ECLI:NL:RBGEL:2024:8637

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
05/265660-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging verkrachting, veroordeling dwang en mishandeling

Op 5 december 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot verkrachting, dwang en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot verkrachting, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte de intentie had om de aangeefster te verkrachten. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster consistent en betrouwbaar waren, ondersteund door getuigenverklaringen en DNA-bewijs. De verdachte had de aangeefster op 6 oktober 2023 in Arnhem tijdens het hardlopen aangesproken, haar vastgepakt, de bosjes ingetrokken en haar op de grond geduwd. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte de aangeefster had mishandeld en haar had gedwongen iets te doen en te dulden. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, en veroordeelde de verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/265660-23
Datum uitspraak : 5 december 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1989 in [geboorteplaats 1] (Somalië),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. M.J.C. Verlaan, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 oktober 2023 te Arnhem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
- die [slachtoffer] , die aan het (hard)lopen was, heeft aangesproken en/of
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt bij haar (boven)lichaam en/of
- die [slachtoffer] de bosjes in heeft getrokken/geduwd en/of
- die [slachtoffer] op de grond heeft gegooid/geduwd en/of
- toen die [slachtoffer] schreeuwde/gilde, zijn hand op de mond van die [slachtoffer] heeft gelegd/gehouden en/of tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij stil moest zijn, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en/of
- die [slachtoffer] meermalen in haar gezicht heeft geslagen en/of
- ( hierbij) misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht op die [slachtoffer] en/of
- ( telkens) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of
- ( aldus) voor die [slachtoffer] een zodanig bedreigende situatie heeft doen ontstaan dat zij zich daaraan niet, althans onvoldoende kon en/of durfde te onttrekken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 6 oktober 2023 te Arnhem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
- die [slachtoffer] , die aan het (hard)lopen was, heeft aangesproken en/of
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt bij haar (boven)lichaam en/of
- die [slachtoffer] de bosjes in heeft getrokken/geduwd en/of
- die [slachtoffer] op de grond heeft gegooid/geduwd en/of
- toen die [slachtoffer] schreeuwde/gilde, zijn hand op de mond van die [slachtoffer] heeft gelegd/gehouden en/of tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij stil moest zijn, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en/of
- die [slachtoffer] meermalen in haar gezicht heeft geslagen en/of
- ( hierbij) misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht op die [slachtoffer] en/of
- ( telkens) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of
- ( aldus) voor die [slachtoffer] een zodanig bedreigende situatie heeft doen ontstaan dat zij zich daaraan niet, althans onvoldoende kon en/of durfde te onttrekken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 6 oktober 2023 te Arnhem, een ander, te weten [slachtoffer] door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden,
door
- die [slachtoffer] , die aan het (hard)lopen was, aan te spreken en/of
- die [slachtoffer] vast te pakken bij haar (boven)lichaam en/of
- die [slachtoffer] de bosjes in te trekken/duwen en/of
- die [slachtoffer] op de grond te gooien/duwen en/of
- toen die [slachtoffer] schreeuwde/gilde, zijn hand op de mond van die [slachtoffer] te leggen/houden en/of tegen die [slachtoffer] te zeggen dat zij stil moest zijn,
althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en/of
- die [slachtoffer] meermalen in haar gezicht te slaan en/of
- ( hierbij) misbruik te maken van zijn fysieke overwicht op die [slachtoffer] en/of
- ( telkens) voorbij te gaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of
- ( aldus) voor die [slachtoffer] een zodanig bedreigende situatie te doen ontstaan dat zij zich daaraan niet, althans onvoldoende kon en/of durfde te onttrekken;
2.
