ECLI:NL:RBGEL:2024:8760

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
ARN 23_6919
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om afgifte van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om afgifte van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 6 juni 2023 afgewezen, en dit besluit is bevestigd in een later bestreden besluit van 29 september 2023. De rechtbank heeft de zaak behandeld op zittingen in september en november 2024, waarbij de gemachtigde van eiser en de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris op goede gronden heeft besloten om de aanvraag af te wijzen. De afwijzing is gebaseerd op de justitiële gegevens van eiser, die onder meer veroordelingen voor geweldsdelicten en belediging omvatten. De staatssecretaris heeft geoordeeld dat het risico voor de samenleving groter is dan het persoonlijke belang van eiser bij het verkrijgen van de VOG. De rechtbank heeft vastgesteld dat het objectieve criterium niet in geschil is, maar dat eiser betoogde dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het maatschappelijk belang zwaarder zou moeten wegen dan zijn persoonlijke belang.

De rechtbank heeft de argumenten van eiser overwogen, waaronder zijn medische situatie en de context van zijn strafbare feiten. Echter, de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er een risico bestaat voor de veiligheid van leerlingen, gezien de aard van de strafbare feiten en de rol van eiser als docent. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor eiser geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/6919

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats 1] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Görsültürk),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris [1]
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om afgifte van een Verklaring Omtrent het Gedrag (hierna: VOG).
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 6 juni 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 29 september 2023 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting van 12 september 2024 aangehouden. De rechtbank heeft het beroep vervolgens behandeld op de zitting van
20 november 2024. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de vraag of de staatssecretaris op goede gronden eisers aanvraag om afgifte van een VOG heeft geweigerd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Waar gaat deze zaak over?
4. Op 3 april 2023 heeft eiser een aanvraag ingediend voor een VOG voor de functie van stagiair docent economie bij [school] in [plaats 2] .
5. De staatssecretaris heeft aan de afwijzing van de aanvraag ten grondslag gelegd dat in het Justitieel Documentatiesysteem (JDS) de volgende relevante justitiële gegevens ten name van eiser zijn geregistreerd:
- Eiser is op 2 november 2022 veroordeeld wegens twee gevallen van beschadiging van goederen (artikel 350, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr)), belediging van een ambtenaar in functie (artikel 266, eerste lid, juncto artikel 267, eerste lid, ahf/sub 2, van het Sr) en poging tot zware mishandeling (artikel 302, eerste lid, juncto artikel 45, eerste lid, van het Sr) tot een gevangenisstraf van één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Deze proeftijd was van kracht tot 15 november 2024. Daarnaast is een taakstraf van 200 uren opgelegd, subsidiair 100 dagen hechtenis, en zijn aan eiser twee maatregelen van schadevergoeding opgelegd ter hoogte van € 1.669,80, bij niet voldoen 26 dagen gijzeling, respectievelijk ter hoogte van € 1.344,95, bij niet voldoen 23 dagen gijzeling. Ten slotte is de volledige tenuitvoerlegging gelast van wat eiser bij veroordeling van 17 mei 2021 voorwaardelijk is opgelegd, te weten een taakstraf van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis. Deze uitspraak is op 17 november 2022 onherroepelijk geworden.
- Eiser is op 4 november 2021 veroordeeld wegens belediging van een ambtenaar in functie (artikel 266, eerste lid, juncto artikel 267 ahf/sub 2 van het Sr) tot een geldboete ter hoogte van € 200 subsidiair vier dagen hechtenis. Deze uitspraak is op 19 november 2021 onherroepelijk geworden.
- Eiser is op 17 mei 2021 veroordeeld wegens twee gevallen van belediging van een ambtenaar in functie, meermalen gepleegd (artikel 266, eerste lid, juncto artikel 267 ahf/sub 2 van het Sr) en bedreiging (van een beroepsbeoefenaar) (artikel 285, eerste lid, van het Sr) tot een taakstraf van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis met een proeftijd van twee jaren. Deze uitspraak is op 17 mei 2021 onherroepelijk geworden.
