ECLI:NL:RBGEL:2024:8590

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
05.095420.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grooming en ontuchtige handelingen met een minderjarige

Op 5 december 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 44-jarige man, die werd beschuldigd van grooming en het plegen van ontuchtige handelingen met een 12-jarig meisje. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte via Snapchat contact heeft gelegd met het slachtoffer, zich voordeed als een 15-jarige jongen en uiteindelijk zijn ware leeftijd van 43 jaar onthulde. Gedurende deze interacties heeft de verdachte seksueel getinte gesprekken gevoerd en heeft hij het slachtoffer aangemoedigd om naaktfoto's en video's van zichzelf te sturen. De verdachte heeft het meisje vervolgens twee keer ontmoet, waarbij hij ontuchtige handelingen heeft gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door chatberichten en de verklaring van de verdachte zelf. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en tbs met dwangverpleging opgelegd, gezien de ernst van de feiten en de psychische problematiek van de verdachte. De rechtbank heeft ook schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer, inclusief smartengeld, en de vorderingen van de ouders van het slachtoffer afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.095420.24
Datum uitspraak : 5 december 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1980 in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .
raadsman: mr. J.E. Kötter, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 februari 2024 tot en met 18 februari 2024 te [plaats] , althans in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2011, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten
- het (tong)zoenen van die [slachtoffer] en/of
- het (met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand(en) en/of tong en/of mond) betasten van de tepels en/of borsten en/of schaamstreek en/of billen van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van één of meer van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en/of
- het laten betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 februari 2024 tot en met 18 februari 2024 te [plaats] , althans in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2011, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het (tong)zoenen van die [slachtoffer] en/of
- het (met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand(en) en/of tong en/of mond) betasten van de tepels en/of borsten en/of schaamstreek van die [slachtoffer] en/of
- het laten betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] ;
2
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2024 tot en met 21 februari 2024 te [plaats] en/of Breda en/of Zwijndrecht, althans in Nederland, door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst aan een persoon, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2011, die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige
handelingen met een persoon, die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, te plegen en/of een afbeelding van een seksuele gedraging te vervaardigen, waarbij een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt was betrokken, terwijl hij, verdachte, enige handeling heeft ondernomen tot het verwezenlijken van die ontmoeting, door
- via Snapchat contact te leggen/hebben met die [slachtoffer] en/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij [naam 1] heet en 15 jaar oud is, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( hierbij) een foto van een Turkse jongen die 15 jaar oud leek naar die [slachtoffer] te sturen en/of
- die [slachtoffer] duidelijk te maken dat hij haar graag zou willen ontmoeten en seksuele handelingen met haar zou willen verrichten en/of
- ( vervolgens) (na navraag door die [slachtoffer] ) tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij 43 jaar oud is, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- met die [slachtoffer] seksueel getinte gesprekken te voeren en/of
- met die [slachtoffer] seksueel getinte foto’s en/of video’s uit te wisselen en/of
- een ontmoeting af te spreken op 17 februari 2024 en/of 18 februari 2024 te [plaats] en/of
- daadwerkelijk op genoemde datum naar de afgesproken plaats te gaan.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 primair en feit 2. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 primair. Het dossier bevat geen steunbewijs voor het ‘seksueel binnendringen’. Er is geen forensisch bewijs dat onderbouwt dat er sprake is van binnendringen. Het blijkt ook niet uit de chatgesprekken. Ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Bewijsmiddelen algemeen
[slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2011, heeft verklaard dat hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) om 10.00 uur naar het huis van haar moeder kwam. Ze gingen samen naar boven. Daar gingen ze steeds knuffelen en kussen. Tussen het kussen door deed hij haar trui, broek, sokken, beha en onderbroek uit. [slachtoffer] was toen helemaal naakt. Hij deed zijn shirt uit. [slachtoffer] ging op bed liggen en hij kwam ernaast liggen. Hij ging haar eerst aanraken en kussen, want hij merkte dat [slachtoffer] gespannen was. Toen ging hij eerst haar borsten aanraken. Hij stopte haar borsten in zijn mond, maar dat deed pijn. Daarna deed hij dat niet meer. Daarna ging hij verder naar beneden. Hij ging toen met zijn handen haar vagina aanraken. Hij wreef eerst en daarna ging hij met een vinger in haar vagina. Daarna met twee vingers. Hij deed zijn broek en boxer uit. [slachtoffer] ging zitten en draaide zich om. Ze ging op haar knieën zitten omdat hij dat vroeg. Hij pakte een condoom en deed deze om zijn piemel. Toen ging hij met zijn piemel in haar vagina. Dat ging toen pijn doen en toen stopten ze. Toen gingen ze weer knuffelen en kussen. Om 15.00 uur is hij weggegaan. De dag erna, op zondag, hadden ze om 18.45 uur weer in de woning van de moeder van [slachtoffer] afgesproken. Ze gingen toen gelijk naar boven. Daar gingen ze weer knuffelen en kussen. Tussen het kussen door deed hij weer haar kleren uit. [slachtoffer] ging op bed liggen en hij kwam ernaast liggen. Hij raakte haar toen weer bij haar borsten aan en ging verder naar beneden. Hij raakte weer haar vagina aan en begon te wrijven. Hij ging toen eerst met een vinger in haar vagina en daarna met twee. Daarna draaide [slachtoffer] zich om en ging ze op haar knieën zitten. Hij ging met zijn piemel in haar vagina zonder een condoom. Hij had ongeveer één minuut geen condoom om. Hij deed daarna een condoom om. Hij ging er toen weer in en uit. Toen het zeer begon te doen, stopten ze. Het was toen al 21.30 uur. Hij had een grote zwarte tas bij zich en daar haalde hij een pakje condooms uit. [2]
De vader van [slachtoffer] , [aangever] , heeft aangifte gedaan. Hij verklaarde dat het seksuele contact heeft plaatsgevonden op 17 en 18 februari 2024 in de woning van de moeder van [slachtoffer] . Zij woont aan de [adres] in [plaats] . [3]
De telefoon van verdachte is onderzocht en hierin is een WhatsAppgesprek tussen [naam 2] (hierna: [naam 2] ) en verdachte (hierna: [verdachte] ) aangetroffen. Op 17 februari om 16.51 uur vond het volgende gesprek plaats:
[naam 2] : Hi En hoe was t?
[verdachte] : Leuk’
[verdachte] : 5 uur lang alleen maar aan elkaar gezeten “Emoji”
[naam 2] : Nou gezellig toch
[naam 2] : Wel vroeg terug of niet
[naam 2] : Condooms op? “Twee emoji’s”
[verdachte] : “reageert op: Condooms op?” Nee “Emoji” verpakking zit nog dicht...
[verdachte] : “reageert op: Wel vroeg terug of niet" Ze had een etentje
[naam 2] : “Reageert op: Nee verpakking zit nog dicht...” Gewoon zonder gedaan?
[verdachte] : Haha umm. Ja
[naam 2] : Veel lekkerder ook haha
[verdachte] : Ik klaagde niet [4]
De telefoon van [slachtoffer] is ook onderzocht. Op 18 februari 2024 heeft [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) het volgende gesprek gevoerd met [naam 3] (hierna: [naam 3] ):
[slachtoffer] : Ohja wil je weten hoe het gisteren is gegaan?
[naam 3] : Jaa
[slachtoffer] : Me niet raar vinden nu, maar ... Hij heeft me geneukt...
[naam 3] : Echt
[slachtoffer] : Ja…
(…)
[naam 3] : Geen kind krijgen he
[slachtoffer] : Nee nee hij neemt condooms nee
[slachtoffer] : Mee
[naam 3] : Das mooi
[slachtoffer] : Deed ie gisteren ook
[naam 3] : Das beter
[slachtoffer] : Maar hij had ze niet nodig want de tweede keer kwam hij niet in me omdat ik te strak was... [5]
Op 21 februari 2024 heeft [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) het volgende gesprek gevoerd met [naam 4] (hierna: [naam 4] ):
[naam 4] : But how dit joe spree kaf wit him
[naam 4] : was joor motor not hoomn?
[naam 4] : but je alredie hef afgesproken wit [naam 1]
[naam 4] : hie is 43
[naam 4] : meebie hie wil kipnapp joe
[slachtoffer] : Jes aj hef 2 times afgesproken
[slachtoffer] : No hie woont
[naam 4] : Jes
[slachtoffer] : I wanted it
[naam 4] : joe ar weird
[naam 4] : he is
[naam 4] : 43
[slachtoffer] : Jes
[naam 4] : end joe ar 12..
(...)
[slachtoffer] : Hij is geen pedo!