hij op of omstreeks 6 oktober 2023 te Arnhem, [slachtoffer] heeft mishandeld
door die [slachtoffer]
- vast te pakken bij haar (boven)lichaam en/of aan haar (boven)lichaam te trekken/duwen en/of
- op de grond te gooien/duwen en/of
- meermalen in haar gezicht te slaan.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 primair en feit 2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair integrale vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 1, omdat het dossier onvoldoende overtuigend is dat het incident is verlopen zoals beschreven door aangeefster in plaats van het door verdachte geschetste scenario. Subsidiair heeft hij vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 1 primair en feit 1 subsidiair, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat sprake is van een begin van uitvoering van een zedenfeit. Feit 2 kan volgens de raadsman bewezen worden verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 6 oktober 2023 in de ochtend tussen 7:10 uur en 8:00 uur aan het hardlopen was door een park nabij de Hogeschool Arnhem Nijmegen (hierna: HAN) in Arnhem. Tijdens het hardlopen werd zij aangesproken door een man op het pad. Aangeefster stopte met hardlopen en de man pakte haar bij haar bovenlichaam vast. Hij trok haar mee de bosjes in aan de linkerkant van het pad. Ze schopte de man en duwde hem met haar armen van zich af. De man duwde haar naar de grond. Ze is gaan gillen en schreeuwen. De man deed zijn hand op haar mond om haar te laten stoppen met schreeuwen. Aangeefster heeft de man toen in zijn hand gebeten. De man heeft haar ook een aantal keren met zijn vlakke hand in haar gezicht geslagen een aantal maal links op haar wang en een aantal maal rechts. Nadat een voorbijganger kwam aangerend, rende man in de richting van de hoofdingang van het terrein van de HAN. Aangeefster zag na afloop dat er een scheur in haar vest zat onder haar arm. [2]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij op 6 oktober 2023 wandelde rondom de HAN-campus in Arnhem. Hij hoorde een vrouw intens schreeuwen en rende in de richting van het geschreeuw. [getuige] zag vervolgens een man uit de struiken komen. De man rende weg toen hij [getuige] zag. [getuige] rende achter hem aan, maar zag na een paar stappen een meisje uit de struiken komen. [3] [getuige] heeft verder verklaard dat hij daarna weer achter de man aan was gerend en hem bij de uitgang tegenkwam. Hij hoorde hem zeggen dat het meisje in zijn vinger had gebeten. [4] Getuige zag na afloop dat het trainingsjack van het meisje gescheurd was.
Het dossier bevat de uitwerking van de 112-melding van aangeefster:

P: Politie
S: Slachtoffer
OV: Opmerking verbalisant
(…)
S: Euhm een man heeft mij aangevallen toe ik in het park aan het rennen was, die heeft mij in de bosjes gesleept en die wilde iets, die had me op de grond geduwd en die wilde iets doen, maar ik weet niet wat.
(…)
OV: Het slachtoffer loopt hoorbaar te hijgen en is erg overstuur.
(…)
S: Nee ik ben niet gewond, ik heb wel in zijn hand gebeten want hij wilde mijn mond dicht dauwen.
(…)
S: En toen sleepte die mij de bosjes in het duwde die mij op de grond, maar toen wilde die, toen schopte ik hem tekens van me af en toen sloeg die mij op het gezicht en toen wilde die mijn mond dichthouden, omdat ik begon te gillen. Toen heb ik hem gebeten en toen ben ik blijven gillen en toen kwam er een man naar me toe rennen en toen is ie weggerend.” [5]
Bij aangeefster zijn diverse bemonsteringen afgenomen en veiliggesteld waaronder een bemonstering van de linkerwang van aangeefster. [6] De bemonstering van de linkerwang is onderworpen aan een vergelijkend DNA-onderzoek met het DNA-profiel uit het referentiemonster van verdachte. Het NFI heeft geconcludeerd dat deze bemonstering afkomstig kan zijn van verdachte, met een bewijskracht van meer dan 1 miljard. [7]
Het forensisch onderzoek heeft geconstateerd dat aangeefster rode verkleuringen had in haar hals en huidbeschadigingen op duim en pink. [8]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 6 oktober 2023 in de ochtend in het park in Presikhaaf was en dat het klopt dat hij een confrontatie met aangeefster heeft gehad [9] .
Hij betwist dat hij haar toen de bosjes in heeft getrokken. Hij stond aan de rand van een pad te plassen en sprak aangeefster aan omdat ze keek, waarna aangeefster boos werd en schreeuwend en scheldend op hem af kwam lopen. Hij heeft haar toen geduwd, waardoor aangeefster is gevallen. Zij begon toen hij haar weer overeind wilde helpen heel hard om zich heen te schoppen, te slaan en te schreeuwen. Hij heeft haar mond niet dichtgehouden en haar niet in haar gezicht geslagen en haar gezicht ook niet aangeraakt.
Uit de verklaringen van aangeefster en verdachte en het DNA-bewijs volgt en verder ook niet ter discussie staat dat er in de ochtend van 6 oktober 2023 een confrontatie heeft plaatsgevonden tussen verdachte en aangeefster. De rechtbank gaat er dan ook van uit en acht bewezen dat verdachte de man was en aangeefster het meisje waarover getuige [getuige] verklaart, waarover verder ook geen discussie bestaat.
