1.De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 oktober 2023 te Arnhem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
- die [slachtoffer] , die aan het (hard)lopen was, heeft aangesproken en/of
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt bij haar (boven)lichaam en/of
- die [slachtoffer] de bosjes in heeft getrokken/geduwd en/of
- die [slachtoffer] op de grond heeft gegooid/geduwd en/of
- toen die [slachtoffer] schreeuwde/gilde, zijn hand op de mond van die [slachtoffer] heeft gelegd/gehouden en/of tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij stil moest zijn, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en/of
- die [slachtoffer] meermalen in haar gezicht heeft geslagen en/of
- ( hierbij) misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht op die [slachtoffer] en/of
- ( telkens) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of
- ( aldus) voor die [slachtoffer] een zodanig bedreigende situatie heeft doen ontstaan dat zij zich daaraan niet, althans onvoldoende kon en/of durfde te onttrekken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 6 oktober 2023 te Arnhem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
- die [slachtoffer] , die aan het (hard)lopen was, heeft aangesproken en/of
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt bij haar (boven)lichaam en/of
- die [slachtoffer] de bosjes in heeft getrokken/geduwd en/of
- die [slachtoffer] op de grond heeft gegooid/geduwd en/of
- toen die [slachtoffer] schreeuwde/gilde, zijn hand op de mond van die [slachtoffer] heeft gelegd/gehouden en/of tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij stil moest zijn, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en/of
- die [slachtoffer] meermalen in haar gezicht heeft geslagen en/of
- ( hierbij) misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht op die [slachtoffer] en/of
- ( telkens) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of
- ( aldus) voor die [slachtoffer] een zodanig bedreigende situatie heeft doen ontstaan dat zij zich daaraan niet, althans onvoldoende kon en/of durfde te onttrekken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 6 oktober 2023 te Arnhem, een ander, te weten [slachtoffer] door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden,
door
- die [slachtoffer] , die aan het (hard)lopen was, aan te spreken en/of
- die [slachtoffer] vast te pakken bij haar (boven)lichaam en/of
- die [slachtoffer] de bosjes in te trekken/duwen en/of
- die [slachtoffer] op de grond te gooien/duwen en/of
- toen die [slachtoffer] schreeuwde/gilde, zijn hand op de mond van die [slachtoffer] te leggen/houden en/of tegen die [slachtoffer] te zeggen dat zij stil moest zijn,
althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en/of
- die [slachtoffer] meermalen in haar gezicht te slaan en/of
- ( hierbij) misbruik te maken van zijn fysieke overwicht op die [slachtoffer] en/of
- ( telkens) voorbij te gaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of
- ( aldus) voor die [slachtoffer] een zodanig bedreigende situatie te doen ontstaan dat zij zich daaraan niet, althans onvoldoende kon en/of durfde te onttrekken;
2.
hij op of omstreeks 6 oktober 2023 te Arnhem, [slachtoffer] heeft mishandeld
door die [slachtoffer]
- vast te pakken bij haar (boven)lichaam en/of aan haar (boven)lichaam te trekken/duwen en/of
- op de grond te gooien/duwen en/of
- meermalen in haar gezicht te slaan.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 primair en feit 2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair integrale vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 1, omdat het dossier onvoldoende overtuigend is dat het incident is verlopen zoals beschreven door aangeefster in plaats van het door verdachte geschetste scenario. Subsidiair heeft hij vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 1 primair en feit 1 subsidiair, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat sprake is van een begin van uitvoering van een zedenfeit. Feit 2 kan volgens de raadsman bewezen worden verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 6 oktober 2023 in de ochtend tussen 7:10 uur en 8:00 uur aan het hardlopen was door een park nabij de Hogeschool Arnhem Nijmegen (hierna: HAN) in Arnhem. Tijdens het hardlopen werd zij aangesproken door een man op het pad. Aangeefster stopte met hardlopen en de man pakte haar bij haar bovenlichaam vast. Hij trok haar mee de bosjes in aan de linkerkant van het pad. Ze schopte de man en duwde hem met haar armen van zich af. De man duwde haar naar de grond. Ze is gaan gillen en schreeuwen. De man deed zijn hand op haar mond om haar te laten stoppen met schreeuwen. Aangeefster heeft de man toen in zijn hand gebeten. De man heeft haar ook een aantal keren met zijn vlakke hand in haar gezicht geslagen een aantal maal links op haar wang en een aantal maal rechts. Nadat een voorbijganger kwam aangerend, rende man in de richting van de hoofdingang van het terrein van de HAN. Aangeefster zag na afloop dat er een scheur in haar vest zat onder haar arm.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij op 6 oktober 2023 wandelde rondom de HAN-campus in Arnhem. Hij hoorde een vrouw intens schreeuwen en rende in de richting van het geschreeuw. [getuige] zag vervolgens een man uit de struiken komen. De man rende weg toen hij [getuige] zag. [getuige] rende achter hem aan, maar zag na een paar stappen een meisje uit de struiken komen.[getuige] heeft verder verklaard dat hij daarna weer achter de man aan was gerend en hem bij de uitgang tegenkwam. Hij hoorde hem zeggen dat het meisje in zijn vinger had gebeten.Getuige zag na afloop dat het trainingsjack van het meisje gescheurd was.
