Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
[eiseres sub 2],
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 7 november 2024,
- de pleitnota van [eisers] ,
- de pleitnota van [gedaagde] .
2.De feiten
de Samenwerkingsovereenkomst)
Rechtbank Gelderland
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 5 december 2024, gaat het om een kort geding tussen twee kaakchirurgen die in maatschapsverband samenwerken. De eisende partijen, vertegenwoordigd door de besloten vennootschappen [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2], hebben een vordering ingediend tot opheffing van een conservatoir beslag dat door de gedaagde partij, een andere besloten vennootschap, was gelegd. De eisers stellen dat de vordering van de gedaagde ondeugdelijk is en dat het beslag hen onredelijk benadeelt, aangezien zij afhankelijk zijn van hun inkomen uit de maatschappen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde partij, [gedaagde], een vordering heeft ingediend die gebaseerd is op de stelling dat de eisers in strijd met de maatschapsakte hebben gehandeld door een concurrerende praktijk op te zetten zonder toestemming. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de eisers onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de vordering van de gedaagde summierlijk ondeugdelijk is. De rechtbank heeft daarbij de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat het belang van de gedaagde bij handhaving van het beslag zwaarder weegt dan het belang van de eisers bij opheffing ervan.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de vorderingen van de eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor partijen in een maatschapsverband om zich aan de gemaakte afspraken te houden en de gevolgen van het niet naleven daarvan.