In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland op 25 november 2024 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor drie minderjarigen, in het kader van de zorg voor hun opvoeding en verzorging. De beslissing volgde op een eerdere beschikking van 18 juli 2024, waarin een tijdelijke machtiging was verleend tot 8 december 2024, om de mogelijkheden voor een netwerkplaatsing te onderzoeken. De moeder van de kinderen, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S.O. Zengin, heeft aangegeven dat zij de kinderen graag terug wil, maar dat zij moeite heeft met het organiseren van hulp door een taalbarrière en onduidelijkheid over verwachtingen.
De gecertificeerde instelling (GI), de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, heeft aangegeven dat een netwerkplaatsing niet mogelijk is. De neef van de moeder, die als mogelijke opvang werd overwogen, heeft onvoldoende ruimte in zijn woning. Daarnaast is het netwerk van de vader als onveilig beoordeeld. De kinderen hebben een hoge zorgbehoefte en de moeder kan hier niet aan voldoen, wat leidt tot de noodzaak van uithuisplaatsing.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen, en heeft deze verleend tot 16 maart 2025. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.