalen. Buiten dat in de bemiddelingsovereenkomst expliciet is afgesproken dat [gedaagde in conv] het bedrag van € 2.000,- dient over te maken aan ‘ [eiser in conv] ’, zijnde [eiser in conv] , heeft [gedaagde in conv] ook geen grondslag voor deze vordering gesteld. Deze vordering wordt daarom afgewezen.
Helft huur woning [straatnaam]
5.2.
[gedaagde in conv] vordert vergoeding van de helft van de huur en de boodschappen (hierna huishoudelijke kosten) over de periode 1 juli 2020 tot 1 april 2022 en stelt dat partijen in die periode in de destijds door [gedaagde in conv] gehuurde woning hebben samengewoond. In conventie is onder 4.7 reeds geoordeeld dat [gedaagde in conv] haar stelling over de ‘scheve verhouding’ in draagkracht van partijen niet concreet heeft onderbouwd. Daarnaast heeft [eiser in conv] de stellingen van [gedaagde in conv] gemotiveerd weersproken door onder meer aan te voeren dat partijen in die periode niet hebben samengewoond, dat hij nimmer op het adres van [gedaagde in conv] ingeschreven heeft gestaan en dat hij veelvuldig bij familie verbleef, zoals blijkt uit de verklaringen van zijn schoonzus en stiefvader (producties 15 en 16 bij antwoord in reconventie). Aangezien [gedaagde in conv] verder ook geen stukken heeft overgelegd waaruit wel geconcludeerd zou moeten worden dat [eiser in conv] bij haar inwoonde, kan de juistheid van haar stelling niet vast worden gesteld. Overigens staat deze vordering van [gedaagde in conv] haaks op de haar stelling dat tussen partijen kennelijk een stilzwijgende afspraak gold dat partijen over en weer kosten voor zijn/haar rekening namen, zoals in een relatie gebruikelijk is. Niet is gebleken dat [gedaagde in conv] deze verdeling destijds een probleem vond of dat [gedaagde in conv] [eiser in conv] ooit heeft aangesproken op een (hogere) bijdrage in de huishoudkosten. Indien dit wel een probleem was geweest, had het voorts op de weg van [gedaagde in conv] gelegen om in het samenlevingscontract een afspraak op te nemen over verrekening van eerder gemaakte kosten voor de (gestelde) gemeenschappelijke huishouding. Dit heeft zij niet gedaan. De blote stelling dat [eiser in conv] ‘daar niet makkelijk in was’ maakt dit niet anders.
Gelet op het voorgaande mocht [eiser in conv] er vanuit gaan dat [gedaagde in conv] zich kon verenigingen met de verdeling van kosten. [gedaagde in conv] kan hier niet achteraf, eerst nadat de relatie is verbroken, alsnog op terug komen. De vordering van [gedaagde in conv] wordt daarom afgewezen.
5.3.
De proceskosten worden gecompenseerd, zoals onder 4.16 bepaald.

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt [gedaagde in conv] om aan [eiser in conv] te betalen een bedrag van € 21.932,73, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW:
- vanaf 17 oktober 2023 over een bedrag van € 15.496,52 tot de dag dat alles is betaald, en;
- vanaf 2 april 2024 over een bedrag van € 278,71 tot de dag dat alles is betaald, en;
- vanaf 13 december 2024 over € 6.157,50 tot de dag dat alles is betaald;
6.2.
beveelt [gedaagde in conv] haar medewerking te verlenen aan het op haar naam laten stellen van de Toyota Yaris;
6.3.
veroordeelt [gedaagde in conv] in de beslagkosten, tot op heden vastgesteld op € 828,60;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.6.
wijst de vorderingen van [gedaagde in conv] af,
in conventie en in reconventie
6.7.
compenseert de proceskosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2024.