ECLI:NL:RBGEL:2024:878

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
05-299735-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag

Op 14 februari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 31 augustus 2022 in Ede een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, een vrouw geboren in 1956, reed met haar auto over de Molenstraat en heeft daarbij een voetganger, een meisje van bijna drie jaar oud, aangereden. De tenlastelegging omvatte meerdere overtredingen van de Wegenverkeerswet, waaronder het niet verlenen van voorrang aan voetgangers op een zebrapad en het niet aanpassen van de snelheid aan de verkeerssituatie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan roekeloos en onvoorzichtig rijgedrag, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer, dat onder andere bestond uit gebroken scheen- en kuitbeen.

De officier van justitie had een taakstraf van 120 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid geëist, maar de rechtbank besloot tot een geldboete van € 1.500,00 en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar emotionele toestand ten tijde van het ongeval en haar spijt over de gebeurtenis. De rechtbank benadrukte dat de verdachte beter had moeten opletten en dat haar onoplettendheid heeft geleid tot het ongeval. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is gepubliceerd op Rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/299735-22
Datum uitspraak : 14 februari 2024
Tegenspraak
verkort vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1956 op [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres]
Raadsvrouw: mr. M. Elderhuis, advocaat in Drachten.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
31 januari 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 31 augustus 2022 te Ede als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Molenstraat zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl verdachte (goed) bekend was met de verkeerssituatie en/of
terwijl verdachte een in die weg (de Molenstraat) gelegen voetgangersoversteekplaats is genaderd, welke voetgangersoversteekplaats werd aangegeven middels een in haar verdachtes rijrichting gekeerd bord L02 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens1990 en/of bij genoemde oversteekplaats zich een of meerdere personen in de nabijheid van deze oversteekplaats bevonden,
ondanks bovengenoemde omstandigheden
- in strijd met het gestelde in artikel 49 lid 2 van voormeld reglement, zonder te stoppen een persoon en/of personen die kennelijk op het punt stond(en) die voetgangersoversteekplaats over te steken, voor te laten gaan en/of
- zonder te remmen dan wel anderszins sterk snelheid te minderen de voetgangersoversteekplaats is op- en overgereden en/of
- haar snelheid niet of onvoldoende heeft aangepast aan de verkeerssituatie ter plaatse en/of in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement, niet de snelheid van dat door haar bestuurde voertuig zodanig heeft geregeld dat zij in staat was dat voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij de door haar bereden weg en/of voetgangersoversteekplaats kon overzien en waarover deze vrij waren en/of
- ( waardoor) een voetganger die de voetgangersoversteekplaats overstak is gebotst tegen, althans in aanraking is gekomen met het voertuig van verdachte,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 31 augustus 2022 te Ede als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Molenstraat,
terwijl verdachte een in die weg (de Molenstraat) gelegen voetgangersoversteekplaats is genaderd, welke voetgangersoversteekplaats werd aangegeven middels een in haar verdachtes rijrichting gekeerd bord L02 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens1990,
- in strijd met het gestelde in artikel 49 lid 2 van voormeld reglement, zonder te stoppen een persoon en/of personen die kennelijk op het punt stond(en) die voetgangersoversteekplaats over te steken, voor te laten gaan en/of
- zonder te remmen dan wel anderszins sterk snelheid te minderen de voetgangersoversteekplaats is op- en overgereden en/of
- haar snelheid niet of onvoldoende heeft aangepast aan de verkeerssituatie ter plaatse en/of in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement, niet de snelheid van dat door haar bestuurde voertuig zodanig heeft geregeld dat zij in staat was dat voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij de door haar bereden weg en/of voetgangersoversteekplaats kon overzien en waarover deze vrij waren en/of