De verklaringen van verdachte en aangeefster over wat daar toen is gebeurd lopen echter uiteen.
De verklaringen van aangeefster zijn naar het oordeel van de rechtbank consequent en betrouwbaar. Zij heeft meerdere malen, onder meer direct na het incident, toen ze 112 belde en later meermalen bij de politie verklaard dat zij met geweld in de bosjes werd getrokken, dat haar mond werd dichtgedrukt, dat zij de man toen heeft gebeten, dat zij ook nog werd geslagen en dat zij heeft geschreeuwd en van zich heeft afgeschopt. Die verklaring van aangeefster komt de rechtbank authentiek voor. Bovendien wordt de verklaring van aangeefster ondersteund door meerdere bewijsmiddelen uit het dossier, waaronder de verklaring van [getuige] dat hij een meisje/vrouw (aangeefster) intens hoorde schreeuwen en dat hij toen hij daar aan kwam eerst en man (verdachte) uit de bosjes zag komen en wegrennen en dat daarna aangeefster uit de struiken kwam en dat verdachte hem later zei dat aangeefster hem in zijn vinger had gebeten. Ook het aangetroffen DNA op de wang van aangeefster waarvan het profiel overeenkomt met dat van verdachte en dat gelet op de grote bewijskracht van die match naar het oordeel van verdachte afkomstig is, bevestigt haar verklaring dat verdachte haar mond dichthield en haar geeft geslagen.
De rechtbank acht het door verdachte geschetste alternatieve scenario daarentegen niet aannemelijk. De door verdachte geschetste situatie dat aangeefster, een jonge vrouw die in de ochtendschemer in een park aan het joggen was, scheldend en schreeuwend op verdachte zou zijn afgelopen omdat hij in het park aan het plassen was en een grove opmerking zou hebben gemaakt, is moeilijk voorstelbaar. Daarbij komt de verklaring van verdachte over de gebeurtenissen niet overeen met de bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van [getuige] dat verdachte direct heeft gezegd dat aangeefster hem in zijn vinger heeft gebeten. Het bijten in de vinger past in het scenario van aangeefster en niet in dat van verdachte, die immers aangeeft niet met zijn hand bij de mond van aangeefster in de buurt te zijn geweest. Hetzelfde geldt voor het DNA van verdachte dat is aangetroffen op aangeefsters wang. Ook de verklaring van [getuige] dat hij eerst verdachte en later aangeefster uit de bosjes zag komen past niet bij verdachtes verklaring dat hij aan de rand van het pad aan het plassen was toen aangeefster schreeuwend op hem af zou zijn komen lopen waarna hij haar duwde. Ook de scheur in aangeefsters trainingsjack past wel in het scenario van aangeefster en niet in de verklaring van verdachte dat hij aangeefster alleen een duw heeft gegeven.
De rechtbank zal dan ook uitgaan van het door aangeefster geschetste scenario en acht de door haar genoemde gedragingen van verdachte wettig en overtuigend bewezen, te weten dat verdachte aangeefster, die aan het (hard)lopen was, achtereen volgens heeft aangesproken, heeft vastgepakt, de bosjes heeft ingetrokken, op de grond heeft gegooid en dat hij toen ze gilde zijn hand op de mond van die [slachtoffer] heeft gelegd/gehouden en dat hij haar meermalen in haar gezicht heeft geslagen. Hij heeft daarbij - tot de komst van een voorbijganger, [getuige] - misbruik gemaakt van zijn fysieke overwicht op aangeefster en is voorbij gegaan aan haar verzet/weerstand en heeft voor haar een zodanig bedreigende situatie te doen ontstaan dat zij zich daaraan niet, althans onvoldoende, kon onttrekken;
Vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
De gedragingen van verdachte en de plaats en tijd waarin die plaatsvonden leveren voor aangeefster naar het oordeel van de rechtbank alle reden op voor de vrees dat het de bedoeling van verdachte was om haar aan te randen of zelfs te verkrachten. Dat verdachte daadwerkelijk die bedoeling had en geen andere, zoals bijvoorbeeld een beroving, kan echter niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld. Daarbij weegt de rechtbank mee dat onvoldoende blijkt van handelingen die daar ontegenzeggelijk op duiden zoals aanrakingen waaruit een seksuele intentie kan worden afgeleid of het trekken aan of losmaken van aangeefsters of zijn eigen kleding. Aangeefster kan de verklaring van verdachte zelf dat hij - tot haar komst - aan het plassen was waarbij zijn geslachtsdeel ontbloot zou zijn geweest niet bevestigen en heeft daarvan niets gezien. De conclusie is dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de handelingen van verdachte kunnen worden aangemerkt als het begin van uitvoering van een poging aanranding of verkrachting. Dat uit het dossier naar voren komt dat verdachte mogelijk de avond/nacht daarvoor contact heeft gezocht en - al dan niet tevergeefs - een afspraak heeft willen maken met een prostitué maakt dat niet anders.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
