In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 december 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de partneralimentatie na echtscheiding. De man, verzoeker, heeft verzocht om de partneralimentatie, die in een eerdere beschikking van 28 januari 2021 was vastgesteld op € 2.277,11 per maand, te verlagen naar € 698 per maand, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2022. De vrouw, verweerster, heeft verweer gevoerd en de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek, subsidiair de verzoeken afgewezen als ongegrond.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de man onvoldoende onderbouwd heeft dat de verlaging van zijn DGA-salaris noodzakelijk was en dat hij geen eenduidig beeld heeft gegeven van zijn rekening-courantschuld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de man niet kan aantonen dat de alimentatie is vastgesteld op basis van onjuiste of onvolledige gegevens. De rechtbank heeft de alimentatie uiteindelijk vastgesteld op € 1.129 bruto per maand, ingaande op 9 december 2024, en heeft de verzoeken van de man voor het overige afgewezen. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de nieuwe alimentatie onmiddellijk moet worden betaald, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de man zijn financiële stukken te laat heeft ingediend, waardoor de vrouw niet adequaat kon reageren. Dit heeft bijgedragen aan de beslissing om geen terugwerkende kracht aan de wijziging van de alimentatie te geven. De rechtbank heeft de proceskosten voor beide partijen op eigen kosten gesteld, gezien hun ex-partnerrelatie.