ECLI:NL:RBGEL:2024:8721

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 november 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
C/05/438415 / JE RK 24-716
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen na netwerkonderzoek

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland op 25 november 2024 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor drie minderjarigen, in het kader van de zorg voor hun opvoeding en verzorging. De beslissing volgde op een eerdere beschikking van 18 juli 2024, waarin een tijdelijke machtiging was verleend tot 8 december 2024, om de mogelijkheden voor een netwerkplaatsing te onderzoeken. De moeder van de kinderen, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S.O. Zengin, heeft aangegeven dat zij de kinderen graag terug wil, maar dat zij moeite heeft met het organiseren van hulp door een taalbarrière en onduidelijkheid over verwachtingen.

De gecertificeerde instelling (GI), de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, heeft aangegeven dat een netwerkplaatsing niet mogelijk is. De neef van de moeder, die als mogelijke opvang werd overwogen, heeft onvoldoende ruimte in zijn woning. Daarnaast is het netwerk van de vader als onveilig beoordeeld. De kinderen hebben een hoge zorgbehoefte en de moeder kan hier niet aan voldoen, wat leidt tot de noodzaak van uithuisplaatsing.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen, en heeft deze verleend tot 16 maart 2025. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Arnhem
Zaaknummer: C/05/438415 / JE RK 24-716
Datum mondelinge uitspraak: 25 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 2] ,
[de minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. S.O. Zengin te 's-Gravenhage.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de beschikking van 18 juli 2024.
1.2.
Op 25 november 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat en een tolk;
  • een vertegenwoordiger van de GI;
  • een neef van de moeder aan wie bijzondere toegang is verleend.
1.3.
Het verzoek is gelijktijdig behandeld met het verzoek van de moeder tot vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing (zaaknummer: C/05/444330 / JE RK 24-1243).
1.4.
Bij beschikking van 18 juli 2024 heeft de kinderrechter een machtiging uithuisplaatsing verleend tot 8 december 2024 en het verzoek voor het overige aangehouden. Het doel daarvan was dat de GI kon onderzoeken of er mogelijkheden waren voor een (al dan niet gedeeltelijke) netwerkplaatsing waar de kinderen gezamenlijk geplaatst konden worden. De kinderrechter moet in deze procedure daarom nog beslissen over de resterende duur (tot 16 maart 2025) van dat verzoek.

2.De nadere standpunten

2.1.
De moeder stelt zich op het standpunt dat de kinderen terug zouden moeten naar haar. De moeder wil wel hulp accepteren, maar zij begrijpt vaak niet wat er van haar verwacht wordt. Het organiseren van hulp vindt de moeder moeilijk, mede vanwege de taalbarrière. Ten aanzien van de netwerkplaatsing wil de moeder graag dat ook naar het netwerk van de vader wordt gekeken.
2.2.
De GI geeft aan dat een netwerkplaatsing niet tot de mogelijkheden behoort. Het netwerkonderzoek is gestart en richtte zich vooral op een neef van de moeder. Hij woont echter in een éénkamerappartement en heeft daarom onvoldoende plek om drie kinderen met forse beperkingen op te vangen. Hij heeft besloten om te stoppen met het onderzoek. Het netwerk van de vader is tot op heden als onveilig ingeschat, mede vanwege een risico op eergerelateerd geweld. Duidelijk is bovendien dat van terugplaatsing nog geen sprake kan zijn. De moeder kan niet aansluiten bij de kinderen, vanwege de forse beperkingen die de kinderen hebben. Voor twee van de kinderen is in ieder geval een driemilieuvoorziening nodig. Voor de kinderen is een WLZ-indicatie afgegeven, zorgindicatie 6, wat staat voor beschermd wonen met intensieve zorg en verpleging. De GI geeft aan dat het vermoedelijk niet mogelijk is om de kinderen bij elkaar te plaatsen, omdat de dochter verder is in haar ontwikkeling dan de zoons.

3.De verdere beoordeling

3.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). De zorgen die in de vorige beschikkingen staan beschreven zijn nog onverminderd van toepassing. De moeder kan de zorg voor de kinderen niet aan. Dit komt door een wisselwerking tussen haar psychische toestand/intelligentieniveau en de forse beperkingen van de kinderen. Hun zorgbehoefte is zeer hoog en de moeder kan daar niet aan voldoen, hoewel zij dit wel graag zou willen. In de afgelopen periode is duidelijk geworden dat een (gedeeltelijke) netwerkplaatsing niet tot de mogelijkheden behoort. Gezocht zal worden naar een plek waar de kinderen de zorg en begeleiding krijgen die ze nodig hebben. Om te onderzoeken welke opvoedrol de moeder in de toekomst mogelijk nog kan hebben is het belangrijk dat zij zich laat onderzoeken, zodat de GI een goed beeld krijgt van haar mogelijkheden.
3.2.
De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing daarom verlenen voor de resterende duur, te weten de duur van de ondertoezichtstelling, tot 16 maart 2025.

4.De beslissing

De kinderrechter:
4.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 16 maart 2025;
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2024 door mr. D.S.M. Bak, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. G. Vlemmings als griffier, en op schrift gesteld op 9 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.