[slachtoffer] : Doei
[naam 4] : becus
[naam 4] : jij neukt met pedo's
[naam 4] : je kan in problemen komen
[naam 4] : en da wil ik nie
[slachtoffer] : I know
[slachtoffer] : Zeg alsjeblieft niks
(...)
[slachtoffer] : We gaan niet meer neuken
[slachtoffer] : Ik beloof het [6]
Verdachte heeft verklaard dat hij heeft afgesproken met [slachtoffer] . Hij had een tas mee met daarin condooms. Hij heeft eerst geknuffeld en gezoend met [slachtoffer] . Vervolgens heeft hij haar uitgekleed en haar op verschillende plekken op haar lichaam aangeraakt. Dit was op haar gezicht, borsten, buik en vagina. Verdachte heeft [slachtoffer] gezoend op haar mond, borsten en buik. Met zijn vingers heeft hij de schaamlippen van [slachtoffer] aangeraakt. De dag erna hadden ze weer afgesproken en toen is hetzelfde gebeurd als de dag ervoor. [7] Verdachte heeft ook de buitenkant van de billen van [slachtoffer] aangeraakt. [slachtoffer] heeft de penis van verdachte aangeraakt. [8]
Conclusie
De rechtbank stelt allereerst vast dat zij de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar acht. [slachtoffer] heeft consistent en gedetailleerd verklaard. In het dossier bevinden zich daarnaast geen aanwijzingen dat zij niet de waarheid heeft gesproken.
Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of er voldoende steunbewijs is voor het tenlastegelegde en de rechtbank is van oordeel dat hiervan sprake is. De verklaring van [slachtoffer] wordt op belangrijke punten ondersteund door de chatberichten en de verklaring van verdachte zelf. Zo komt de verklaring van verdachte overeen met de verklaring van [slachtoffer] voor zover het ziet op het knuffelen, zoenen en het met de vingers en mond aanraken van het lichaam van [slachtoffer] . Verder blijkt uit de chatgesprekken die [slachtoffer] voert met [naam 3] dat verdachte condooms mee had genomen en dat hij dit de dag ervoor ook had gedaan. In het chatgesprek dat verdachte met [naam 2] voert, blijkt eveneens dat verdachte condooms mee had genomen. De inhoud van deze gesprekken komt overeen met de verklaring van verdachte dat hij condooms mee had genomen en de verklaring van [slachtoffer] dat hij condooms bij zich had.
Op basis van de gedetailleerde verklaring van [slachtoffer] en de (in zover) bekennende verklaring van verdachte is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte met zijn vingers, handen en/of mond de borsten, schaamstreek en billen van [slachtoffer] heeft betast en dat verdachte zijn penis heeft laten betasten door [slachtoffer] . Uit de verklaring van [slachtoffer] en verdachte blijkt niet dat verdachte [slachtoffer] een tongzoen heeft gegeven en dat hij haar tepels heeft aangeraakt, waardoor de rechtbank verdachte daarvan zal vrijspreken. Uit het dossier volgt wel dat hij haar heeft gezoend, dus dit acht de rechtbank wel bewezen. De rechtbank is ook van oordeel dat - gelet op de uitgebreide verklaring van [slachtoffer] over de vingers en piemel van verdachte in haar vagina, de hiervoor beschreven chatberichten en het meenemen van condooms - wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zijn vingers en penis in de vagina van [slachtoffer] heeft gebracht. Hiermee acht de rechtbank feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 114 t/m 118;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 november 2024.
