ECLI:NL:RBGEL:2024:8706

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
AWB - 24_2910
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van Alcoholwet- en exploitatievergunning van café Het Kantoor na signalen van drugsgebruik en -verkoop

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 9 december 2024, wordt het beroep van eiser, eigenaar van café Het Kantoor in Harderwijk, tegen de intrekking van zijn Alcoholwet- en exploitatievergunning behandeld. De burgemeester van Harderwijk had op 24 april 2023 besloten tot spoedeisende bestuursdwang, wat resulteerde in de sluiting van het café voor zes maanden. Dit besluit volgde op een bestuurlijke rapportage van de politie, waarin werd gemeld dat er drugs werd gedeald vanuit het café. De burgemeester trok de vergunningen in op basis van artikel 13b van de Opiumwet, omdat eiser niet voldeed aan de zedelijkheidseisen en er sprake was van slecht levensgedrag.

De rechtbank oordeelt dat de burgemeester de intrekking van de vergunningen terecht heeft gehandhaafd. Eiser had eerder een exploitatievergunning en Alcoholwetvergunning, maar de burgemeester stelde dat de omstandigheden waren veranderd en dat eiser niet langer aan de eisen voldeed. De rechtbank concludeert dat de burgemeester voldoende heeft gemotiveerd waarom eiser niet voldeed aan de eisen van zedelijk gedrag, onderbouwd met incidenten die in het café hebben plaatsgevonden, waaronder het aantreffen van drugs en geweldsincidenten.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt. De uitspraak benadrukt het belang van de openbare orde en veiligheid in de horeca, en dat de burgemeester bevoegd is om vergunningen in te trekken wanneer de veiligheid in het geding is. Eiser kan in de toekomst opnieuw een vergunning aanvragen, maar de gevolgen van de intrekking zijn niet voor onbepaalde tijd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/2910

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2024

in de zaak tussen

[A] , h.o.d.n. Café Het Kantoor, uit Harderwijk, eiser

(gemachtigde: mr. K. van der Hoeven),
en

de burgemeester van Harderwijk

(gemachtigde: mr. R.A. Oosterveer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de intrekking van de aan hem verleende Alcoholwetvergunning en exploitatievergunning in het besluit van 29 september 2023. Met het bestreden besluit van 25 maart 2024 op het bezwaar van eiser is de burgemeester bij dat besluit gebleven.
1.1.
De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 22 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de rechtbank