Bewezenverklaring van het onder feit 1 meer subsidiair en onder feit 2 tenlastegelegde
Gelet op de bovengenoemde bewijsmiddelen en de genoemde handelingen die de rechtbank op basis daarvan bewezen acht, acht de rechtbank bewezen dat verdachte door aangeefster aldus de bosjes in tet trekken en op de grond te werken en haar te beletten weg te gaan heeft gedwongen iets te doen en te dulden. De rechtbank acht daarom het onder feit 1 meer subsidiair tenlastegelegde alsmede, nu vast staat dat aangeefster door het geweld letsel heeft ondervonden, het onder feit 2 tenlastegelegde bewezen.
Gelet op de gelijktijdigheid en de overige samenhang tussen de in beide feiten verweten gedragingen en nu de strekking van de betreffende strafbepalingen - te weten de artikelen 284 en 300 van het Wetboek van Strafrecht - niet dusdanig uiteenloopt dat niet zou kunnen worden geoordeeld dat verdachte van die handelingen (in wezen) één verwijt wordt gemaakt, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1 meer subsidiair en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks6 oktober 2023 te Arnhem, een ander, te weten [slachtoffer] door geweld of enige andere feitelijkheid
en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid wederrechtelijkheeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, door
- die [slachtoffer] , die aan het (hard)lopen was, aan te spreken en
/of
- die [slachtoffer] vast te pakken bij haar (boven)lichaam en
/of
- die [slachtoffer] de bosjes in te trekken/duwen en
/of
- die [slachtoffer] op de grond te gooien/duwen en
/of
- toen die [slachtoffer] schreeuwde/gilde, zijn hand op de mond van die [slachtoffer] te leggen/houden
en/of tegen die [slachtoffer] te zeggen dat zij stil moest zijn,

althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en/of

- die [slachtoffer] meermalen in haar gezicht te slaan en
/of
- ( hierbij) misbruik te maken van zijn fysieke overwicht op die [slachtoffer] en
/of
- ( telkens) voorbij te gaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/
of
- ( aldus) voor die [slachtoffer] een zodanig bedreigende situatie te doen ontstaan dat zij zich daaraan niet, althans onvoldoende kon en/of durfde te onttrekken;
2.
hij op
of omstreeks6 oktober 2023 te Arnhem, [slachtoffer] heeft mishandeld
door die [slachtoffer]
- vast te pakken bij haar (boven)lichaam en
/ofaan haar (boven)lichaam te trekken/duwen en
/of
- op de grond te gooien/duwen en
/of
- meermalen in haar gezicht te slaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, meer subsidiair en feit 2:
de eendaadse samenloop van
een ander door geweld en een feitelijkheid gericht tegen die ander wederrechtelijke dwingen iets te doen, niet te doen en te dulden;
en
mishandeling.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met bijzondere voorwaarden. De officier van justitie heeft daarbij toegelicht dat zij ook indien – in afwijking van haar eis – vrijspraak zou volgen van het primair en subsidiair ten laste gelegde een straf van deze omvang passend acht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien een bewezenverklaring voor feit 1 meer subsidiair of feit 2 volgt, bepleit dat geen ruimte is voor een langer (on)voorwaardelijke gevangenisstraf dan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft een jonge vrouw die in de vroege ochtend in een stadspark aan het joggen was de bosjes ingetrokken, haar daar naar de grond geduwd en belet weg te gaan, zijn hand over haar mond gehouden toen zij begon te schreeuwen en haar meerdere keren in haar gezicht geslagen. Aannemelijk is dat enkel erger is voorkomen doordat aangeefster zich hevig heeft verzet en verdachte in zijn handelen werd gestoord door het naderen van een getuige. Hoewel – mede als gevolg van die verstoring en in die zin gelukkig - de uiteindelijke intentie van verdachte niet met zekerheid kan worden vastgesteld geven deze handelingen blijk van kennelijke kwalijke bedoelingen en zijn ze ook op zichzelf al zeer ernstig en grensoverschrijdend. Verdachte heeft bruut geweld toegepast op een kwetsbaar slachtoffer, voor haar een uiterst beangstigende situatie laten ontstaan en haar lichamelijke integriteit geschonden. De aard van de gedragingen, het tijdstip en de plek hebben voor het slachtoffer de begrijpelijke vrees doen ontstaan dat zij zou worden aangerand en verkracht. Verdachte heeft zich, wat zijn intentie ook was, kennelijk volstrekt niet bekommerd om de gevolgen die zijn handelen voor het slachtoffer konden hebben. Uit de slachtofferverklaring blijkt dat het incident tot op de dag van vandaag grote impact heeft op haar leven.