Ten aanzien van het bestanddeel dat ziet op het voorstellen van een ontmoeting met het oogmerk ontuchtige handelingen met een persoon, die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, te plegen overweegt de rechtbank het volgende. [slachtoffer] heeft verklaard dat ze aan het praten waren over wat ze zouden doen als ze zouden afspreken. Ze spraken over wat ze zouden doen als ze seks zouden hebben. Verdachte zei toen iets van: ‘Je moeder is toch op vakantie deze week? En ik ben vrij zaterdag van het werk. Misschien kunnen we zaterdag afspreken.’ [slachtoffer] vond dat een goed idee. Verdachte heeft verklaard dat hij seksueel getinte gesprekken heeft gevoerd met [slachtoffer] en naar [slachtoffer] condooms mee had genomen. Op grond van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk om ontuchtige handelingen te plegen met iemand die de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1, primair, en feit 2 van het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1
hij op
één ofmeerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 17 februari 2024 tot en met 18 februari 2024 te [plaats]
, althans in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2011, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die
bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten
- het
(tong)zoenen van die [slachtoffer] en
/of
- het
(met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand(en)
en/of tongen/of mond
)betasten van de
tepels en/ofborsten en/of schaamstreek en/of billen van die [slachtoffer] en
/of
- het brengen van één of meer van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en
/of
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en
/of
- het laten betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] ;
2
hij op
één ofmeerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 februari 2024 tot en met 21 februari 2024 te [plaats] en/of Breda en/of Zwijndrecht,
althans in Nederland, door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst aan een persoon, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2011, die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige
handelingen met een persoon, die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, te plegen en
/ofeen afbeelding van een seksuele gedraging te vervaardigen, waarbij een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt was betrokken, terwijl hij, verdachte, enige handeling heeft ondernomen tot het verwezenlijken van die ontmoeting, door
- via Snapchat contact te leggen/hebben met die [slachtoffer] en
/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij [naam 1] heet en 15 jaar oud is, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
/of
- ( hierbij) een foto van een Turkse jongen die 15 jaar oud leek naar die [slachtoffer] te sturen en
/of
- die [slachtoffer] duidelijk te maken dat hij haar graag zou willen ontmoeten en seksuele handelingen met haar zou willen verrichten en
/of
-
(vervolgens
) (na navraag door die [slachtoffer]
)tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij 43 jaar oud is, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
/of
- met die [slachtoffer] seksueel getinte gesprekken te voeren en
/of
- met die [slachtoffer] seksueel getinte foto’s en
/ofvideo’s uit te wisselen en
/of
- een ontmoeting af te spreken op 17 februari 2024 en
/of18 februari 2024 te [plaats] en
/of
- daadwerkelijk op genoemde data naar de afgesproken plaats te gaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, primair :
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meerdere malen gepleegd
feit 2:
door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst een persoon van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, een ontmoeting voorstellen met het oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen en een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij die persoon is betrokken, te vervaardigen, terwijl hij enige handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van het voorarrest, en daarnaast aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging op te leggen. Ook heeft de officier van justitie gevorderd een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat oplegging van tbs met voorwaarden aan verdachte voldoet en volstaat. Tbs met dwangverpleging is een ultimum remedium. Subsidiair heeft de raadsman de rechtbank in voorwaardelijke zin verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden, zodat de reclassering voorwaarden bij de op te leggen tbs met voorwaarden kan formuleren. Meer subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat, als de rechtbank tbs met dwangverpleging oplegt, de duur van de gevangenisstraf flink dient te worden gematigd. Dit gelet op de gemiddelde duur van een tbs met dwangverpleging.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van het feit
Verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd bij een destijds 12-jarig meisje. Verdachte heeft via Snapchat contact opgenomen met het meisje en zich eerst voorgedaan als een 15-jarige Turkse jongen. Via Snapchat heeft hij uiteindelijk verteld dat hij 43 jaar oud was. Vervolgens hebben verdachte en het meisje seksueel getinte berichten naar elkaar gestuurd. Het meisje heeft daarbij op verzoek van verdachte naaktfoto’s en -video’s van zichzelf naar hem gestuurd. Verdachte heeft ook naaktfoto’s en -video’s van zichzelf naar het meisje gestuurd. Na een aantal weken met elkaar gechat te hebben, hebben verdachte en het meisje tweemaal met elkaar afgesproken. Tijdens beide ontmoetingen heeft verdachte ontuchtige handelingen bij het meisje gepleegd, waarbij hij onder meer bij haar is binnengedrongen door met zijn vingers en penis in haar vagina te gaan. Hiermee heeft de verdachte op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van zijn nog jonge slachtoffer. Hij heeft het welzijn van het slachtoffer ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften en een ernstige inbreuk gemaakt op haar ongestoorde (seksuele) ontwikkeling. Niet voor niets heeft de wetgever de lichamelijke en geestelijke integriteit van jeugdigen beschermd, onder andere op de grond dat zij op seksueel gebied nog niet volgroeid zijn en worden geacht niet zelfstandig de emotionele gevolgen van seksueel contact voldoende te kunnen overzien. Uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaringen blijkt dat het handelen van verdachte enorme impact heeft gehad op [slachtoffer] en het gezin en dat de gevolgen hiervan nog altijd merkbaar zijn.