Inleiding
2. Eiser was eigenaar van het café Het Kantoor in Harderwijk. Op 17 april 2023 heeft de politie aan de burgemeester een bestuurlijke rapportage uitgebracht. Aanleiding voor deze rapportage was dat er in de afgelopen maanden meerdere signalen en meldingen zijn binnengekomen bij de politie dat er drugs zou worden gedeald vanuit Het Kantoor. Naar aanleiding van deze signalen is de politie een onderzoek gestart en heeft er op zaterdag 15 april 2023 een doorzoeking plaatsgevonden in Het Kantoor. In de bestuurlijke rapportage zijn de bevindingen daarvan weergegeven. Op 24 april 2023 heeft de burgemeester besloten spoedeisende bestuursdwang toe te passen. Deze bestuursdwang houdt in de sluiting van Het Kantoor voor een periode van zes maanden. Dit besluit is in rechte onaantastbaar.
Besluitvorming
3. Eiser had een exploitatievergunning en Alcoholwetvergunning voor Het Kantoor. De burgemeester heeft deze vergunningen voor onbepaalde tijd ingetrokken en de intrekkingen in bezwaar gehandhaafd. De burgemeester heeft de Alcoholwetvergunning ingetrokken omdat nu “Het Kantoor” voor ten minste een maand gesloten is op grond van artikel 13b van de Opiumwet en er geen sprake is van ontbrekende verwijtbaarheid, eiser niet langer aan de zedelijkheidseisen voldoet. De burgemeester heeft de exploitatievergunning ingetrokken vanwege een verandering van de omstandigheden of inzichten die opgetreden zijn na het verlenen van de vergunning. Volgens de burgemeester is de intrekking noodzakelijk vanwege de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is vereist. De verandering van de omstandigheden en inzichten is gelegen in het oordeel van de burgemeester dat er bij eiser sprake is van slecht levensgedrag.
Wettelijk kader
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Procesbelang
5. De burgemeester stelt zich op het standpunt dat het procesbelang van eiser bij het beroep tegen de intrekking van de vergunningen is komen te vervallen. De burgemeester wijst erop dat eiser zelf de ontbinding van huurovereenkomst op de betreffende locatie heeft getekend, waardoor hij feitelijk geen zeggenschap meer heeft over deze locatie. Bovendien is inmiddels een andere onderneming gevestigd op de locatie.
5.1.
Het procesbelang dat eiser heeft bij de uitkomst van de procedure, is wat hij concreet met zijn beroep wil of kan bereiken. Het gaat niet om de vraag óf hij gelijk heeft, maar of hij een reëel en actueel belang heeft bij dat gelijk, als hij dat zou hebben. Hoewel de exploitatie van Het Kantoor is beëindigd, heeft eiser, anders dan de burgemeester stelt, wel een rechtens te beschermen belang bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Naar het oordeel van de rechtbank is tot op zekere hoogte aannemelijk dat eiser als gevolg van de intrekking van de vergunningen schade lijdt. Bovendien heeft eiser in de bezwaarprocedure verzocht om vergoeding van de proceskosten. Ook om die reden heeft eiser belang bij deze procedure. De rechtbank zal daarom een inhoudelijk oordeel geven over het beroep.
Exploitatievergunning
6. Eiser voert aan dat de portier van Het Kantoor een sepot ontvangen heeft wegens onvoldoende bewijs. Ook eiser is niet vervolgd. Dit had meegewogen moeten worden. Dit geldt ook voor de overweging dat de portier harddrugs zou hebben verkocht, in het bezit zou zijn geweest van harddrugs en contacten onderhield met een dealer. Verder ziet eiser niet in dat een horeca-exploitant direct van slecht levensgedrag zou zijn indien er meerdere wikkels worden aangetroffen of personen zijn aangetroffen in het café die in het bezit waren van zogenaamde ‘envelopjes’ met wit poeder. Druggebruik in een café kan niet 100% worden uitgesloten.
6.1.
Het vereiste dat een exploitant of beheerder niet in enig opzicht van slecht levensgedrag is, strekt ertoe het belang van de veiligheid, de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de omgeving van de inrichting te waarborgen. In deze terminologie ligt besloten dat het om eerder getoond gedrag gaat dat in het licht van deze motieven niet past bij de verantwoordelijkheid die op een leidinggevende van een horecabedrijf rust. Bij de invulling van de eis over het levensgedrag komt de burgemeester beoordelingsruimte toe. Wanneer aan een leidinggevende van een horecabedrijf wordt tegengeworpen dat hij in enig opzicht van slecht levensgedrag is, moet dit per geval door de burgemeester worden onderbouwd. Van geval tot geval zal het verschillen welke feiten en/of omstandigheden aanleiding geven tot tegenwerping van het levensgedrag.
De feiten en omstandigheden die worden meegewogen in het oordeel over het levensgedrag van de vergunningaanvrager moeten relevant zijn voor de exploitatie van een horecabedrijf. Die feiten en omstandigheden moeten verband houden met de vraag of het horecabedrijf kan worden geëxploiteerd op een wijze die geen gevaar oplevert voor de veiligheid, de openbare orde en het woon- en leefklimaat.
Indien de eis dat een betrokkene niet in enig opzicht van slecht levensgedrag is, niet nader is gespecificeerd in een wettelijke regeling, beleidsregels of een ander beleidsstuk en de burgemeester een betrokkene zijn levensgedrag in een concreet geval wil tegenwerpen, moet de motivering van de burgemeester in ieder geval aan de volgende eisen voldoen. Ten eerste moet de burgemeester motiveren waarom de feiten en omstandigheden die aan zijn oordeel over het levensgedrag ten grondslag liggen in dat concrete geval relevant zijn voor de exploitatie van een horecabedrijf. Ten tweede moet de burgemeester motiveren hoe de betrokkene vooraf had kunnen weten dat hij, gezien die feiten en omstandigheden, niet aan die eis voldoet. [1]
6.2.
Het vereiste dat een exploitant of beheerder niet in enig opzicht van slecht levensgedrag mag zijn, is in dit geval niet nader toegelicht in een wettelijke regeling, beleidsregels of een ander beleidsstuk. Het gaat om gedragingen die relevant zijn voor het functioneren van een leidinggevende, oftewel die naar hun aard de vrees rechtvaardigen dat de aanwezigheid van de leidinggevende als verantwoordelijke voor de exploitatie van de horeca-inrichting een bedreiging vormt voor de openbare orde, veiligheid of de kwaliteit van het woon- en leefklimaat in de buurt waarin de horeca-inrichting is gelegen.
6.3.
De burgemeester heeft aan zijn standpunt dat eiser in enig opzicht van slecht levensgedrag is de bestuurlijke rapportage van 17 april 2023 ten grondslag gelegd. Daarin staat dat diverse malen is geconstateerd dat in Het Kantoor in aanwezigheid van eiser in drugs werd gehandeld, waaronder door de portier van Het Kantoor. Ook zijn er meerdere lege wikkels cocaïne aangetroffen op het toilet en een joint onder een koelkast in de kelder. Er is geconstateerd dat een van de dealers zelf achter de bar drinken pakte, waarbij eiser als leidinggevende niet ingrijpt. Verder zijn er personen aangetroffen in het café die in het bezit waren van zogenaamde ‘envelopjes’ met wit poeder. Er is geconstateerd dat er een mishandeling heeft plaatsgevonden in Het Kantoor, waarbij door een van de betrokkenen is verklaard dat hij is mishandeld door de huisdealer van Het Kantoor. Ook is gebleken dat de portier van Het Kantoor harddrugs heeft verkocht, in het bezit van harddrugs was en contacten met een dealer onderhoudt.
6.4.
De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de genoemde incidenten samen en in onderlinge samenhang bezien, leiden tot de conclusie dat eiser niet voldoet aan de eis dat hij niet in enig opzicht van slecht levensgedrag is. De burgemeester heeft voldoende gemotiveerd dat hij het belangrijk vindt dat een leidinggevende van een horeca-inrichting ingrijpt als hij ziet dat er iets gebeurt of gaat gebeuren wat niet is toegestaan, zoals in dit geval onder andere het handelen in drugs. Daarnaast heeft een mishandeling plaatsgevonden in de inrichting en heeft de portier harddrugs verkocht en was hij in het bezit van harddrugs. Dat de strafzaak tegen de portier geseponeerd zou zijn wegens gebrek aan bewijs, wat daar ook van zij, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt. Eiser heeft als leidinggevende niet ingegrepen en daarmee voorvallen laten passeren waarvan het voor een ieder duidelijk is dat het gaat om strafbare feiten, zoals het handelen in drugs. Dat eiser daarvoor strafrechtelijk niet is vervolgd, maakt dit niet anders.
De beroepsgrond slaagt niet.
Alcoholwetvergunning
6.5.