Bovendien vonden de feiten plaats in de openbare ruimte in een stadspark vlak bij een hogeschool. Dit soort feiten zorgt voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Daarbij overweegt de rechtbank dat weliswaar wordt vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde, maar dat de impact van het handelen van verdachte voor het slachtoffer en de maatschappij daar niet minder om is.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het psychologisch rapport van 23 september 2024. Daaruit blijkt dat bij verdachte sprake is van een psychische stoornis in de vorm van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline en antisociale trekken en een lichte stoornis in alcoholgebruik. Omdat betrokkene de tenlastegelegde feiten ontkent, kan niet betrouwbaar een relatie worden gelegd tussen de vastgestelde stoornissen en de feiten. Wel is duidelijk dat in ieder geval kan worden gesproken van een gelijktijdigheid van de stoornissen en de feiten. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de aanwezigheid van een persoonlijkheidsstoornis en stoornis in alcoholgebruik vaak vraagt om een behandeling hiervan.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 15 november 2024.De reclassering schat het risico op een zedendelict op gemiddeld. De reclassering heeft bij verdachte problemen geconstateerd op het gebied van alcohol- en middelengebruik en psychosociaal functioneren. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, ambulante behandeling, een drugs- en alcoholverbod, contactverbod met aangeefster en een locatieverbod voor het betreffende park. De reclassering heeft geadviseerd deze voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat vanwege de ernst van het feit niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Verdachte geeft geen inzicht in zijn handelen, wat gelet op de aard en de ernst van de daad van verdachte zeer zorgwekkend is. De rechtbank acht alles afwegende het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Deze straf is in gelijk aan de eis van de officier van justitie, die weliswaar – anders dan de rechtbank - bewezenverklaring van het (onder 1) primair tenlastegelegde feit heeft bepleit, maar daarbij wel de opmerking heeft geplaatst dat zij tot dezelfde strafeis zou komen in geval van bewezenverklaring van het subsidiaire of meer subsidiaire feit.
Zoals overwogen is de ernst en de impact van het handelen van verdachte ook zonder dat zijn intentie kan worden vastgesteld dusdanig dat een straf van de geëiste omvang passend is. De rechtbank verbindt aan het voorwaardelijk strafdeel, naast de algemene voorwaarden, de volgende voorwaarden: een meldplicht, ambulante behandeling, drugs- en alcoholverbod, een contactverbod met aangeefster en een locatieverbod dat – in afwijking van het reclasseringsadvies en in overeenstemming met de eis van de officier van justitie – geldt voor het terrein van de HAN.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
7a Verzoek op heffing voorlopige hechtenis.
Gelet op de straf die de rechtbank zal opleggen is er geen sprake van dat (er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat) het reeds ondergane voorarrest langer is dan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de vrijheidsstraf. Het daarop gestoelde verzoek namens verdachte tot opheffing van de voorlopige hechtenis wordt dan ook afgewezen.

8.De beoordeling van de civiele vordering

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een bedrag van € 17.862,90, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 5.362,90 aan materiële schade en € 12.500,00 aan immateriële schade. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering te laat is ingediend, waardoor hij dit niet meer met cliënt heeft kunnen bespreken en subsidiair is de vordering betwist, onder meer vanwege het ontbreken van causaal verband tussen het feit en de gestelde schade. Ten aanzien van feit 2 kan een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade worden toegewezen.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de vordering benadeelde partij twee dagen voor de zitting is ingediend en dat de raadsman daadwerkelijk verweer daartegen heeft gevoerd. Gelet daarop en nu de toelichting van de vordering niet zeer complex van aard is, ziet de rechtbank geen aanleiding om de vordering om deze reden niet-ontvankelijk te verklaren.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank zal de vordering wat betreft de schadepost kleding à € 67,94 toewijzen.