Toerekenbaarheid
Uit het psychiatrisch rapport van A.H.A.C. van Bakel van 4 september 2024 blijkt dat verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis, te weten borderline-persoonlijkheidsorganisatie, en een parafilie, in casu een pedofiele stoornis. De borderline-persoonlijkheidsorganisatie bij verdachte maakt dat zijn persoonlijkheid verdeeld is in minstens twee compartimenten, die van elkaar zijn afgesplitst en niet goed met elkaar kunnen communiceren. Het eerste compartiment – de eerste persona waarmee verdachte zich in het sociale verkeer presenteert – is dat van de kinderlijke, soms gedweeë, soms ook tegenstribbelende aanpassing aan de intersubjectieve wereld van wetten en conventies die nu eenmaal vraagt om invoegen en onderwerping. Het tweede compartiment, verdachtes tweede persona, is dat van een primitief soort egocentrisme,
grandiositeit en ongefilterde en weinig gedifferentieerde driftmatigheid. Verdachte kent meerdere ‘personae’, die elk hun sociale niche hebben, en er is weinig dat die personae met elkaar bindt. De persoonlijkheidsstoornis en pedofiele stoornis waren ook ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde aanwezig. De psychiater adviseert om de tenlastegelegde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Uit het psychologisch rapport van S. Labrijn van 4 september 2024 blijkt dat verdachte lijdt aan een pedofiele stoornis en aan een ander gespecifieerde persoonlijkheidsstoornis met gemengde persoonlijkheidstrekken (borderline, narcistische en antisociale trekken). Dit was ook aanwezig tijdens het plegen van het tenlastegelegde. De psycholoog adviseert eveneens om de feiten in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt de voornoemde conclusies over en zal verdachte de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate toerekenen.
Straf
Gelet op de ernst van de feiten is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur op zijn plaats. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren passend en geboden. Een kortere gevangenisstraf doet onvoldoende recht aan de ernst van het feit, mede vanuit het oogpunt van vergelding en normhandhaving. Een langere gevangenisstraf - zoals door de officier van justitie is geëist - acht de rechtbank, mede gelet op de mate waarin de feiten verdachte kunnen worden toegerekend, niet passend.
Tbs-maatregel
Uit het rapport van de psychiater blijkt dat verdachte bij het plegen van de feiten weliswaar in sterke mate werd aangestuurd door zijn pathologie, maar dat hij hier niet helemaal willoos tegenover stond. Hij had de delicten kunnen voorkomen, bijvoorbeeld door te besluiten om het meisje niet op te zoeken. De belangrijkste risicofactor is verdachtes perverse persoonlijkheidsstructuur. De perversie zal de kern van zijn functioneren blijven uitmaken. In theorie kan verdachte worden geleerd om te gaan met deze structuur. Hij zal daarvoor echter wel gemotiveerd moeten zijn. Verdachte zegt dat hij overal aan meewerkt, maar het is de vraag of iemand met een perverse persoonlijkheidsstructuur zich wel kan conformeren aan een therapeutisch traject dat een ander voor hem bedacht heeft. Schijnaanpassing – zo lang deze duurt – is mogelijk het hoogst haalbare, met daarbij toch ook altijd een meer of minder bewuste neiging om het therapeutisch traject te sturen en naar zijn hand te zetten, met als voorspelbare gevolg dat uiteindelijk alleen het kinderlijke, soms gedweeë, soms ook tegenstribbelende deel van verdachtes persoonlijkheid in therapie komt, en het primitievere, lustgedreven deel volledig buiten schot blijft. Dat betekent dat het risicomanagement in het begin, en waarschijnlijk gedurende langere tijd, volledig van verdachte overgenomen zal moeten worden. Volledig extern risicomanagement is alleen mogelijk in een klinische setting. Heel geleidelijk zal moeten blijken of en in hoeverre verdachte in staat is om op zijn gedrag te reflecteren en vervolgens via het volgen van geëigende therapieën in staat is om delen van het risicomanagement ook zelf te gaan dragen. Dit zal een kwestie van een lange adem zijn en het zal een traject van vallen en opstaan worden. De psychiater is van mening dat het enige werkzame juridisch kader tbs met dwangverpleging is. Omdat verdachte vanuit de aard van zijn persoonlijkheidsstructuur heel waarschijnlijk niet in staat is om zich gedurende langere tijd aan een behandeltraject te conformeren, op een gegeven moment toch afspraken en voorwaarden ter discussie zal gaan stellen of zelfs zal recidiveren, is de voorwaardelijke variant van de tbs naar de mening van de psychiater niet voldoende.