Een leidinggevende voldoet niet aan de eis van zedelijk gedrag als hij binnen de laatste vijf jaar leidinggevende is geweest van een inrichting die voor ten minste een maand is gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Dit is slechts anders als hem van de sluiting geen verwijt kan worden gemaakt. [2] Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen [3] , rechtvaardigt de sluiting van een inrichting op grond van artikel 13b van de Opiumwet het vermoeden dat de leidinggevende een verwijt treft van de sluiting. Dat is in dit geval niet anders. De burgemeester mocht er dus in beginsel van uitgaan dat eiser, die ook op 24 april 2023 al de leidinggevende van Het Kantoor was, een verwijt treft van de sluiting van het café. Het lag op de weg van eiser om zijn stelling aannemelijk te maken dat hem als leidinggevende geen verwijt treft van de sluiting. De burgemeester heeft zich op het standpunt mogen stellen dat eiser daarin niet is geslaagd. Voor zover eiser heeft gesteld dat hem geen verwijt van de sluiting van Het Kantoor treft omdat hij voldoende maatregelen had genomen zoals het aanstellen van een portier en het ophangen van camera’s, overweegt de rechtbank dat dit niet valt te rijmen met de bevindingen in de bestuurlijke rapportage van 17 april 2023. Niet alleen valt daaruit af te leiden dat deze maatregelen niet voldoende waren, maar ook dat eiser zelf geen (aanvullende) maatregelen heeft genomen toen de situatie dat vereiste.
De beroepsgrond slaagt niet.
Evenredigheid
7. Eiser voert aan dat het intrekken van de Alcoholwetvergunning en de exploitatievergunning onevenredig is.
7.1.
Voor wat betreft het intrekken van de Alcoholwetvergunning overweegt de rechtbank dat artikel 31, eerste lid, van de Alcoholwet dwingend is geformuleerd. Dit betekent dat het de burgemeester niet vrijstaat bij de toepassing van die bepaling belangen af te wegen.
Voor wat betreft het intrekken van de exploitatievergunning overweegt de rechtbank dat zij onder 6.4 heeft geoordeeld dat de burgemeester bevoegd was de exploitatievergunning in te trekken. De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester redelijkerwijs een zwaarder gewicht kon toekennen aan het waarborgen van de openbare orde, de veiligheid en het woon- en leefklimaat bij Het Kantoor dan aan de belangen van eiser. Hoewel de financiële gevolgen van de intrekking voor eiser aanzienlijk kunnen zijn, heeft de burgemeester, gelet op de ernst van het gevaar, kunnen besluiten de exploitatievergunning in te trekken. Daarbij is van belang dat eiser opnieuw in aanmerking kan komen voor een exploitatievergunning en dus de gevolgen van de intrekking niet voor onbepaalde tijd zijn.
De beroepsgrond slaagt niet.
Punitieve sanctie?
8. Eiser voert aan dat sprake is van een punitieve sanctie. Het intrekken van de vergunningen is geen herstelsanctie meer. Het bestreden besluit heeft een leedtoevoegend karakter en richt zich niet op herstel van de rechtstoestand.
8.1.
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State onder meer heeft overwogen in haar uitspraak van 23 september 2009 [4] , betreffen de intrekking van een exploitatievergunning en de intrekking van een Drank- en horecawetvergunning (thans: Alcoholwetvergunning) herstelsancties, gericht op de bescherming van de openbare orde en zijn deze niet (mede) gericht op het bewerkstelligen van normconform gedrag door toevoeging van geïndividualiseerd concreet nadeel. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de exploitant opnieuw in aanmerking kan komen voor horecavergunningen en de gevolgen van de intrekking dus niet voor onbepaalde tijd zijn.
De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Raat, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Rosmalen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 december 2024
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
BIJLAGE - Wettelijk kader
Alcoholwet
Artikel 8
1. Leidinggevenden van het horecabedrijf en het slijtersbedrijf voldoen aan de volgende eisen:
a. […];
b. zij zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag;
[…]
Artikel 31
1. Een vergunning wordt door de burgemeester ingetrokken, indien:
[…];
niet langer wordt voldaan aan de bij of krachtens artikelen 8 en 10 geldende eisen;
[…]
Alcoholbesluit
Artikel 3.1
1. Een leidinggevende voldoet aan de in dit hoofdstuk gestelde eisen ten aanzien van het zedelijk gedrag.
[…]
Artikel 3.5
1. Een leidinggevende is binnen de laatste vijf jaar geen leidinggevende geweest van een inrichting […] die voor ten minste een maand is gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet […], tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
[…]
Algemene plaatselijke verordening Harderwijk 2023
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
a. […];
b. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;
[…]

Voetnoten

1.Zie onder meer AbRvS 7 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3620.
2.Dit volgt uit artikel 3.1, gelezen in samenhang met artikel 3.5, eerste lid, van het Alcoholbesluit.
3.AbRvS 1 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:855.