- ( waardoor) een voetganger die de voetgangersoversteekplaats overstak is gebotst tegen, althans in aanraking is gekomen met het voertuig van verdachte,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte van het primair ten laste gelegde feit wordt vrijgesproken, nu geen sprake is van roekeloosheid, aanmerkelijke onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid. Het plaatsvinden van het ongeval is te wijten aan één enkel moment van onoplettendheid. Daarnaast is geen sprake van zwaar lichamelijk letsel, nu geen sprake is van blijvend letsel. Er is hooguit sprake van zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Beoordeling door de rechtbank
Schuld
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid en/of onoplettendheid van verdachte. Gelet op vaste rechtspraak van de Hoge Raad zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Verdachte heeft op een zonnige dag in augustus in een zeer drukke straat, met links en rechts terrassen, fietsen en voetgangers, geen snelheid geminderd terwijl zij een zebrapad naderde en terwijl er een groot aantal mensen rondom het zebrapad aanwezig was. Vervolgens heeft verdachte geen voorrang verleend aan meerdere voetgangers die op het punt stonden via het zebrapad over te steken, waaronder een voetganger die het zebrapad op rende. Dit gebeurde terwijl verdachte bovendien wist dat het een gevaarlijk, druk punt betreft. Dat verdachte dit weet, blijkt uit de omstandigheid dat zij – zoals zij zelf heeft verklaard – normaliter met haar auto stil gaat staan bij dit zebrapad, gelet op de gevaarzetting. Daarnaast mijdt verdachte deze weg normaal gesproken zo veel mogelijk, omdat zij deze gevaarlijk vindt. Door voornoemd handelen heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gereden. Van momentane onoplettendheid is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Verdachte had al ruim voor het zebrapad – uit voorzorg – vaart moeten minderen.
Zwaar lichamelijk letsel
Het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bevat geen definitie of omschrijving van zwaar lichamelijk letsel. Artikel 82 Sr geeft echter wel tot op zekere hoogte invulling aan dat begrip door te bepalen dat onder zwaar lichamelijk letsel onder meer wordt begrepen: “ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van zijn ambts- of beroepsbezigheden” alsmede “storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken geduurd heeft”. Artikel 82 Sr strekt ertoe buiten twijfel te stellen dat in deze gevallen sprake is van zwaar lichamelijk letsel, maar er is niet beoogd een limitatieve opsomming te geven. In lijn met wetsgeschiedenis is in de rechtspraak van de Hoge Raad vooropgesteld dat artikel 82 Sr de rechter de vrijheid laat om ook buiten de hiervoor aangeduide gevallen het lichamelijk letsel als zwaar te beschouwen wanneer dat voldoende belangrijk is om naar normaal spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid.
Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. De beoordeling kan ook op een combinatie van deze gezichtspunten worden gebaseerd. Bij een veelvoud van verwondingen kan in voorkomende gevallen de beoordeling worden gebaseerd op de verwondingen in hun totaliteit.
De rechtbank is van oordeel dat het letsel van het slachtoffer voldoende belangrijk is om naar normaal spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel te worden aangeduid. Het scheen- en kuitbeen van het slachtoffer waren gebroken. Medisch ingrijpen, in de vorm van het aanbrengen van gips, was noodzakelijk. Verder moest het slachtoffer – een meisje van nog geen drie jaar oud – deels opnieuw leren lopen. Dat geen sprake is van blijvend letsel, zoals de raadsvrouw heeft bepleit, maakt naar het oordeel van de rechtbank – mede gelet op het hiervoor geschetste beoordelingskader – niet dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, te weten dat:
zij op
of omstreeks31 augustus 2022 te Ede als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Molenstraat
,zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
dat zijroekeloos, in elk geval zeer, althansaanmerkelijk
,onvoorzichtig en
/ofonoplettend heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl verdachte
(goed
)bekend was met de verkeerssituatie en
/of
terwijl verdachte een in die weg (de Molenstraat) gelegen voetgangersoversteekplaats is genaderd, welke voetgangersoversteekplaats werd aangegeven middels een in haar verdachtes rijrichting gekeerd bord L02 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en
/ofbij genoemde oversteekplaats zich
een ofmeerdere personen in de nabijheid van deze oversteekplaats bevonden,
ondanks bovengenoemde omstandigheden
- in strijd met het gestelde in artikel 49 lid 2 van voormeld reglement, zonder te stoppen
omeen persoon en/ofpersonen die kennelijk op het punt stond
(en
)die voetgangersoversteekplaats over te steken, voor te laten gaan en
/of
- zonder te remmen dan wel anderszins sterk snelheid te minderen de voetgangersoversteekplaats is op- en overgereden en
/of
- haar snelheid