Uit het aanvullende psychiatrisch rapport van 10 oktober 2024 blijkt dat uit de actuariële risicotaxatie-instrumenten volgt dat het recidiverisico wordt ingeschat als matig-laag. Dit blijft echter niet staan als op een individualiserende manier naar verdachte wordt gekeken. Met name dat hij is gerecidiveerd gedurende een lopende forensische behandeling en terwijl verdachte onder toezicht stond van de reclassering en voorts de actieradius van zijn handelen heeft uitgebreid naar een slachtoffer buiten zijn eigen familie, maakt dat het recidiverisico als matig-hoog wordt ingeschat. De argumenten die eerder werden gegeven voor de maatregel tbs met dwangverpleging blijven volgens de psychiater onverminderd van kracht.
Ter terechtzitting heeft de psychiater het rapport nog aangevuld in die zin dat het bij een behandeling binnen een Forensische Psychiatrische Kliniek of een Forensische Psychiatrische Afdeling draait om risicomanagement. Hierbij moet gekeken worden of verdachte dat risicomanagement gedeeltelijk of in zijn geheel zelf kan dragen. Volgens de psychiater is verdachte hier niet toe in staat. De psychiater ziet dit mede bevestigd door de houding van verdachte op de terechtzitting. Verdachte is vervuld van zelfmedelijden en hierdoor is alle zicht op de werkelijkheid vertroebeld geraakt. Dat maakt dat het risicomanagement niet aan verdachte kan worden overgelaten en dat dit volledig extern moet plaatsvinden. Binnen een voorwaardelijk kader is dat niet mogelijk. De psychiater heeft ter zitting het recidiverisico ingeschat als hoog.
Uit het psychologisch rapport blijkt dat behandeling gericht op preventie van seksuele delicten geïndiceerd is. Verdachte lijkt zelf weinig inzicht te hebben op de onderliggende dynamiek, hij schrijft zijn delictgedrag toe aan gevoelens van eenzaamheid. De problematiek is complex en al lang bestaand. Vanuit de aard van de persoonlijkheidsstoornis zal verdachte zeer veel weerstand voelen tegen behandeling. Hij zal sterke weerstand voelen bij zelfreflectie en ertoe neigen anderen te diskwalificeren, problemen en verantwoordelijkheden te externaliseren en te ontkennen en loochenen. Een intensieve, langdurige behandeldruk is nodig om verandering te kunnen bewerkstelligen en daarmee het recidivegevaar in te perken. De psycholoog adviseert tbs met dwangverpleging. De psycholoog schat in dat een voorwaardelijk kader ontoereikend zal zijn om het recidivegevaar te beperken en behandeling te borgen. Verdachte is immers gerecidiveerd met een ernstig zedendelict tijdens een proeftijd. De problematiek is hardnekkig en de weerstand van verdachte is groot. Dit zal in behandeling leiden tot verzet en de neiging behandeling te vermijden.
Uit het reclasseringsadvies van 4 oktober 2024 blijkt dat verdachte in april 2018 is veroordeeld wegens ontucht met zijn destijds 3-jarige dochter. In het kader van een voorwaardelijke veroordeling kreeg verdachte reclasseringstoezicht opgelegd. Het verloop van het (behandel)traject bij diverse instellingen/organisaties verliep zeer moeizaam als gevolg van de houding dan wel opstelling van verdachte. Verdachte zou met herhaalde regelmaat punten ter discussie hebben gesteld waarbij hij veel weerstand en strijd liet zien. De reclassering schat in de onderhavige zaak het recidiverisico in als gemiddeld en het onttrekkingsrisico als hoog. Verdachte wil hulp gericht op het krijgen van een positief zelfbeeld en het verkleinen van zijn eenzaamheid. Verdachte kan zich niet vinden in de gestelde stoornis pedofilie en een gesprek over zijn seksualiteit(beleving) is volgens de reclassering nauwelijks mogelijk. Verdachte heeft bij de reclassering aangegeven dat hij zal meewerken aan tbs met voorwaarden, omdat hij geen tbs met dwangverpleging opgelegd wil krijgen. De reclassering adviseert negatief ten aanzien van de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van een tbs met voorwaarden. De reclassering betwijfelt ten zeerste of verdachte zich wil en/of kan conformeren aan het behandelaanbod dat gericht dient te zijn op zijn parafilie en de preventie van het plegen van zedendelicten. De reclassering schat het afbreukrisico hoog in, aangezien verdachte geen klinische behandeling wil ondergaan en indien opgelegd voor maximaal een half jaar. De reclassering adviseert om bij een veroordeling tot tbs of (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, zodat gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden na afloop van de tbs en gevangenisstraf.