5.1.
De staatssecretaris vindt dat er een risico is voor de samenleving wanneer eiser deze strafbare feiten herhaalt. De staatssecretaris gaat er daarbij vanuit dat eiser als docent economie op een school gaat werken waarbij hij verantwoordelijk is voor de veiligheid van de leerlingen, dat hij uit hoofde van zijn functie dingen voor zijn leerlingen gaat bepalen, dat zij afhankelijk zijn van hem en dat hij soms alleen zal zijn met een leerling. Tijdens zijn werk heeft hij toegang tot persoonlijke eigendommen van leerlingen en spullen van zijn werkgever. Omdat eiser met justitie in aanraking is geweest wegens (verbaal) geweld tegen personen, beschadiging van goederen en bedreiging en belediging is er een risico voor de veiligheid van leerlingen. Volgens de staatssecretaris is er een risico dat leerlingen te maken krijgen met of slachtoffer worden van (verbaal) geweld tegen personen en goederen, bedreiging en belediging en dat (persoonlijke) spullen van leerlingen en de werkgever beschadigd raken. Als docent moet eiser het goede voorbeeld geven en als eiser deze strafbare feiten herhaalt bestaat er een risico dat de leerlingen dit als voorbeeld zien en zij misschien ook strafbare feiten gaan plegen.
5.2.
Omdat de staatssecretaris binnen de terugkijktermijn van vier jaren tenminste één strafbaar feit heeft gevonden, heeft hij ook gekeken naar strafbare feiten die eiser heeft gepleegd buiten deze termijn. [2] Buiten de terugkijktermijn vond de staatssecretaris strafbare feiten van 2001 tot en met 2018, namelijk meerdere geweldsdelicten, meerdere gevallen van beschadiging van goederen en belediging. Deze spelen een rol bij de belangenafweging. De staatssecretaris vindt dat het belang van de samenleving zwaarder weegt dan het belang van eiser bij de afgifte van de VOG. Hierbij heeft de staatssecretaris meegewogen dat eiser nog maar kort geleden contact had met justitie, dat hij vaker in contact is geweest met justitie en dat hij voor zijn laatste veroordeling één niet lichte straf heeft gehad. In eisers persoonlijke belangen heeft de staatssecretaris geen reden gezien om een andere beslissing te nemen.
Het toetsingskader
6. Wanneer de aanvrager van een VOG in de justitiële documentatie voorkomt, wordt de aanvraag beoordeeld aan de hand van een objectief en een subjectief criterium. Met het objectieve criterium wordt beoordeeld of de aangetroffen justitiële gegevens binnen de geldende terugkijktermijn, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie, taak, dan wel bezigheid waarvoor de VOG is aangevraagd. Bij het subjectieve criterium wordt beoordeeld of het belang van de aanvrager zwaarder weegt dan het belang van de samenleving bij bescherming tegen het eerder genoemde risico voor de samenleving. Als dat zo is, wordt de VOG afgegeven, ook al wordt voldaan aan het objectieve criterium. Bij de toepassing van het subjectieve criterium worden als relevante omstandigheden betrokken de wijze waarop de strafzaak is afgedaan, het tijdsverloop en de hoeveelheid antecedenten. Bij de beoordeling van een aanvraag om afgifte van een VOG worden door de staatssecretaris de criteria gehanteerd die zijn neergelegd in de Beleidsregels VOG-NP-RP 2023 (beleidsregels).