Het dossier bevat de uitwerking van de 112-melding van aangeefster:
“
P: Politie
S: Slachtoffer
OV: Opmerking verbalisant
(…)
S: Euhm een man heeft mij aangevallen toe ik in het park aan het rennen was, die heeft mij in de bosjes gesleept en die wilde iets, die had me op de grond geduwd en die wilde iets doen, maar ik weet niet wat.
(…)
OV: Het slachtoffer loopt hoorbaar te hijgen en is erg overstuur.
(…)
S: Nee ik ben niet gewond, ik heb wel in zijn hand gebeten want hij wilde mijn mond dicht dauwen.
(…)
S: En toen sleepte die mij de bosjes in het duwde die mij op de grond, maar toen wilde die, toen schopte ik hem tekens van me af en toen sloeg die mij op het gezicht en toen wilde die mijn mond dichthouden, omdat ik begon te gillen. Toen heb ik hem gebeten en toen ben ik blijven gillen en toen kwam er een man naar me toe rennen en toen is ie weggerend.”
Bij aangeefster zijn diverse bemonsteringen afgenomen en veiliggesteld waaronder een bemonstering van de linkerwang van aangeefster.De bemonstering van de linkerwang is onderworpen aan een vergelijkend DNA-onderzoek met het DNA-profiel uit het referentiemonster van verdachte. Het NFI heeft geconcludeerd dat deze bemonstering afkomstig kan zijn van verdachte, met een bewijskracht van meer dan 1 miljard.
Het forensisch onderzoek heeft geconstateerd dat aangeefster rode verkleuringen had in haar hals en huidbeschadigingen op duim en pink.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 6 oktober 2023 in de ochtend in het park in Presikhaaf was en dat het klopt dat hij een confrontatie met aangeefster heeft gehad.
Hij betwist dat hij haar toen de bosjes in heeft getrokken. Hij stond aan de rand van een pad te plassen en sprak aangeefster aan omdat ze keek, waarna aangeefster boos werd en schreeuwend en scheldend op hem af kwam lopen. Hij heeft haar toen geduwd, waardoor aangeefster is gevallen. Zij begon toen hij haar weer overeind wilde helpen heel hard om zich heen te schoppen, te slaan en te schreeuwen. Hij heeft haar mond niet dichtgehouden en haar niet in haar gezicht geslagen en haar gezicht ook niet aangeraakt.
Uit de verklaringen van aangeefster en verdachte en het DNA-bewijs volgt en verder ook niet ter discussie staat dat er in de ochtend van 6 oktober 2023 een confrontatie heeft plaatsgevonden tussen verdachte en aangeefster. De rechtbank gaat er dan ook van uit en acht bewezen dat verdachte de man was en aangeefster het meisje waarover getuige [getuige] verklaart, waarover verder ook geen discussie bestaat.
De verklaringen van verdachte en aangeefster over wat daar toen is gebeurd lopen echter uiteen.
De verklaringen van aangeefster zijn naar het oordeel van de rechtbank consequent en betrouwbaar. Zij heeft meerdere malen, onder meer direct na het incident, toen ze 112 belde en later meermalen bij de politie verklaard dat zij met geweld in de bosjes werd getrokken, dat haar mond werd dichtgedrukt, dat zij de man toen heeft gebeten, dat zij ook nog werd geslagen en dat zij heeft geschreeuwd en van zich heeft afgeschopt. Die verklaring van aangeefster komt de rechtbank authentiek voor. Bovendien wordt de verklaring van aangeefster ondersteund door meerdere bewijsmiddelen uit het dossier, waaronder de verklaring van [getuige] dat hij een meisje/vrouw (aangeefster) intens hoorde schreeuwen en dat hij toen hij daar aan kwam eerst en man (verdachte) uit de bosjes zag komen en wegrennen en dat daarna aangeefster uit de struiken kwam en dat verdachte hem later zei dat aangeefster hem in zijn vinger had gebeten. Ook het aangetroffen DNA op de wang van aangeefster waarvan het profiel overeenkomt met dat van verdachte en dat gelet op de grote bewijskracht van die match naar het oordeel van verdachte afkomstig is, bevestigt haar verklaring dat verdachte haar mond dichthield en haar geeft geslagen.
