ECLI:NL:RBGEL:2024:874

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
05.215561.22 en 05.221809.21.tul
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging met taakstraf en contactverbod

Op 20 februari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging. De verdachte heeft in de periode van 10 december 2020 tot en met 1 november 2022 stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, door onder andere veelvuldig e-mailberichten te sturen en kleine geldbedragen over te maken met kwetsende mededelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks een eerder opgelegde gedragsaanwijzing, doorging met zijn stalkingsactiviteiten. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan belaging en hem veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk, en een contact- en locatieverbod ten aanzien van het slachtoffer. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van € 750,- aan smartengeld aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf bevolen, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05/215561-22 en 05/221809-20 (tul)
Datum uitspraak : 20 februari 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks 10 december 2020 tot en met 1 november 2022 te Lochem en/of
Groenlo, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door:
- die [slachtoffer] veelvuldig e-mailberichten te sturen,
- veelvuldig (kleine) geldbedragen over te boeken naar de bankrekening van die [slachtoffer] onder vermelding van mededelingen en/of berichten aan die [slachtoffer] ,
- een of meermalen e-mailberichten naar de werkgever van die [slachtoffer] te sturen,
- gebruik te maken van een (door verdachte zelf aangemaakt) e-mailadres op naam van die [slachtoffer] , te weten [e-mailadres] , en/of zich daarmee voor te doen als die [slachtoffer] ,
- gebruik te maken van een (door verdachte zelf aangemaakt) Facebook-account op naam die [slachtoffer] , te weten ' [slachtoffer] ', en/of zich daarmee voor te doen als die [slachtoffer] , en/of
- op naam van die [slachtoffer] lidmaatschappen en/of abonnementen afgesloten en/of donaties gedaan, te weten bij Humanitas en/of ANWB en/of DPG Media en/of Evangelische Omroep en/of de Hersenstichting,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. Alle gedachtestreepjes kunnen wettig en overtuigend bewezen worden.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij tot 2015 getrouwd is geweest met verdachte. Vanaf het moment dat [slachtoffer] bij verdachte is weggegaan, is verdachte begonnen met het lastigvallen van [slachtoffer] . Zo stuurde verdachte [slachtoffer] heel veel mails met daarin vervelende berichten. Ook benaderde hij haar werkgever. Na april 2021 begon verdachte [slachtoffer] via de bank lastig te vallen. Verdachte maakte dan zoals afgesproken geld over voor de alimentatie en in de omschrijving schreef hij dan teksten, die door aangeefster als onaangenaam werden ervaren. Verdachte maakte ook bedragen van 0,01 cent over om op die manier teksten te kunnen schrijven. Verdachte heeft een gesprek met de jeugdbescherming en een schriftelijke waarschuwing gehad waarvan de strekking was dat verdachte moest stoppen met het lastigvallen van [slachtoffer] . Het drong echter niet tot verdachte door. Ook nadat verdachte op 12 juli 2022 was verhoord bleef verdachte contact met [slachtoffer] zoeken via de betalingen via de bank. [2]
Uit een opgestelde tijdlijn volgt dat verdachte vanaf 10 december 2020 meermaals kleine geldbedragen met begeleidende teksten naar [slachtoffer] overmaakte en meermaals mails naar [slachtoffer] stuurde. [3]
In de periode van 29 maart 2022 tot en met 11 mei 2022 heeft verdachte aan [slachtoffer] enkele tientallen e-mailberichten verstuurd. Daarbij is meerdere malen een afbeelding gevoegd met de tekst “kinderen hebben recht op een goede relatie met beide ouders. Ouderverstoting is kindermisbruik”. [4]
Op 27 augustus 2022 is aan verdachte een gedragsaanwijzing uitgereikt, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] . Met verdachte zijn afspraken gemaakt dat het betalen van alimentatie per maand dient te geschieden. Toch heeft verdachte op 27, 28, 29 en 30 september en 1 en 2 oktober 2022 wederom kleine bedragen overgemaakt. [5] Op 17, 20 en 21 oktober 2022 heeft verdachte opnieuw kleine bedragen overgemaakt. In de omschrijving stond het bericht “voorschot kinderalimentatie november ouderverstoting is kindermishandeling”. [6]
Verdachte heeft verklaard dat hij in de tenlastegelegde periode mails naar [slachtoffer] heeft verstuurd, dat hij in de tenlastegelegde periode kleine geldbedragen naar [slachtoffer] heeft overgemaakt met teksten daarbij en dat hij in de tenlastegelegde periode een mail heeft gestuurd aan de werkgever van [slachtoffer] . De berichten die verdachte naar [slachtoffer] stuurde en ook het bericht aan de werkgever gingen over ouderverstoting. Ook nadat het contactverbod opgelegd was, heeft verdachte een klein bedrag overgemaakt met tekst erbij. [7]
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij er aan de stalkingsactiviteiten van verdachte onderdoor gaat. Door alle spanning krijgt zij steeds meer klachten. Het heeft zo’n impact op het sociale leven van [slachtoffer] dat zij de hele tijd achterom moet kijken. [8]
De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat verdachte in de periode van 10 december 2020 tot en met 1 november 2022 wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] heeft gemaakt. Dat heeft verdachte gedaan door haar veelvuldig e-mailberichten te sturen, veelvuldig (kleine) geldbedragen over te boeken naar haar bankrekening onder vermelding van als kwetsend bedoelde en/of als hinderlijk ervaren mededelingen en berichten aan [slachtoffer] en eenmalig een e-mailbericht naar de werkgever van [slachtoffer] te sturen. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het dossier niet dat verdachte in de ten laste gelegde periode meerdere e-mailberichten aan de werkgever van [slachtoffer] heeft verstuurd.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het vierde ten laste gelegde gedachtestreepje dat voldoende uit het dossier valt af te leiden dat verdachte in de ten laste gelegde periode een e-mailaccount op naam van [slachtoffer] heeft aangemaakt en daarmee een e-mailbericht heeft gestuurd naar zijn ex-vriendin [naam] . Naar het oordeel van de rechtbank kan hieruit echter niet zonder meer worden geconcludeerd dat verdachte daarbij het oogmerk had om [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden of haar vrees aan te jagen. De rechtbank zal verdachte daarom van het vierde ten laste gelegde gedachtestreepje vrijspreken.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het vijfde ten laste gelegde gedachtestreepje dat uit het dossier volgt dat in 2016 op naam van [slachtoffer] een Facebookaccount is aangemaakt via een IP-adres dat is gekoppeld aan een adres waar verdachte op dat moment woonachtig was. Het Facebookaccount is aldus buiten de ten laste gelegde periode aangemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het dossier niet dat het Facebookaccount ook in de ten laste gelegde periode daadwerkelijk is gebruikt. De rechtbank zal verdachte daarom van het vijfde ten laste gelegde gedachtestreepje vrijspreken.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het zesde ten laste gelegde gedachtestreepje dat uit het dossier volgt dat in de ten laste gelegde periode lidmaatschappen en abonnementen op naam van aangeefster zijn afgesloten en donaties zijn gedaan. De rechtbank acht echter niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is die dit heeft gedaan. Verdachte heeft dit ontkend en uit het dossier volgt ook geen ander bewijs dan de aangifte. De rechtbank zal verdachte daarom van het zesde ten laste gelegde gedachtestreepje vrijspreken.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, met het gedurende een langere periode veelvuldig sturen van e-mailberichten aan [slachtoffer] , het veelvuldig (kleine) geldbedragen overboeken naar de bankrekening van [slachtoffer] onder vermelding van onaangename mededelingen en berichten aan [slachtoffer] en het sturen van een e-mailbericht naar de werkgever van [slachtoffer] , het oogmerk gehad [slachtoffer] te dwingen iets te doen, iets niet te doen, iets te dulden en haar vrees aan te jagen.