Wat betreft de schadeposten therapie bij de osteopaat, het eigen risico van de zorgverzekering, reiskosten in verband met de verhuizing en reiskosten naar therapie, is mede gelet op de gemotiveerde betwisting op dit punt onvoldoende onderbouwd dat het gaat om schade als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde. De stukken die daartoe zijn ingediend maken onvoldoende duidelijk in hoeverre de gemaakte kosten in verband staan met het bewezenverklaarde, gezien in samenhang met het feit dat de benadeelde partij reeds langer psychische klachten ondervond en daarvoor ook vóór het bewezenverklaarde al enige tijd therapie onderging, kennelijk in min of meer dezelfde frequentie als daarna. Op dat punt is nadere bewijslevering nodig, wat een onevenredige belasting voor het strafrecht zou opleveren. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in deze delen van de vordering.
De benadeelde partij kan (deze delen van) de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
De opgevoerde parkeerkosten zijn niet aan te merken als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit als bedoeld in artikel 51f Sv, maar betreffen proceskosten in de zin van artikel 532 Sv. Nu deze kosten zijn opgevoerd als materiele schade, zal de vordering ook voor dit deel niet-ontvankelijk worden verklaard. Overigens komen deze kosten ook niet als proceskosten voor vergoeding in aanmerking, omdat in dit geval met gemachtigde is geprocedeerd (zie artikelen 237-241 Rv).
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld, onder andere in het geval dat de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast. Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door de de dwang en de mishandeling op andere wijze in de persoon is aangetast. De aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde kunnen meebrengen dat van een aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is. De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending in de onderhavige zaak zodanig is, dat van een aantasting in de persoon op andere wijze kan worden gesproken. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 3.500,00 vaststellen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 55, 284 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde;
  • verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
  • verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur
24 (vierentwintig) maanden;
 bepaalt dat een gedeelte deze gevangenisstraf, te weten
8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de
proeftijdvan
drie jarenschuldig heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
 stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
 veroordeelde zich binnen drie dagen bij reclassering Iriszorg meldt. Hij meldt zich op de Nieuwe Oeverstraat 65 in Arnhem, telefoonnummer 088 606 13 11. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de opdrachten en aanwijzingen die hij krijgt van de reclassering. Het meewerken aan huisbezoeken is onderdeel van de meldplicht;
 veroordeelde laat zich behandelen door Iriszorg of Kairos of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
 veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
 veroordeelde gebruikt geen alcohol en werkt mee aan urineonderzoek, ademonderzoek (blaastest) of de alcoholenkelband (een band die om de blote enkel gedragen wordt. Via het zweet dat afgescheiden wordt kan de reclassering 24/7 monitoren of veroordeelde en in welke mate veroordeelde alcohol drinkt) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
 veroordeelde neemt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact op met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2001 te [geboorteplaats 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
 het wordt veroordeelde verboden zich te begeven op het terrein van de HAN aan de Ruitenberglaan 26 te Arnhem.
  • beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij
 veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaring tot betaling van
schadevergoedingaan de benadeelde partij
[slachtoffer]van € 67,94 aan materiële schade en € 3.500,- aan immateriële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 3.567,94 aan materiële schade en immateriële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 45 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/smartengeld.
De beslissing ten aanzien van het beslag
 gelast de teruggave van een zwarte Nike Legging (goednummer: PL0600-2023462159-3067625) en een blauw jasje (goednummer: PL0600-2023462159-3067626) aan de rechthebbende, te weten [slachtoffer] .
Dit vonnis is gewezen door mr. T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), mr. H.C. Leemreize en mr. S.W. van Kasbergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.F.A. Vrede, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 december 2024.
Mr. Van Kasbergen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023462159, gesloten op 7 december 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 61.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 74.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 77.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 140-141.
6.Proces-verbaal aanvraag benoeming deskundige, p. 40.
7.Rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van melding van een zedenmisdrijf gepleegd in Arnhem op 6 oktober 2023, p. 104.
8.Proces-verbaal forensisch onderzoek persoon, aanvullend procesdossier p. 2.
9.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 november 2024.