De rechtbank acht het door verdachte geschetste alternatieve scenario daarentegen niet aannemelijk. De door verdachte geschetste situatie dat aangeefster, een jonge vrouw die in de ochtendschemer in een park aan het joggen was, scheldend en schreeuwend op verdachte zou zijn afgelopen omdat hij in het park aan het plassen was en een grove opmerking zou hebben gemaakt, is moeilijk voorstelbaar. Daarbij komt de verklaring van verdachte over de gebeurtenissen niet overeen met de bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van [getuige] dat verdachte direct heeft gezegd dat aangeefster hem in zijn vinger heeft gebeten. Het bijten in de vinger past in het scenario van aangeefster en niet in dat van verdachte, die immers aangeeft niet met zijn hand bij de mond van aangeefster in de buurt te zijn geweest. Hetzelfde geldt voor het DNA van verdachte dat is aangetroffen op aangeefsters wang. Ook de verklaring van [getuige] dat hij eerst verdachte en later aangeefster uit de bosjes zag komen past niet bij verdachtes verklaring dat hij aan de rand van het pad aan het plassen was toen aangeefster schreeuwend op hem af zou zijn komen lopen waarna hij haar duwde. Ook de scheur in aangeefsters trainingsjack past wel in het scenario van aangeefster en niet in de verklaring van verdachte dat hij aangeefster alleen een duw heeft gegeven.
De rechtbank zal dan ook uitgaan van het door aangeefster geschetste scenario en acht de door haar genoemde gedragingen van verdachte wettig en overtuigend bewezen, te weten dat verdachte aangeefster, die aan het (hard)lopen was, achtereen volgens heeft aangesproken, heeft vastgepakt, de bosjes heeft ingetrokken, op de grond heeft gegooid en dat hij toen ze gilde zijn hand op de mond van die [slachtoffer] heeft gelegd/gehouden en dat hij haar meermalen in haar gezicht heeft geslagen. Hij heeft daarbij - tot de komst van een voorbijganger, [getuige] - misbruik gemaakt van zijn fysieke overwicht op aangeefster en is voorbij gegaan aan haar verzet/weerstand en heeft voor haar een zodanig bedreigende situatie te doen ontstaan dat zij zich daaraan niet, althans onvoldoende, kon onttrekken;
Vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
De gedragingen van verdachte en de plaats en tijd waarin die plaatsvonden leveren voor aangeefster naar het oordeel van de rechtbank alle reden op voor de vrees dat het de bedoeling van verdachte was om haar aan te randen of zelfs te verkrachten. Dat verdachte daadwerkelijk die bedoeling had en geen andere, zoals bijvoorbeeld een beroving, kan echter niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld. Daarbij weegt de rechtbank mee dat onvoldoende blijkt van handelingen die daar ontegenzeggelijk op duiden zoals aanrakingen waaruit een seksuele intentie kan worden afgeleid of het trekken aan of losmaken van aangeefsters of zijn eigen kleding. Aangeefster kan de verklaring van verdachte zelf dat hij - tot haar komst - aan het plassen was waarbij zijn geslachtsdeel ontbloot zou zijn geweest niet bevestigen en heeft daarvan niets gezien. De conclusie is dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de handelingen van verdachte kunnen worden aangemerkt als het begin van uitvoering van een poging aanranding of verkrachting. Dat uit het dossier naar voren komt dat verdachte mogelijk de avond/nacht daarvoor contact heeft gezocht en - al dan niet tevergeefs - een afspraak heeft willen maken met een prostitué maakt dat niet anders.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
Bewezenverklaring van het onder feit 1 meer subsidiair en onder feit 2 tenlastegelegde
Gelet op de bovengenoemde bewijsmiddelen en de genoemde handelingen die de rechtbank op basis daarvan bewezen acht, acht de rechtbank bewezen dat verdachte door aangeefster aldus de bosjes in tet trekken en op de grond te werken en haar te beletten weg te gaan heeft gedwongen iets te doen en te dulden. De rechtbank acht daarom het onder feit 1 meer subsidiair tenlastegelegde alsmede, nu vast staat dat aangeefster door het geweld letsel heeft ondervonden, het onder feit 2 tenlastegelegde bewezen.
Gelet op de gelijktijdigheid en de overige samenhang tussen de in beide feiten verweten gedragingen en nu de strekking van de betreffende strafbepalingen - te weten de artikelen 284 en 300 van het Wetboek van Strafrecht - niet dusdanig uiteenloopt dat niet zou kunnen worden geoordeeld dat verdachte van die handelingen (in wezen) één verwijt wordt gemaakt, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop.