ECLI:NL:RBGEL:2024:8813

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
05/047228-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het vervoeren van hasjiesj met een voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 10 december 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het vervoeren van hasjiesj. De verdachte, geboren in 1989, werd samen met medeverdachten op 18 februari 2021 betrapt op een criminele ontmoetingsplaats in Nederland. De politie had de verdachte en zijn medeverdachten in de gaten gehouden en constateerde dat zij betrokken waren bij het vervoeren van een aanzienlijke hoeveelheid hasjiesj, in totaal 75,17 kilogram. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking van de voertuigen rechtmatig was en dat er geen sprake was van bewijsuitsluiting. De verdachte werd schuldig bevonden aan het primair tenlastegelegde feit en kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van één jaar, en een taakstraf van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder psychische klachten. De uitspraak benadrukt de ernst van drugshandel en de impact op de volksgezondheid.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/047228-21
Datum uitspraak : 10 december 2024
Tegenspraak (artikel 279 Sv)
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. S. Schilder, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op/in of omstreeks 18 februari 2021 te [plaats 1] , [plaats 2] en/of [plaats 3] , althans
in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk
heeft vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van ongeveer 86,45 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 18 februari 2021 te [plaats 1] ,
[plaats 2] en/of [plaats 3] , althans in Nederland,
met elkaar, althans één van hen,
opzettelijk heeft/hebben vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad
een hoeveelheid van ongeveer 86,45 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks
18 februari 2021 te [plaats 1] , [plaats 2] en/of [plaats 3] , althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal
(telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend
gebleven persoon/personen een voertuig ter beschikking te stellen en/of een
voertuig waarin de drugs zich bevonden te besturen;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de doorzoeking onrechtmatig was, maar dat dit niet dient te leiden tot bewijsuitsluiting. Er kan worden volstaan met de constatering van het vormverzuim. Wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de doorzoeking onrechtmatig was, waardoor er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim. Hetgeen is aangetroffen in de auto’s (de bigshoppers met hasjiesj), dient te worden uitgesloten van het bewijs. Hierdoor dient vrijspraak te volgen.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsuitsluiting?De rechtbank ziet zich eerst voor de vraag gesteld of de doorzoeking van de auto (Golf) rechtmatig was. Hierbij is het volgende van belang. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] beschrijven dat zij zich op 18 februari 2021 bezighielden met controles op sleutelplaatsen. Dit zijn plaatsen die door de politie worden aangemerkt als criminele ontmoetingsplaatsen. Zij bevonden zich op de parkeerplaats van de [restaurant] in [plaats 2] . Zij zien daar omstreeks 14:50 uur een Seat Leon het parkeerterrein oprijden en zonder gebruik te maken van de aanwezige faciliteiten achteraan op de parkeerplaats parkeren. Omstreeks 14:53 uur zien zij een Opel Astra het parkeerterrein oprijden. Dit voertuig parkeert, met een plaats ertussen, naast de Seat Leon. Vervolgens zien zij dat de bestuurder van de Opel, naar later blijkt [medeverdachte 1] (die tevens de tenaamgestelde van het voertuig is), uitstapt en de kofferbak opent. Hij haalt alle spullen uit de kofferbak en legt deze op de achterbank, waarna hij de kofferbak sluit. Vervolgens zien de verbalisanten [medeverdachte 1] met de bestuurder van de Seat Leon ditzelfde doen bij de Seat Leon. Daarna stappen zij samen in de Seat Leon. Zij zijn 20 minuten samen in de auto gebleven en voerden een gesprek. Omstreeks 15:25 uur zien de verbalisanten een Volkswagen Golf het parkeerterrein oprijden, waarin twee mannen zich bevonden. [verdachte] stapte als bijrijder uit de Golf en hij scande de parkeerplaats. Vervolgens maakte hij contact met de inzittenden van de Seat Leon. Daarna liep hij terug naar de Golf, waar hij contact maakte met de bestuurder, naar later bleek [medeverdachte 2] . Er vindt meerdere malen contact plaats tussen de heren en de parkeerplaats wordt meerdere malen gescand.
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hoorden dat de Golf en de Opel de carpool verlieten. De verbalisanten reden achter de Golf aan. Hier zaten twee personen in, welke later [medeverdachte 2] (bestuurder) en [medeverdachte 1] (bijrijder) bleken te zijn. Zij zagen dat de Golf parkeerde in de [adres 2] in [plaats 1] en hoorden dat de Opel bij een bedrijfspand was geweest. Verbalisant [verbalisant 3] beschrijft dat de Opel daarna aan kwam rijden in de [adres 2] . Deze werd geparkeerd achter de Golf en de kofferbakken stonden tegen elkaar aan. [verbalisant 3] zag dat de bestuurder van de Opel, die later [verdachte] bleek te zijn, uitstapte. Ook de bestuurder van de Golf ( [medeverdachte 2] ) stapte uit. Beiden openden de kofferbak van de auto’s waarin zij reden. Vervolgens pakten zij samen een bigshopper uit de kofferbak van de Opel. Deze tilden zij samen in de kofferbak van de Golf. [verbalisant 3] had sterk het vermoeden dat de bigshopper gevuld was, omdat ze deze met zijn tweeën vasthielden.
De rechtbank stelt vast dat kort na elkaar drie auto’s, met daarin de drie verdachten, bij elkaar komen op de parkeerplaats van de [restaurant] in [plaats 2] . Deze parkeerplaats is bij de politie bekend als een criminele ontmoetingsplaats. Hier vindt contact plaats tussen de drie verdachten. Zij maken geen gebruik van de aanwezige faciliteiten. De spullen in de kofferbak van de Opel worden verplaatst naar de achterbank. Gedurende deze handelingen wordt de parkeerplaats meerdere malen gescand en de politie ziet daarin een reden om de parkeerplaats te verlaten om te voorkomen dat zij zouden worden herkend als politie. Vervolgens rijden twee van de drie auto’s (de Opel en de Golf), met daarin de drie verdachten (waarbij [medeverdachte 1] en [verdachte] van auto zijn gewisseld), van het parkeerterrein af en gaan uiteen, om later weer bij elkaar te komen bij de [adres 2] in [plaats 1] . De kofferbakken van beide auto’s worden dan tegen elkaar aangezet en er wordt een bigshopper over getild van de Opel naar de Golf.
Naar het oordeel van de rechtbank maken deze omstandigheden in hun onderlinge samenhang bezien dat de politie mocht vermoeden dat er een strafbaar feit gaande was op dat moment, zodat zij bevoegd waren tot doorzoeking van de auto op grond van artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat geen sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. De onderzoeksresultaten op basis van de in de auto’s aangetroffen goederen, kunnen worden gebruikt voor het bewijs.
Beoordeling van het bewijsVerbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] beschrijven dat zij zich op 18 februari 2021 bezighielden met controles op sleutelplaatsen. Dit zijn criminele ontmoetingsplaatsen. Zij bevonden zich op de parkeerplaats van de [restaurant] in [plaats 2] . Zij zien daar omstreeks 14:50 uur een Seat Leon het parkeerterrein oprijden en zonder gebruik te maken van de aanwezige faciliteiten achteraan op de parkeerplaats parkeren. Omstreeks 14:53 uur zien zij een Opel Astra het parkeerterrein oprijden. Dit voertuig parkeert, met een plaats ertussen, naast de Seat Leon. Vervolgens zien zij dat de bestuurder, naar later blijkt [medeverdachte 1] , uit het voertuig stapt en de kofferbak opent. Hij haalt alle spullen uit de kofferbak en legt deze op de achterbank, waarna hij de kofferbak sluit. Vervolgens zien de verbalisanten [medeverdachte 1] met de bestuurder van de Seat Leon ditzelfde doen bij de Seat Leon. Daarna stappen zij samen in de Seat Leon. Zij zijn 20 minuten samen in de auto gebleven en voerden een gesprek. Omstreeks 15:25 uur zien de verbalisanten een Volkswagen Golf het parkeerterrein oprijden, waarin twee mannen zich bevonden. [verdachte] stapte als bijrijder uit de Golf en hij scande de parkeerplaats om hem heen. Vervolgens maakte hij contact met de inzittenden van de Seat Leon. Vervolgens liep hij terug naar de Golf, waar hij contact maakte met de bestuurder, naar later bleek [medeverdachte 2] . Er vindt meerdere malen contact plaats tussen de heren en de parkeerplaats wordt meerdere malen gescand. [2]
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] horen dat de Golf en de Opel de carpool verlieten. De verbalisanten reden achter de Golf aan. Hier zaten twee personen in, welke later [medeverdachte 2] (bestuurder) en [medeverdachte 1] (bijrijder) bleken te zijn. Zij zagen dat de Golf parkeerde in de [adres 2] in [plaats 1] en hoorden dat de Opel bij een bedrijfspand in [plaats 3] is geweest. [3]
Van het bedrijfspand in [plaats 3] zijn camerabeelden uitgekeken van 18 februari 2021. De verbalisant beschrijft dat omstreeks 15:49 uur de Opel, waarin de later aangehouden [verdachte] werd aangetroffen, aankwam bij de loods. Het voertuig reed achteruit naar het pand en parkeerde met de kofferbak bijna tegen de toegangsdeur. In de tussentijd werd de toegangsdeur van binnenuit door één of meerdere personen geopend. Dan gaat de kofferbak open of wordt geopend door een onbekende verdachte uit het pand, die in de deuropening staat. Vervolgens worden uit het pand drie groene pakketten, welke vermoedelijk gevulde bigshoppers zijn, vanuit het pand in de kofferbak gelegd. De bestuurder van de Opel verlaat op geen enkel moment het voertuig. Na het inladen van de drie pakketten wordt de kofferbak dichtgedaan en direct daarna rijdt de Opel weg van de loods. Het gehele inladen van de pakketten in de Opel en het aan komen rijden en wegrijden van de Opel duurde nog geen anderhalve minuut. [4]
Verbalisant [verbalisant 3] beschrijft dat de Opel aan kwam rijden in de [adres 2] . Deze werd geparkeerd achter de Golf en de kofferbakken stonden tegen elkaar aan. [verbalisant 3] zag dat de bestuurder van de Opel, die later [verdachte] bleek te zijn, uitstapte. Ook de bestuurder van de Golf ( [medeverdachte 2] ) stapte uit. Beiden openden de kofferbak van de auto’s waarin zij reden. Vervolgens pakten zij samen een bigshopper uit de kofferbak van de Opel. Deze tilden zij samen in de kofferbak van de Golf. [5]
Nadat deze overdracht van de bigshopper is gezien, is overgegaan tot de staandehouding van de inzittenden van de Golf en de Opel. Nadat de kofferbak werd geopend, zag de verbalisant een groenkleurige bigshopper in de kofferbak van de Golf staan. Hier kwam een lichte hennepgeur uit. Nadat deze werd geopend, bleek hierin een groot ingepakt pakket te zitten met hasjblokken. Deze is inbeslaggenomen. Ook is de Opel doorzocht. Na het openen van de kofferbak werden twee groenkleurige bigshoppers aangetroffen. De verbalisant rook een lichte henneplucht. Na het openen van de bigshoppers werd dezelfde verpakking aangetroffen als in de Golf. Ook deze pakketten zijn inbeslaggenomen. [6]
De inbeslaggenomen pakketten zijn onderzocht. Alle pakketten zijn positief getest op cannabis en wegen bij elkaar (afgerond) 75,17 kilogram. [7]
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte samen met de medeverdachten voornoemde drugs heeft vervoerd. Zij overweegt hiertoe het volgende.