Concluderend acht de rechtbank het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in
of omstreeksde periode van 10 december 2020 tot en met 1 november 2022
te Lochem en/of Groenlo,
althansin Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door:
- die [slachtoffer] veelvuldig e-mailberichten te sturen,
- veelvuldig (kleine) geldbedragen over te boeken naar de bankrekening van die [slachtoffer] onder vermelding van mededelingen en
/ofberichten aan die [slachtoffer] ,
- een
of meermalene-mailbericht
ennaar de werkgever van die [slachtoffer] te sturen,
- gebruik te maken van een (door verdachte zelf aangemaakt) e-mailadres op naam van die [slachtoffer] , te weten [e-mailadres] , en/of zich daarmee voor te doen als die [slachtoffer] ,- gebruik te maken van een (door verdachte zelf aangemaakt) Facebook-account op naam die [slachtoffer] , te weten ' [slachtoffer] ', en/of zich daarmee voor te doen als die [slachtoffer] , en/of- op naam van die [slachtoffer] lidmaatschappen en/of abonnementen afgesloten en/of donaties gedaan, te weten bij Humanitas en/of ANWB en/of DPG Media en/of Evangelische Omroep en/of de Hersenstichting,
met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en
/ofvrees aan te jagen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
belaging

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden en een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde daaraan gekoppeld een contactverbod met [slachtoffer] en een locatieverbod ten aanzien van het woonadres van [slachtoffer] . De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft aangegeven dat hij failliet gaat als hij een taakstraf moet volbrengen. Verdachte maakt veel uren, als stukadoor, om een belastingschuld af te kunnen betalen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de belaging van zijn ex-partner [slachtoffer] door haar veelvuldig e-mails te sturen, veelvuldig geldbedragen van 0,01 cent of een paar euro over te boeken met de bedoeling om haar begeleidende te kunnen sturen en een e-mail naar de werkgever van [slachtoffer] te sturen. De inhoud van deze berichten was steeds negatief en soms dreigend van aard. Ook nadat aan verdachte een gedragsaanwijzing werd opgelegd, ging verdachte door met het overboeken van kleine geldbedragen met teksten daarbij. Verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] . Het is goed voorstelbaar dat [slachtoffer] radeloos werd van verdachte en dat [slachtoffer] zich machteloos heeft gevoeld.
Uit de justitiële documentatie van verdachte volgt dat verdachte op 17 november 2022 is veroordeeld voor het overtreden van de gedragsaanwijzing tot een voorwaardelijke taakstraf van 30 uren. Vanwege deze veroordeling is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. In oktober 2021 is verdachte veroordeeld voor het rijden met een geschorst rijbewijs tot een taakstraf van 60 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk. Van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf is de tenuitvoerlegging gevorderd.
De reclassering heeft in haar rapport van 19 januari 2024 beschreven dat het recidiverisico wordt ingeschat als laag. De reclassering ziet geen aanknopingspunten voor een hulpverleningsplan. Wel zullen een proeftijd en een contactverbod met aangeefster ondersteunend zijn aan het besef dat verdachte geen contact moet zoeken met aangeefster.
Naar het oordeel van de rechtbank is voor het bewezenverklaarde feit een deels voorwaardelijke taakstraf passend. Alles overziend is een taakstraf voor de duur van 160 uren, te vervangen door 80 dagen hechtenis, waarvan 80 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. Aan de voorwaardelijke taakstraf verbindt de rechtbank de bijzondere voorwaarden van een contactverbod met aangeefster (met uitzondering van het contact gemoeid met het betalen van alimentatie, zulks zonder begeleidende berichten) en een locatieverbod ten aanzien van de straat waarin aangeefster woonachtig is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 3.500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente vanaf 1 januari 2022, en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Verdachte heeft aangegeven dat hij een schadevergoeding billijk vindt, maar dat hij de gevorderde schadevergoeding fors vindt.
Overweging van de rechtbank
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen een van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de belaging is de benadeelde partij op andere wijze in de persoon aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 750,- vaststellen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 1 januari 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 96/221809-20)

De politierechter van de rechtbank Gelderland heeft verdachte op 4 oktober 2021 veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 20 uren.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 63 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een taakstraf van 160 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 80 dagen;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze taakstraf, te weten 80 uren, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (met uitzondering van het contact gemoeid met het betalen van alimentatie, zulks zonder begeleidende berichten), zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
- verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in de straat [adres] , zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
  • veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 750,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 750,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 15 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 4 oktober 2021 door de politierechter van de rechtbank Gelderland voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een taakstraf voor de duur van 20 uren (parketnummer 05/221809-20).
Dit vonnis is gewezen door mr. T. Mol (voorzitter), mr. C.H. van Breevoort-de Bruin en mr. C.H.M. Pastoors, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Clevers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 februari 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022115071, gesloten op 29 augustus 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aanvullend verhoor aangeefster, p. 130.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 168-174.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 88 -115.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 137.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 142, p. 147, p. 148.
7.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 6 februari 2024.
8.Proces-verbaal aanvullend verhoor aangeefster, p. 131.