Het objectieve criterium
7. Ter zitting is vastgesteld dat het objectieve criterium niet in geschil is tussen partijen.
Het subjectieve criterium
8. Eiser betoogt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd dat het maatschappelijk belang bij weigering van de afgifte van een VOG zwaarder zou moeten wegen dan zijn persoonlijke belang bij het verkrijgen van een VOG. Er is in dit verband onvoldoende gemotiveerd waarom de kans op justitieel contact bij het bij de oordeelsvorming betrekken van de strafbare feiten buiten de terugkijktermijn groter is dan de kans op justitieel contact bij het louter kijken naar de strafbare feiten binnen de terugkijktermijn. Het herhalingsgevaar is ook onvoldoende kenbaar en inzichtelijk gemotiveerd, waarbij ten onrechte niet is gekeken naar de medische conditie van eiser en zijn veranderde leefomgeving. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser daarover nog naar voren gebracht dat eiser een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt en dat hij door zijn medische beperkingen zeer prikkelbaar kan worden. De staatssecretaris had naar die omstandigheden moeten kijken en meer onderzoek daarnaar moeten doen. Eiser heeft de feiten ook begaan onder invloed van alcoholhoudende drank. Gebruikelijke prikkels in een schoolomgeving gaan niet voor dat gedrag zorgen bij eiser, waarbij hij bovendien continue wordt begeleid als stagiair. Eiser heeft met zijn eerdere gedrag tijdens eerdere stages laten ziet dat hij goed kan optreden in een gezagsverhouding. Daarnaast is onvoldoende gemotiveerd waarom de specifieke geweldsdelicten waarvoor eiser is veroordeeld niet passen bij het doel van zijn aanvraag en daarbij is de context waarin het incident heeft plaatsgevonden, namelijk in een kroegomgeving ten aanzien van de veroordeling in 2022, ten onrechte niet meegewogen. Er bestaat volgens eiser namelijk geen relatie tussen de gepleegde strafbare feiten in een kroegomgeving en de functie die hij wil gaan vervullen als stagiair docent op een school. De staatssecretaris heeft daarnaast onvoldoende gemotiveerd waarom de omstandigheden dat zijn contact met justitie kortgeleden heeft plaatsgevonden en dat zijn proeftijd nog niet voorbij is, beslissend kunnen zijn bij de afwijzing van de aanvraag. Verder betoogt eiser dat de aard van de strafbare gedragingen onjuist en onvoldoende gemotiveerd zijn gewaardeerd middels de enkele subjectieve overweging dat de straffen niet licht zijn, zonder hierbij te betrekken op welke wijze en op grond van welke strafvorderlijke richtlijnen vergelijkbare straffen worden opgelegd.
8.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat, gelet op de omstandigheden van het geval en in onderlinge samenhang bezien, het belang van de samenleving zwaarder weegt dan het persoonlijke belang van eiser bij de toewijzing van de aanvraag om afgifte van een VOG. Eiser is zowel binnen als buiten de terugkijktermijn in aanraking geweest met justitie. De staatssecretaris stelt zich op goede gronden op het standpunt dat de kans daardoor groter wordt geacht dat eiser opnieuw met justitie in aanraking komt. Eiser is binnen de terugkijktermijn ook nog recent (voor het laatst op 2 november 2022) veroordeeld voor meerdere geweld gerelateerde strafbare feiten, waaronder een ernstig geweldsdelict, die niet passen bij het doel van de aanvraag om afgifte van een VOG. De feiten passen namelijk niet bij de functie waarvoor eiser om afgifte van een VOG heeft gevraagd. De afdoening van de strafbare feiten is een van de omstandigheden die worden betrokken bij de beoordeling van het subjectieve criterium. Het samenstel van straffen in eisers geval (een taakstraf van 200 uren in combinatie met voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren) leidt tot de vaststelling dat geen sprake is van een lichte afdoening. De aan eiser verweten strafbare feiten zijn dan ook op goede gronden als ernstig gekwalificeerd. De staatssecretaris heeft verder op goede gronden meegewogen dat er nog een proeftijd loopt tot 15 november 2024. Dat deze proeftijd inmiddels is verlopen maakt dit, gelet op de ex-tunc toetsing van het bestreden besluit, niet anders. Omdat er ook buiten de