ECLI:NL:RBGEL:2024:8717

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
05.900134.06
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling van een TBS-patiënt met vasculaire dementie en de noodzaak van passende zorgvoorzieningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 december 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene die lijdt aan vasculaire dementie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene, die in 2008 ter beschikking is gesteld na een veroordeling voor ontucht met een minderjarige, momenteel niet op de juiste plek verblijft. De betrokkene heeft een complexe zorgvraag die niet adequaat kan worden beantwoord binnen de huidige forensische zorgstructuur. De rechtbank heeft geconstateerd dat er een gebrek is aan geschikte 'hybride' instellingen die zowel forensische zorg als psychogeriatrische zorg kunnen bieden. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de betrokkene niet kan worden geplaatst in een instelling die voldoet aan zijn zorgbehoeften, wat de verlenging van de terbeschikkingstelling noodzakelijk maakt. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling met één jaar verlengd, omdat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen dit eist. De rechtbank heeft het verzoek om een rechterlijke machtiging afgewezen, omdat de benodigde zorg niet binnen de gestelde termijn kan worden gerealiseerd. De rechtbank roept de overheid op om in samenwerking met betrokken partijen te zoeken naar een geschikte zorgplek voor de betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.900134.06
Datum uitspraak: 6 december 2024
Beslissingvan de meervoudige kamer als bedoeld in artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering
in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[betrokkene] (hierna: betrokkene),

geboren op [geboortedatum] 1949 te [geboorteplaats] ,
verblijvende in [kliniek] (hierna: de kliniek)
Raadslieden: mr. F.C. Knoef, advocaat te ’s-Gravenhage en mr. J.A.P.M. van Dal, advocaat te Arnhem voor wat betreft de Wfz-procedure.

Procedure

Betrokkene is op 10 juli 2008 bij arrest van het Gerechtshof te Arnhem veroordeeld tot twee jaren gevangenisstraf en terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. Deze maatregel is ingegaan op 25 juli 2008 en het laatst verlengd met twee jaren bij beslissing van de rechtbank van 11 augustus 2023. Deze beslissing is door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 juni 2024 vernietigd. Het hof heeft de maatregel verlengd met een termijn van één jaar.
Bij vordering van 21 juni 2024, ingekomen op diezelfde datum, heeft de officier van justitie gevorderd dat deze maatregel wordt verlengd voor de duur van twee jaren.
Ter zitting van 9 augustus 2024 is de vordering behandeld, waarna de rechtbank op 23 augustus 2024 een tussenbeslissing heeft gegeven. Daarbij is het onderzoek heropend teneinde het onderzoek naar voorwaardelijke beëindiging van de verpleging of een civielrechtelijk kader in kaart te brengen. De behandeling is hervat op 22 november 2024. Bij die gelegenheid is ook een verzoekschrift voor het verlenen van een rechterlijke machtiging (Wzd) ex artikel 2.3 van de Wet forensische zorg behandeld.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de volgende processtukken:
  • het adviesrapport van de kliniek van 24 mei 2024, waarin wordt geadviseerd de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te verlengen met twee jaren;
  • een afschrift van de wettelijke aantekeningen;
  • het advies van psychiater I. Maksimovic, van 29 juli 2024, waarin wordt geadviseerd de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te verlengen met een jaar;
  • het advies van psycholoog P.E. Geurkink, van 1 augustus 2024, waarin wordt geadviseerd de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te verlengen met een jaar;
  • het reclasseringsadvies van 3 oktober 2024, waarin wordt geconcludeerd dat een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging niet tot de mogelijkheden behoort;
  • een onderzoeksrapport (neuropsychologisch onderzoek) van de kliniek van 6 juli 2023.
Ter zitting van 22 november 2024 zijn gehoord:
  • betrokkene, via een videoverbinding;
  • zijn raadslieden, mr. F.C. Knoet en mr. J.A.P.M. van Dal;
  • de deskundige T. Hannemann, zorginhoudelijk manager en klinisch psycholoog, via een videoverbinding;
  • de deskundige R. Baarveld, reclasseringswerker;
  • de deskundige W.M. ter Harmsel, juridisch adviseur CIZ voor wat betreft de Wfz-procedure en
  • de officier van justitie, mr. A.C. Waterman.

