ECLI:NL:RBGEL:2024:8655

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
AWB 24/4969
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor het bouwen van appartementen met afwijkingen van het bestemmingsplan in Tiel

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiseres tegen de verleende omgevingsvergunning voor het realiseren van een gebouw met 18 appartementen aan de [adres 1] te [plaats] ( [naam 2] ). De omgevingsvergunning werd verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tiel op 1 december 2023. Eiseres, die woont aan de [adres 2], heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar haar bezwaar werd ongegrond verklaard op 11 juni 2024. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep op 20 november 2024 behandeld. De vergunninghouder heeft op 30 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor de omgevingsvergunning, die onder andere het bouwen van een bouwwerk en het afwijken van het bestemmingsplan betreft. De rechtbank oordeelt dat het college bij de beslissing om de omgevingsvergunning te verlenen beleidsruimte toekomt en dat de belangen van de betrokken partijen moeten worden afgewogen. De rechtbank concludeert dat de overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte met 3,78 meter geen grote impact heeft op de omgeving en dat er geen sprake is van onaanvaardbare aantasting van privacy of zonlicht.

Eiseres stelt dat de omgevingsvergunning niet verleend had mogen worden, omdat de afwijkingen van het bestemmingsplan niet passen binnen een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank oordeelt echter dat het college voldoende heeft gemotiveerd dat de omgevingsvergunning niet in strijd is met de geldende wet- en regelgeving. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor eiseres geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van haar proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/4969

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. W.P.N. Remie),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tiel

(gemachtigden: E. Nugteren en E.R. Visser).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam 1] uit [plaats 2] (de vergunninghouder)
(gemachtigde: mr. J. van der Holst).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de aan vergunninghouder verleende omgevingsvergunning voor het realiseren van een gebouw met 18 appartementen aan de [adres 1] te [plaats] ( [naam 2] ).
1.1.
Het college heeft met het besluit van 1 december 2023 de omgevingsvergunning verleend. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 11 juni 2024 heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
1.2.
De rechtbank heeft het verzoek op 20 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, eiseres, de gemachtigden van het college en de gemachtigde van de vergunninghouder.