De rechtbank acht het noodzakelijk dat verdachte wordt behandeld ter voorkoming van recidive. Gelet op de inhoud van de rapporten en de toelichting van de deskundigen ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat tbs met dwangverpleging hiervoor noodzakelijk is. Dit is een verstrekkende en ingrijpende maatregel, maar noodzakelijk gezien de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de ernst van de stoornissen en de noodzaak van een intensieve langdurige klinische behandeling zoals deze zich nu laten aanzien.
Aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van tbs is voldaan. De rechtbank stelt vast dat tijdens het begaan van de feiten bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens bestond. De rechtbank stelt verder vast dat het onder 1 primair bewezenverklaarde feit een misdrijf is als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 2, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is. De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging eist.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde feit is een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Op grond van artikel 38e Sr is de maatregel dan ook niet in duur gemaximeerd.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank zal niet overgaan tot het opleggen van de gevorderde gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het opleggen van een dergelijke maatregel naast tbs met dwangverpleging, juist omdat deze in duur niet gemaximeerd is, onvoldoende meerwaarde. De tbs voorziet in voldoende mogelijkheden om verdachte in de gaten te houden, ook als verdachte meer vrijheden worden toegestaan. Voorts kunnen in dat kader aan verdachte ook voorwaarden worden gesteld die vergelijkbaar zijn aan een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

[slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met de feiten 1 en 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 33.339,08 aan materiële schade en € 10.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schade die ziet op de vaccinaties, het beddengoed, de reis- en verletkosten van vader en moeder en de belkosten van vader in het buitenland kunnen worden toegewezen. De kosten voor de verkeersboete moeten worden afgewezen. Wat betreft de vakantiedagen van vader en moeder, de verplaatste schade van de werkgever van vader en de medische kosten van moeder refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank. De gevorderde immateriële schade kan worden toegewezen. De officier van justitie verzoekt hierbij om de wettelijke rente toe te kennen en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de materiële schade op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard voor zover deze ziet op het verlies van vakantiedagen van moeder en de medische kosten van moeder, omdat deze onvoldoende is onderbouwd. Dit geldt ook voor de kosten van de internetbundel in het buitenland van vader. De benadeelde partij moet eveneens niet-ontvankelijk worden verklaard voor de verkeersboete van vader. Wat betreft het verlies van vakantiedagen van vader is niet gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. De schade van de werkgever zijn kosten die niet zijn gemaakt door de vader van [slachtoffer] . Ten aanzien van de medische kosten van [slachtoffer] is niet gebleken waarom deze kosten niet worden vergoed door de verzekeraar. De gevorderde immateriële schade dient te worden gematigd gelet op de door de benadeelde partij aangehaalde uitspraken in het verzoek om schadevergoeding.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank betreft een deel van de door [slachtoffer] gevorderde schade verplaatste schade. Verplaatste schade komt alleen voor vergoeding in aanmerking als de benadeelde partij deze schade had kunnen vorderen als hij die zelf zou hebben geleden.
Medische kosten en inbeslaggenomen goederen
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer] de kosten voor de vaccinaties en het beddengoed, zelf had kunnen vorderen als zij die kosten zelf zou hebben gemaakt. De benadeelde partij heeft deze vorderingen voldoende onderbouwd en de rechtbank zal deze twee posten toewijzen.
Reiskosten moeder
Zowel de moeder als vader van [slachtoffer] hebben reiskosten gemaakt. Ten aanzien van de reiskosten naar het ziekenhuis die zijn gemaakt in verband met afspraken van [slachtoffer] , is de rechtbank van oordeel dat dit verplaatste schade betreft. Uit het dossier volgt dat [slachtoffer] bij haar moeder verbleef op het moment dat het feit bekend werd. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat zij samen met haar moeder naar het ziekenhuis is gereden. De rechtbank zal de reiskosten van moeder die zijn gemaakt op 22 februari 2024, 18 maart 2024 en 30 mei 2024 dan ook toewijzen. De reiskosten die moeder zou hebben gemaakt voor het opnemen van de aangifte door vader en bespreking met de slachtofferadvocaat betreffen geen verplaatste schade. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dat deel van de vordering dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
Verkeersboete vader, reis- en verletkosten vader, verletkosten moeder, verlies vakantiedagen vader, verlies vakantiedagen moeder, schade werkgever vader, kosten internet/bellen buitenland vader en medische kosten moeder
De rechtbank is van oordeel dat deze gestelde schade geen verplaatste schade betreft, omdat [slachtoffer] deze kosten niet zelf had kunnen vorderen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dit deel van de vordering dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de vordering tot een hoogte van € 285,56 kan worden toegewezen.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer] door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen een hiervoor genoemde categorie van artikel 6:106 BW valt.
