ECLI:NL:RBGEL:2024:8812

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
10910315
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van behandelkosten en proceskostencompensatie in geschil tussen zorgaanbieder en cliënt

In deze zaak vordert de besloten vennootschap CareDate B.V., gevestigd te Amersfoort, betaling van behandelkosten door de gedaagde, die in persoon procedeert. De vordering betreft een bedrag van € 1.404,28, inclusief rente en buitengerechtelijke incassokosten, voortvloeiend uit een behandelingsovereenkomst tussen partijen. CareDate heeft vier facturen verzonden voor een totaalbedrag van € 2.055,60, waarvan een deel niet door de zorgverzekeraar VGZ vergoed zou worden. De gedaagde heeft aangevoerd dat de facturen niet vergoed worden vanwege foutieve codes, en dat CareDate verantwoordelijk is voor de kosten. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde zijn betalingsverplichting niet kan opschorten en dat CareDate recht heeft op betaling van het gevorderde bedrag. De kantonrechter wijst de vordering toe, inclusief de contractuele rente en buitengerechtelijke kosten, maar compenseert de proceskosten tussen partijen, omdat CareDate niet volledig aan de substantiëringsplicht heeft voldaan in de dagvaarding.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens 10910315 \ CV EXPL 24-999 \ 53854 \ 51710
uitspraak van 11 december 2024
vonnis
in de zaak van
de besloten vennootschap CareDate B.V.
gevestigd te Amersfoort
eisende partij
gemachtigde Medicas B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te Arnhem
gedaagde partij
procederend in persoon
Partijen worden hierna CareDate en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het tussenvonnis van 21 februari 2024 en de daarin genoemde processtukken.
1.2.
Op 17 juni 2024 is een mondelinge behandeling gehouden, voorafgaand waaraan CareDate aanvullende stukken heeft overgelegd.
1.3.
Bij akte van 28 augustus 2024 heeft CareDate vonnis gevraagd. [gedaagde] heeft daarop, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet gereageerd.
1.4.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
CareDate drijft een psychotherapiepraktijk.
2.2.
Op de website van CareDate staat, voor zover thans van belang, vermeld:
“Je behandeling wordt volledig vergoed
Je behandeling wordt vergoed vanuit je basisverzekering. Wanneer de basisverzekering je rekening niet volledig vergoedt, dan neemt Caredate de extra bijdrage voor haar rekening (dit geldt niet voor je eigenrisico).”
2.3.
Partijen hebben een behandelingsovereenkomst gesloten, op grond waarvan [gedaagde] tussen 7 maart 2024 en 8 juni 2024 door CareDate is behandeld.
2.4.
Op de overeenkomst zijn de betalingsvoorwaarden van Medicas B.V. van toepassing.
Artikel 6 van deze voorwaarden luidt als volgt:
“Bij niet-betaling binnen 15 dagen na dagtekening van de declaratie door de cliënt, is de cliënt zonder nadere aankondiging of ingebrekestelling in verzuim. Cliënt ontvangt na het verstrijken van de betalingstermijn van de declaratie de wettelijk verplichte kosteloze 14-dagen-herrinneringsbrief. Indien de declaratie niet binnen de termijn zoals vermeld in deze brief wordt voldaan door cliënt, is cliënt de incassokosten, alsmede de rente over de hoofdsom vanaf de datum van verzuim tot aan de dag der algehele voldoening verschuldigd, welke 0,65% per maand of een gedeelte daarvan bedraagt.”
In artikel 7 van de betalingsvoorwaarden is het volgende bepaald:
“Alle (buiten)gerechtelijke incassokosten welke gemaakt zijn ter verkrijging van de voldoening van de declaratie, met inachtneming van punt 6 van deze voorwaarden, in dan wel buiten rechte, komen voor rekening van cliënt. Indien de cliënt consument is, worden incassokosten in rekening gebracht volgens de Wet Incassokosten (excl. BTW)”
2.5.
CareDate heeft aan [gedaagde] een viertal facturen verzonden voor een bedrag van in totaal € 2.055,60 (incl. btw.). Het gaat om:
- een factuur met kenmerk N00036305 d.d. 4 april 2023 ad € 487,79;
- een factuur met kenmerk N00037908 d.d. 4 mei 2023 ad € 299,61;
- een factuur met kenmerkt N00043103 d.d. 4 juni 2023 ad € 321,61;
- een factuur met kenmerk N00047691 d.d. 4 juli 2023 ad € 41,45.
2.6.
[gedaagde] is voor ziektekosten verzekerd bij verzekeringsmaatschappij VGZ. Daar heeft hij de digitale zorgverzekering “VGZbewuzt” afgesloten.

3.De vordering en het verweer

3.1.
CareDate vordert veroordeling bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, van [gedaagde] om aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 1.404,28, te vermeerderen met de contractuele rente ad. 0,65 % per maand althans de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het bedrag van € 1.150,48 aan hoofdsom vanaf de vervaldata van de facturen tot aan de dag van volledige betaling, met veroordeling van [gedaagde] in de proces- en de nakosten.
3.2.
CareDate heeft het volgende aan haar vordering ten grondslag gelegd.
[gedaagde] is van de hiervoor onder 2.5 genoemde facturen van in totaal € 2.055,60, gehouden om aan haar een bedrag van € 1.150,48 (incl. btw) te voldoen. Het resterende bedrag van € 905,12 betreft het bedrag dat [gedaagde] op basis van zijn verzekering niet vergoed kan krijgen. Deze eigen bijdrage neemt CareDate voor eigen rekening. Van de Broek is in verzuim met de betaling van het bedrag van € 1.150,48. Naast betaling van een bedrag van totaal € 1.150,48 maakt CareDate daarom op basis van artikel 6 van de betalingsvoorwaarden aanspraak op betaling van de overeengekomen contractuele rente van 0,65 % per maand (7,8 % op jaarbasis). Berekend tot en met de dag van de dagvaarding bedraagt de reeds vervallen rente € 44,99. CareDate is door de wanbetaling van [gedaagde] genoodzaakt geworden haar vordering ter incasso uit handen te geven aan een incassobureau, aan wie zij daardoor buitengerechtelijke kosten verschuldigd is geworden. CareDate maakt daarom ook aanspraak op betaling van € 172,57 aan buitengerechtelijke incassokosten. Tezamen komt dit op een bedrag van € 1.404,28, dat [gedaagde] nog moet voldoen.
3.3.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij zijn verzekeringsmaatschappij VGZ heeft opgebeld en dat toen in het systeem is gekeken naar de facturen van CareDate. [gedaagde] is bij die gelegenheid verteld dat de codes die CareDate heeft gehanteerd, niet kloppen. Vanwege deze foutieve codes krijgt Van en Broek, naar hij heeft aangevoerd, het bedrag van de facturen niet van VGZ vergoed. Gelet op de hiervoor onder 2.2 weergegeven mededeling op haar website, is CareDate daarom, aldus [gedaagde] , gehouden om de kosten van de behandeling volledig op haar te nemen.
4.2.
Dit verweer slaagt niet. Partijen hebben een behandelingsovereenkomst gesloten, waaruit voor CareDate de verplichting voortvloeide om [gedaagde] te behandelen en voor [gedaagde] de verplichting voortvloeit om deze behandelingen te betalen. Indien [gedaagde] de door hem in dat verband gemaakte kosten vergoed wil hebben, dan zal hij zijn verzekering daarvoor moeten aanspreken. Gebleken is dat [gedaagde] de facturen niet daadwerkelijk bij VGZ heeft ingediend of niet op de juiste wijze, waardoor VGZ deze declaraties niet in behandeling heeft genomen. Anders dan [gedaagde] meent, houdt de hiervoor onder 2.2 weergegeven passage op de website van CareDate geen toezegging in dat een client niet gehouden is tot enige betaling, op het moment dat een verzekeraar – om welke reden dan ook – niet tot vergoeding van enig bedrag overgaat. Wat er staat is dat als er alleen een basisverzekering is, die geen volledige dekking van de medische kosten biedt, CareDate de kosten voor zover niet gedekt, voor eigen rekening neemt. Zoals volgt uit hetgeen CareDate aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd, heeft CareDate het bedrag dat VGZ niet vergoedt reeds in mindering gebracht op het totaal bedrag van de facturen van € 2.055,60. Voor het overige bestaat voor [gedaagde] een verplichting om de facturen te betalen.