Totstandkoming van het besluit

2. Vergunninghouder heeft op 30 augustus 2023 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een bouwwerk en het afwijken van het bestemmingsplan. [naam 2] bestaat uit 18 appartementen met een parkeerbak waar ruimte is voor 35 parkeerplaatsen. Het bouwwerk krijgt een totale hoogte van 23,78 meter. Hierna zijn de besluiten genomen zoals genoemd in de inleiding.
2.1.
Eiseres woont aan de [adres 2] . Haar woning bevindt zich (ongeveer) 50 meter ten noordoosten, aan de overzijde van de [adres 1] , van de locatie van [naam 2] . Zij woont in een appartement op de bovenste verdieping.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Welke wet- en regelgeving is van toepassing?
4. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).
4.1.
De aanvraag voor een omgevingsvergunning is ingediend op 30 augustus 2023. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
5. Het college heeft een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten het bouwen van een bouwwerk en het afwijken van het bestemmingsplan. [1]
5.1.
Het college weigert een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, als (voor zover relevant):
niet wordt voldaan aan de regels van het Bouwbesluit 2012;
niet wordt voldaan aan de regels van de bouwverordening;
de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, tenzij er een omgevingsvergunning is verleend tot afwijken van het bestemmingsplan;
het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk in strijd is met de redelijke eisen van welstand. [2]
5.2.
Bij een activiteit die in strijd is met het bestemmingsplan kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend als deze activiteit niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening en:
met toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen regels inzake afwijking, of;
in het Besluit Omgevingsrecht (Bor) [3] aangewezen gevallen, of;
in overige gevallen, als de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. [4]
5.3.
Ten tijde van de aanvraag en de omgevingsvergunning was op de beoogde locatie van [naam 2] het Bestemmingsplan binnenstad van toepassing. Dit bestemmingsplan staat op de beoogde locatie een maximum bouwhoogte toe van 20 meter en een maximum bebouwingspercentage van 50%.
5.4.
Vanwege de overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte met 3,78 meter, overschrijding van het bouwvlak aan de zuid- en oostzijde en overschrijding van het bebouwingspercentage is sprake van strijd met het bestemmingsplan. Het college heeft besloten dat op grond van de onder overweging 5.2 onder b genoemde regelgeving kan worden afgeweken van het geldende bestemmingsplan.
Kon het college redelijkerwijs een vergunning verlenen voor de afwijking van het bestemmingsplan?
6. De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat het college bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toekomt en dat het college de betrokken belangen moet afwegen. De rechtbank oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
Heeft het college redelijkerwijs mogen stellen dat de overschrijding van het bestemmingsplan niet leidt tot onaanvaardbare nadelige gevolgen?
7. Het college heeft in het bestreden besluit gesteld dat de overschrijding van 3,78 meter van de toegestane hoogte gering is en geen grote impact op de omgeving heeft. Dit volgt uit de bezonnings- en uitzichtstudie. [5] In samenhang met het gegeven dat het gebouw van eiseres op 25 tot 50 meter afstand gelegen is, is er geen reden om aan te nemen dat er sprake is van onaanvaardbare aantasting van privacy of zonlichtderving. Volgens het stedenbouwkundige advies zijn de afwijkingen ruimtelijk aanvaardbaar. Er is voldoende lucht en ruimte rondom het gebouw aanwezig. Verder past de opzet bij de gewenste inrichting van de openbare ruimte en de beoogde functie van de [naam 3] . [naam 2] zal de schakel vormen tussen de [naam 3] , de oude binnenstad en de wijk [plaats] Oost.
7.1.
Eiseres vindt dat de omgevingsvergunning niet verleend had mogen worden, omdat de afwijkingen van het bestemmingsplan niet passen binnen een goede ruimtelijke ordening. De wijzigingen ten opzichte van wat toegestaan is in het bestemmingsplan leiden tot aantasting van het woongenot en het uitzicht. Bij een hoogte van 24 meter is het voor eiseres niet meer mogelijk om vanuit haar woning over het gebouw heen te kijken. Ook de uitbreiding van de bebouwing van het bouwvlak leidt tot aantasting van het woongenot.
7.2.
De rechtbank stelt voorop dat het college moet beoordelen of het wil meewerken aan het afwijken van het bestemmingsplan. Dat betekent dat bij de afweging van belangen moet worden meegewogen wat voor bouwplan kan worden gerealiseerd zonder van het bestemmingsplan af te wijken en wat in dat geval de negatieve gevolgen zouden zijn. Dit betekent dat het college in dit geval bij de belangenafweging heeft mogen betrekken dat het bestemmingsplan al een bouwwerk op deze locatie toestaat met een bouwhoogte tot 20 meter en een bebouwingspercentage van 50%.
7.3.
De rechtbank acht het niet uitgesloten dat het plan leidt tot verlies van uitzicht. Er bestaat echter geen recht op een blijvend vrij uitzicht. De rechtbank kan het college volgen in het standpunt dat de overschrijding van de bouwhoogte met 3,78 meter, ten opzichte van de toegestane 20 meter geen grote impact heeft op de omgeving. Het college heeft in het verweerschrift toegelicht dat ook bij een hoogte van 20 meter er nagenoeg geen uitzicht zou zijn voor eiseres over het gebouw. Het zicht op [plaats 3] en de achterliggende bebouwing zouden ook in dat geval achter het nieuwe gebouw verdwijnen. Ten aanzien van de stelling dat een groter deel van het bouwvlak bebouwd wordt heeft het college inzichtelijk gemaakt dat er amper verschil is met een gebouw dat gerealiseerd zou kunnen op 50% van het bouwvlak. Ten opzichte van dat gebouw betekent de afwijking van het bestemmingsplan slechts dat eiseres aan de achterzijde van [naam 2] iets minder uitzicht heeft, maar iets meer uitzicht langs de voorzijde van [naam 2] . Gelet hierop ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat het afwijken van het bestemmingsplan leidt tot onevenredige nadelige gevolgen voor eiseres.
Kon het college de omgevingsvergunning verlenen gelet op het gemeentelijke beleid?
8. Eiseres vindt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat het plan passend is op de locatie. Het plan is strijdig met het vigerende bestemmingsplan en de gemeentelijke beleidsvisie. Het college heeft het afwijken van het beleid zoals vastgelegd in de structuurvisie [6] onvoldoende gemotiveerd. Op de locatie is cultuur en horeca aangewezen en de aangewezen zichtlijnen worden doorkruist. In het kader van welstand voert eiseres aan dat de landschappelijke inpassing niet is verzekerd.
8.1.
Het gegeven dat in het bestemmingsplan is gekozen voor een kleinere, minder robuuste omvang is onvoldoende om aan te nemen dat het plan in strijd is met het gemeentelijke beleid. Dit neemt niet weg dat het college de bevoegdheid heeft om af te wijken van het bestemmingsplan en daar in dit geval gebruik van maakt. De overschrijding van dat wat toegestaan is op grond van het bestemmingsplan moet worden getoetst aan de goede ruimtelijke ordening.
8.2.
De rechtbank overweegt dat de structuurvisie een beleidskader geeft, waarbinnen het college ruimtelijke ontwikkelingen moet beoordelen. Een structuurvisie geeft sturing en richting, maar bevat geen harde voorwaarden zoals de regels van een bestemmingsplan dat wel zijn. Het college heeft tijdens de zitting toegelicht dat de structuurvisie uit 2017 achterhaald is en daarom is verlaten. Ten aanzien van de zichtlijnen heeft het college toegelicht dat de zichtlijnen niet meer haalbaar zijn door de dijkverbreding en -verzwaring. Dat in de structuurvisie op de locatie van [naam 2] cultuur/horeca staat aangegeven neemt niet weg dat in het bestemmingsplan een woonbestemming is toebedeeld aan die locatie. Zoals hiervoor uiteengezet bevat het bestemmingsplan de juridische regels waaraan de rechtbank moet toetsen en de structuurvisie niet. De rechtbank ziet, gelet hierop en op de motivering van het college, geen reden om aan te nemen dat op grond van de structuurvisie geen vergunning verleend had kunnen worden voor [naam 2] .
8.3.
Anders dan eiseres stelt, zijn in de omgevingsvergunning voorschriften opgenomen over de landschappelijke inpassing. Uit deze voorschriften volgt dat de definitieve inrichting van het terrein minimaal twaalf weken voor realisatie afgestemd moet worden door het uit te werken in een landschappelijk plan. De werkzaamheden voor inrichting mogen pas starten na goedkeuring van de gemeente [plaats] . De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de landschappelijke inpassing hiermee onvoldoende verzekerd is.
8.4.
De rechtbank concludeert dat uit het voorgaande volgt dat de verleende omgevingsvergunning niet in strijd is met de geldende wet- en regelgeving. Ook is niet gebleken dat de omgevingsvergunning leidt tot onevenredig nadelige gevolgen voor eiseres.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
De griffier en de rechter zijn verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de rechtbank van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, van de Wabo.
2.Artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo.
3.Bijlage II, artikel 4, van het Bor.
4.Artikel 2.12, eerste lid, onder a, van de Wabo.
5.Schetsontwerp [naam 3] te [plaats] , 8 november 2023, Quadrant Architecten bna.
6.Structuurvisie Binnenstad [plaats] (2017).