Door het bewezen verklaarde feit is [slachtoffer] op andere wijze in de persoon aangetast. Er is immers een inbreuk op haar persoonlijke integriteit gemaakt. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de jonge leeftijd van [slachtoffer] . De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij bedragen die zijn toegewezen in vergelijkbare zaken en bij tegemoetkomingen die zijn vermeld onder categorieën 3/4 van de letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Naar maatstaven van billijkheid zal de rechtbank het smartengeld vaststellen op een bedrag van € 7.500,-. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 30 mei 2024 wettelijke rente verschuldigd over de toegewezen materiële schade en vanaf 18 februari 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag aan smartengeld verschuldigd. De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f Sr de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] (moeder) heeft in verband met de feiten 1 en 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.075,37 aan materiële schade en € 2.500,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de gevorderde reis- en verletkosten op het standpunt gesteld dat deze kunnen worden toegewezen. Wat betreft de gevorderde vakantiedagen heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De gevorderde immateriële schade kan worden toegewezen. De officier van justitie verzoekt hierbij om de wettelijke rente toe te kennen en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
Overweging van de rechtbank
Op grond van artikel 51f Sv kan degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit zich terzake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen in het strafproces. Dit artikel biedt in beginsel, behoudens hetgeen in lid 2 is bepaald over de verplaatste schade, niet de ruimte om aan ouders door henzelf geleden schade in het strafproces te vorderen in verband met een tegen hun kind gepleegd delict. De rechtbank ziet geen bijzondere feiten en omstandigheden om daar in dit geval vanaf te wijken. De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.
[aangever]
De benadeelde partij [aangever] (vader) heeft in verband met de feiten 1 en 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 31.633,31 aan materiële schade en € 2.500,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de gevorderde reis- en verletkosten en de belkosten in het buitenland op het standpunt gesteld dat deze kunnen worden toegewezen. De kosten voor de verkeersboete moeten worden afgewezen. Wat betreft de overige materiële kosten heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De gevorderde immateriële schade kan worden toegewezen. De officier van justitie verzoekt hierbij om de wettelijke rente toe te kennen en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
Overweging van de rechtbank
Op grond van artikel 51f Sv kan degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit zich terzake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen in het strafproces. Dit artikel biedt in beginsel, behoudens hetgeen in lid 2 is bepaald over de verplaatste schade, niet de ruimte om aan ouders door henzelf geleden schade in het strafproces te vorderen in verband met een tegen hun kind gepleegd delict. De rechtbank ziet geen bijzondere feiten en omstandigheden om daar in dit geval vanaf te wijken. De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b, 57, 245 (oud), 248e (oud) Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
drie (3) jarenen beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij
van overheidswege zal worden verpleegd;
Benadeelde partij [slachtoffer]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 285,56 aan materiële schade en € 7.500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente over € 285,56 vanaf 30 mei 2024, alsmede vermeerderd met de wettelijke rente over € 7.500,- vanaf 18 februari 2024, beide tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 285,56 aan materiële schade en € 7.500,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente over € 285,56 vanaf 30 mei 2024, alsmede vermeerderd met de wettelijke rente over € 7.500,- vanaf 18 februari 2024, beide tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als deze bedragen niet worden betaald, kunnen 73 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [benadeelde]
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
Benadeelde partij [aangever]
 verklaart de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.P.T. Blokhuis (voorzitter), mr. J.M.J.M. Doon en mr. A. van Veldhuizen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Tuitert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 december 2024.
Mr. Van Veldhuizen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksnummer ONRBC24414, onderzoek Parsley, gesloten op 19 juni 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 114 t/m 117.
3.Proces-verbaal aangifte [aangever] , p. 100.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 186.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 125.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 123.
7.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 november 2024.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 62 en 66.