4.3.
[gedaagde] heeft tevens aangevoerd dat hij de facturen niet daadwerkelijk bij VGZ heeft ingediend, omdat VGZ hem telefonisch te verstaan had gegeven dat de facturen niet vergoed konden worden. [gedaagde] ging er, naar hij heeft aangevoerd, vanuit dat CareDate contact met VGZ zou opnemen om dit verder uit te zoeken. Voor zover [gedaagde] hiermee heeft beoogd een beroep te doen op opschorting van zijn betalingsverplichting totdat CareDate een en ander met VGZ heeft uitgezocht, slaagt dit verweer evenmin. CareDate heeft namelijk - onder verwijzing naar een door haar overgelegd logboek van contacten - gesteld dat partijen op 5 mei 2023 telefonisch contact hebben gehad, waarbij [gedaagde] te kennen heeft gegeven dat VZG de declaratie heeft afgewezen, en dat partijen toen hebben afgesproken dat [gedaagde] screenshots van de afwijzing aan CareDate zou sturen, zodat CareDate kon zien wat de reden van afwijzing was en wat er eventueel aangepast zou moeten worden. Volgens CareDate heeft zij van [gedaagde] nooit de gevraagde screenshots ontvangen. Nu [gedaagde] deze afspraak met CareDate niet heeft betwist en heeft nagelaten om de facturen daadwerkelijk bij VGZ in te dienen, kan hij zich naar het oordeel van de kantonrechter niet beroepen op opschorting van zijn betalingsverplichting. Het voorgaande betekent dat de vordering van CareDate tot betaling van € 1.150,48 (incl. btw) aan hoofdsom zal daarom worden toegewezen.
4.4.
Over de hoofdsom is tevens een contractuele rente van 0,65 % per maand gevorderd. Uit het Rapport Ambtshalve Toetsing III en het daarin vermelde arrest Heesakkers/Voets volgt dat de Hoge Raad in ieder geval ruimte laat zien voor het bedingen van percentages in consumententransacties tot aan de hoogte van de handelsrente (thans 12,25%).
Nu de contractuele rente van 7,8 % per jaar binnen de grenzen van de actuele wettelijke handelsrente van 12,25% valt, is de kantonrechter van oordeel dat dit rentepercentage niet als onredelijk hoog kan worden beschouwd. Zodoende acht de kantonrechter de gevorderde rente van 0,65 % per maand over de hoofdsom alsmede het reeds tot de dagvaarding vervallen bedrag van € 44,99, toewijsbaar. De nog niet berekende contractuele rente zal worden toegewezen over de hoofdsom vanaf de dag van dagvaarding.
4.5.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten ad € 172,57 komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief dat hoort bij de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom. Dit bedrag zal eveneens worden toegewezen.
4.6.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.404,28, te vermeerderen met de contractuele rente ad. 0,65 % per maand over een bedrag van € 1.150,48 vanaf 9 januari 2024 tot aan de dag van volledige betaling.
4.7.
In de dagvaarding heeft CareDate vermeld dat [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd. De kantonrechter stelt echter vast dat [gedaagde] bij email van 8 september 2023 zijn bezwaren tegen de vordering van CareDate wel degelijk kenbaar heeft gemaakt en dat CareDate daarop heeft gereageerd. Zij was dus bekend met het verweer en op grond van artikel 111 lid 3 van het Wetboek van Rechtsvordering moest CareDate daar in de dagvaarding op ingaan (de substantiëringsplicht). De wet verbindt aan het niet voldoen aan dit vereiste geen andere consequentie dan dat de rechter daaraan de gevolgen kan verbinden die hij geraden acht. In dit geval ziet de kantonrechter aanleiding om met het schenden van de substantiëringsplicht rekening te houden bij het vaststellen van de proceskosten, door deze te compenseren.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan CareDate tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 1.404,28, te vermeerderen met de contractuele rente ad. 0,65 % per maand over een bedrag van € 1.150,48 vanaf 9 januari 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.3.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. W. van der Boon en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2024