niet ofonvoldoende heeft aangepast aan de verkeerssituatie ter plaatse en
/ofin strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement, niet de snelheid van dat door haar bestuurde voertuig zodanig heeft geregeld dat zij in staat was dat voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij de door haar bereden weg en
/ofvoetgangersoversteekplaats kon overzien en waarover deze vrij waren en
/of
-
(waardoor
)een voetganger die de voetgangersoversteekplaats overstak is gebotst tegen
, althans in aanraking is gekomen methet voertuig van verdachte,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel
of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht
, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uur en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden. Eventueel zou ook een geldboete van € 3.000,00, in combinatie met de genoemde ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, kunnen worden opgelegd als de rechtbank oplegging van een geldboete meer passend vindt dan een taakstraf.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat een geldboete in deze zaak het meest passend is. Daarnaast heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht te bepalen dat deze geldboete in termijnen mag worden betaald.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft door geen vaart te minderen en geen voorrang te verlenen bij een zebrapad in een drukke straat een verkeersongeval veroorzaakt, waarbij een klein meisje van nog geen 3 jaar oud haar been op twee plaatsen heeft gebroken en enkele weken met haar been in het gips heeft gezeten. Daarnaast moest zij deels opnieuw leren lopen. Dit is een heftig feit. Verdachte had beter moeten opletten en had, gelet op haar emotionele situatie ten tijde van het incident, beter niet in de auto kunnen stappen. Deze onvoorzichtigheid en onoplettendheid rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte zelf ook enorm is geschrokken van het incident. Zij heeft spijt betuigd en toegegeven dat zij had moeten stoppen voor het zebrapad. Zij snapt niet waarom zij dat nu niet heeft gedaan, omdat zij dit normaliter wel deed. Verdachte rijdt bijna niet meer in haar auto en gebruikt nu voornamelijk het openbaar vervoer. Daarnaast heeft zij uit eigen beweging contact opgenomen met het slachtoffer en haar familie. Verdachte heeft ook niet gewild dat dit zou gebeuren. Door heftige persoonlijke omstandigheden was zij er met haar hoofd niet helemaal bij en had zij dus onvoldoende aandacht voor de verkeerssituatie.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de LOVS-oriëntatiepunten, dienende als indicatie voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid ten aanzien van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet. Normaliter wordt wanneer sprake is van aanmerkelijke schuld en van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer een taakstraf opgelegd van 120 uur, in combinatie met een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte vindt de rechtbank aanleiding aan verdachte geen taakstraf, maar een geldboete op te leggen. In de draagkracht van verdachte vindt de rechtbank voorts aanleiding deze geldboete te matigen tot een bedrag van € 1.500,00. De rechtbank zal daarbij bepalen dat verdachte deze geldboete in maandelijkse termijnen van
€ 100,00 mag voldoen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen dient te worden opgelegd, dit als zogenoemde ‘stok achter de deur’ met als doel verdachte ervan te weerhouden opnieuw dergelijk verkeersgedrag aan de dag te leggen en in het vervolg voorzichtiger en oplettender te zijn in het verkeer. Een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen vindt de rechtbank, mede gelet op het tijdsverloop, niet passend. Aan de voorwaardelijke straf zal de rechtbank een proeftijd koppelen voor de duur van 2 jaar. De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist, omdat zij meer rekening houdt met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het tijdsverloop en haar draagkracht.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 23, 24a en 24c van het Wetboek van Strafrecht en
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een geldboete van € 1.500,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis;
 bepaalt dat de geldboete mag worden voldaan in 15 maandelijkse termijnen van steeds € 100,00;
 ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden;
 bepaalt dat deze ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van
2 jarenschuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
Dit verkort vonnis is gewezen door mr. S. Jansen (voorzitter), mr. M.A van Leeuwen en
mr. L.F. Bögemann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Draaijers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 februari 2024.