De standpunten

De officier van justitie heeft ter zitting geconcludeerd tot verlenging van de terbeschikkingstelling, maar wel beperkt tot één jaar, nu aan de voorwaarden voor verlenging is voldaan. Een rechterlijke machtiging met de zorg die voor betrokkene nodig is, is niet binnen de daarvoor gestelde termijn uitvoerbaar.
De raadslieden van betrokkene verzetten zich uiteindelijk niet tegen verlenging van de terbeschikkingstelling nu is gebleken dat een rechterlijke machtiging met de vereiste zorg voor betrokkene niet haalbaar is. Door de terbeschikkingstelling te verlengen kan een WLZ-indicatie worden opgemaakt en kan naar een geschikt verzorgings- of verpleeghuis worden gezocht. Betrokkene kan dan onder transmurale titel naar een passende plek.

De beoordeling

Indexdelict
De terbeschikkingstelling is opgelegd vanwege het (onder andere) plegen van ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd. Dat betekent dat de maatregel is opgelegd in verband met een misdrijf dat gericht was tegen of gevaar veroorzaakte voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De maatregel is dus niet gemaximeerd.
Stoornis
Uit het rapport van de psychiater blijkt dat betrokkene lijdt aan een stoornis in het autismespectrum met narcistische trekken. Daarnaast is er sprake van seksuele identiteitsproblematiek met pedofiele neigingen. De stoornissen zijn nog altijd aanwezig. Betrokkene lijdt daarnaast ook aan vasculaire dementie.
Verloop van de maatregel
Betrokkene verblijft op de transmurale voorziening van de kliniek. Hij geniet wekelijks van een aantal onbegeleide vrijheden om zaken zoals boodschappen doen. Alle andere verloven zijn (semi)begeleid. Door de vasculaire dementie kampt betrokkene met cognitieve achteruitgang in de vorm van geheugenverlies, problemen met het vinden van woorden, afgevlakt effect en verlies van interesse en initiatief. De huisarts heeft geconstateerd dat hij afgelopen jaar een kleine beroerte heeft gehad. Betrokkene beweegt zich traag, is een aantal keren gevallen en vertoont verlammingsverschijnselen. Heel recent is betrokkene uit bed gevallen en heeft de noodknop niet kunnen indrukken waardoor hij uren op de grond is blijven liggen. Daarom is hij even terug geplaatst in de kliniek voor verzorging na zijn val en op 22 november 2024 weer terug geplaatst naar de transmurale voorziening met thans een noodknop om zijn hals. Er worden geen seksueel grensoverschrijdende gedragingen waargenomen. Hoewel hij weinig openheid geeft over seksualiteit, wordt verondersteld dat dergelijk gedrag enkel zou plaatsvinden in situaties die lijken op het indexdelict, waarin betrokkene zich opstelt als hulpverlener richting kwetsbare minderjarige jongens of mannen. Binnen een zorgkader mag worden aangenomen dat de kans op het ontstaan van een nieuw delict scenario is gereduceerd. Gelet op de lichamelijke en cognitieve conditie en de prognose daarvan, zit betrokkene in de kliniek niet op de juiste plek. Gedacht wordt aan een afdeling voor ouderenpsychiatrie waar de juiste expertise en zorg is voor mensen met een dementieel beeld, maar een geschikte plek is vooralsnog niet gevonden. Het IFZ heeft aangegeven geen indicatie af te kunnen geven voor forensische zorg, omdat de gevraagde zorg niet beschikbaar is. Alle betrokkenen zien plaatsing binnen de reguliere GGZ met een rechterlijke machtiging, uiteindelijk als het meest passend. Een WLZ-aanvraag wordt thans door de kliniek onderzocht.
Recidivegevaar