Kort na elkaar komen de drie verdachten bij elkaar op de parkeerplaats van de [restaurant] in [plaats 2] . [medeverdachte 1] komt met de Opel. [medeverdachte 2] en [verdachte] komen met de Golf. Op de parkeerplaats is contact tussen de drie verdachten. [medeverdachte 1] maakt de kofferbak van de Opel leeg door de spullen te verplaatsen naar de achterbank. [verdachte] scant de parkeerplaats meerdere malen. De politie ziet daarin een reden om de parkeerplaats te verlaten om te voorkomen dat zij zouden worden herkend als politie. Vervolgens verlaten twee van de drie auto’s (de Opel en de Golf), met daarin de drie verdachten (waarbij [medeverdachte 1] en [verdachte] van auto zijn gewisseld), de parkeerplaats en gaan uiteen. De Opel, met daarin [verdachte] , gaat langs een loods, waar kennelijk iemand anders klaarstaat om binnen anderhalve minuut de kofferbak van de auto in te laden met drie bigshoppers. Hierna komen de Opel en de Golf (met daarin [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ) weer bij elkaar in de [adres 2] . De kofferbakken van beide auto’s worden tegen elkaar aangezet en een van de drie bigshoppers wordt over getild van de Opel naar de Golf. Deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, maken dat de rechtbank van oordeel is dat sprake is geweest van een vooropgezet plan om drugs op te halen en uit te wisselen. Deze drugs zijn ook vervoerd. Alle verdachten hebben hier een wezenlijke bijdrage aan geleverd.
Daarmee is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] , die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering, waarbij de bijdrage van verdachte van voldoende gewicht is om tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen.
De rechtbank komt tot de conclusie dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van het vervoeren van (afgerond) 75,17 kilogram hasjiesj.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
/in of omstreeks18 februari 2021 te [plaats 1] , [plaats 2] en
/of[plaats 3] ,
althans
in Nederland,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen
opzettelijk
heeft vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van ongeveer
75,1786,45kilogram,
in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gramvan een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het primaire feit:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden, met een proeftijd van 1 jaar. Daarnaast heeft zij verzocht om een taakstraf van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis, op te leggen, met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft hierbij rekening gehouden met de schending van de redelijke termijn.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht in strafverminderende zin rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met de psychische klachten en post-whiplash-klachten van verdachte. Verzocht wordt te volstaan met oplegging van slechts een voorwaardelijke taakstraf.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft samen met de medeverdachten een grote hoeveelheid hasjiesj vervoerd. Het is algemeen bekend dat het gebruik van drugs een ontoelaatbaar gevaar oplevert voor de volksgezondheid. Daarnaast gaat de handel in drugs gepaard met andere vormen van (zware) criminaliteit. Verdachte heeft door drugs te vervoeren bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit en zo de maatschappij bewust aan deze risico’s blootgesteld. Deze nadelige effecten zijn ook de reden dat op het vervoeren van drugs forse straffen zijn gesteld. De landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting geven voor het aanwezig hebben van softdrugs tussen de 25 en 250 kilo een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden aan.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een vergelijkbaar strafbaar feit.
Tegenover de ernst van het feit staat dat het gaat om een oud feit. Verdachte is sinds 18 februari 2021 bekend met de verdenking. De zaak is behandeld op 26 november 2024, bijna 4 jaar later. Ten aanzien van deze feiten constateert de rechtbank dan ook dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, fors is overschreden. De rechtbank zal hiermee in strafverminderende zin rekening houden.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, dan wel een langdurige voorwaardelijke gevangenisstraf niet meer passend en geboden is. De rechtbank weegt hierin ook mee dat verdachte nadien niet veroordeeld is voor een strafbaar feit. De rechtbank zal aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden opleggen, met een proeftijd van één jaar. Daarnaast legt zij een taakstraf op van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
2 maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 1 jaar schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 legt op een taakstraf van
120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Vogel (voorzitter), mr. M.C. Gerritsen en mr. J.M. Moorman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. de Rooij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 december 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 5] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021075263, gesloten op 4 maart 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1 t/m 3.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 5.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 16 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 22.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 5.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 10.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 84-87 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 103-106.