terugkijktermijn sprake is geweest van meerdere geweldsdelicten, meerdere gevallen van beschadiging van goederen, belediging van een ambtenaar in functie en belediging, acht de staatssecretaris eveneens op goede gronden dat er weinig zekerheid is om er van uit te kunnen gaan dat er geen risico meer is voor herhaling en er daarmee ook geen risico meer is voor de samenleving. De staatssecretaris heeft in dat verband kunnen aannemen dat uit de justitiële documentatie een repeterend patroon volgt van dit soort feiten. Dat dit patroon nu is doorbroken door eiser is positief, maar wegens het nog korte tijdsverloop onvoldoende om het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd te achten. De staatssecretaris heeft de omstandigheden waaronder eiser de feiten heeft gepleegd, eisers gestelde medische situatie en de veranderde leefomgeving meegewogen en stelt zich op het standpunt dat het positief is dat eiser zijn gedrag betreurt. De staatssecretaris heeft zich daarbij naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat dit niet opweegt tegen de omstandigheden zoals hiervoor overwogen die in eisers nadeel meewegen, en dat dit onvoldoende is om te kunnen stellen dat er geen risico meer is op herhaling en daarmee voor de samenleving. Eiser komt volgens de staatssecretaris bij herhaling en in verschillende omstandigheden in situaties waarin hij zijn gedrag niet onder controle heeft. Dat in één geval sprake is van door eiser gepleegd geweld in het uitgaansleven maakt niet dat de staatssecretaris het risico dat leerlingen worden blootgesteld aan (verbaal) gewelddadig gedrag om die reden aanvaardbaar moet vinden. Ook heeft de stelling van eiser, dat de strafbare feiten alleen zijn gepleegd jegens volwassenen en niet jegens kinderen, de staatssecretaris niet hoeven te bewegen tot een ander standpunt in deze. De enkele stelling dat eiser door zijn verbeterde medische situatie en woonomgeving niet meer in gewelddadig gedrag zal vervallen en dat zijn prikkelbaarheid en het gebruik of onder invloed zijn van alcoholhoudende dranken niet op school plaatsvindt – wat daar ook van zij – geeft voor de staatssecretaris naar het oordeel van de rechtbank ten tijde in geding ook onvoldoende houvast om het risico dat minderjarigen geconfronteerd worden met dergelijk gedrag aanvaardbaar te achten. Het overige dat de gemachtigde ter zitting nog heeft aangevoerd kan eiser niet baten. De beoordeling van de aanvraag gaat niet zover dat daar ambtshalve onderzoek naar moet worden gedaan. Het is aan eiser om gegevens aan te leveren. Op basis van die gegevens kan onder omstandigheden van de staatssecretaris worden verlangd om nader onderzoek te doen. Maar omdat eiser die gegevens niet heeft aangeleverd, noch bij zijn aanvraag, noch bij zijn bezwaarschrift en noch in beroep, stelt eiser ten onrechte dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen omdat de staatssecretaris geen nader onderzoek heeft verricht. Het enkele feit dat eiser een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt, maakt ook niet dat er onvoldoende is gekeken naar eisers persoonlijke omstandigheden. De belediging van een ambtenaar in functie speelt zich bovendien ook af in een gezagsverhouding, waardoor eisers betoog dat hij heeft laten zien dat hij goed kan optreden in een gezagsverhouding ook niet kan leiden tot een ander oordeel. De beroepsgrond slaagt niet.
8.2.
Tot slot heeft de gemachtigde van eiser ter zitting naar voren gebracht dat in het bestreden besluit niet is gemotiveerd hoe de staatssecretaris de persoonlijke omstandigheden van eiser heeft meegenomen en afgewogen. De rechtbank volgt dit niet, omdat de door eiser in bezwaar naar voren gebrachte feiten en omstandigheden in het bestreden besluit zijn besproken en beoordeeld. Daarbij is het niet vereist dat de staatssecretaris op alle punten uitgebreid en in detail ingaat en omstandigheden meeneemt die eiser in zijn bezwaarschrift en tijdens de (telefonische) hoorzitting niet concreet heeft benoemd.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Voors, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de minister voor Rechtsbescherming.
2.Zie paragraaf 3.1.1. van de Beleidsregels VOG-NP-RP 2023.