Binnen de kaders van de terbeschikkingstelling wordt het recidiverisico als laag ingeschat. Het recidiverisico voor een zedendelict wordt als matig-hoog ingeschat. Het actief monitoren van betrokkenes activiteiten, belevingswereld en seksualiteit blijven aan de orde. Hij gebruikt medicatie met een impuls- en libidoremmende (bij)werking. De chroniciteit en hardnekkigheid van betrokkenes gedragspatronen nopen tot voorzichtigheid en dat maakt dat forensische scherpte nodig blijft. Hieruit blijkt dat de kans op herhaling bij onmiddellijke beëindiging van de terbeschikkingstelling onverminderd groot is.
Conclusie
Het recidiverisico wordt vooralsnog, bij het wegvallen van het huidige kader, als matig-hoog ingeschat. Het risicomanagement steunt op een aantal pijlers, waaronder het verblijf in een transmurale voorziening met forensische expertise en ervaring in het hanteren van het juiste risicomanagement en het nemen van medicatie. Onderzocht is of de risico’s tot een aanvaardbaar laag niveau kunnen worden teruggebracht door middel van een rechterlijke machtiging. De rechtbank is van oordeel dat dat op dit moment niet het geval is. Betrokkene moet eerst een overgang maken naar een verzorgings- of verpleeghuis binnen een forensisch kader met forensische kennis. Het is echter tot op heden niet gelukt om een dergelijke geschikte plek te vinden.
En dat komt omdat de overheid al jarenlang in gebreke blijft om verblijfsinstellingen op te zetten of te faciliteren waarin een plek wordt geboden voor TBS-patiënten die enerzijds kampen met strafrechtelijk relevante psychiatrische aandoeningen die een forensisch risicomanagementkader verlangen, en anderzijds geplaagd worden door een fysieke, neurologische of psychogeriatrische aandoening die vraagt om een benadering en behandeling waarvoor de reguliere TBS- c.q forensische instellingen niet geëquipeerd zijn.
Een rechterlijke machtiging kan het recidiverisico daarom op dit moment onvoldoende ondervangen. De rechtbank oordeelt dat een voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling ook niet tot de mogelijkheden behoort. Bij voorwaardelijke beëindiging wordt verondersteld dat er een (langdurig) forensisch resocialisatietraject wordt uitgezet waarin wordt verwacht dat betrokkene zich bewust is en blijft van de bijzondere voorwaarden die hem in dat kader worden opgelegd. Gelet op het eerder geschetste beeld kan dat niet van betrokkene worden verwacht en dat maakt een voorwaardelijke beëindiging in dit stadium eveneens ongeschikt. Een verlenging van de terbeschikkingstelling is daarom onvermijdelijk. Vanuit dat kader kan gezocht worden naar een meer geschikte plek voor betrokkene. Die zoektocht zou hopelijk in een stroomversnelling kunnen worden gebracht door interventie van het ministerie van justitie en veiligheid (DIZ), door in samenspraak met het openbaar ministerie, advocaat van betrokkene en de kliniek op zoek te gaan naar een kliniek, binnen of buiten een forensisch kader, die in staat en bereid zou zijn betrokkene op een verantwoorde manier op te nemen. De rechtbank gaat er van uit dat door DIZ het initiatief voor zo’n overleg wordt genomen. Hierbij speelt ook een rol de toekomstige afgifte van een WLZ-indicatie voor betrokkene.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eist. De rechtbank zal de terbeschikkingstelling daarom met één jaar verlengen.
De rechtbank heeft bij beslissing van heden het verzoekschrift van de officier van justitie strekkende tot het verlenen van een rechterlijke machtiging afgewezen. Deze beslissing is in een aparte beschikking opgenomen.

De beslissing

De rechtbank:
verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene]met
één jaar;
Deze beslissing is gegeven door mr. W. Bruins, als voorzitter, mr. F.J.H. Hovens en mr. H.M. Stratenus, als rechters in tegenwoordigheid van mr. K.M.D. Smolders-Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 december 2024.