ECLI:NL:RBGEL:2024:859

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 januari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
05/720185-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van openlijk geweld en veroordeling voor wapenbezit met geen straf opgelegd

Op 12 januari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 31-jarige man uit Apeldoorn. De man was beschuldigd van openlijk geweld en het dragen van een wapen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldiging van openlijk geweld, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij een significante bijdrage had geleverd aan het geweld. De rechtbank oordeelde dat de aanwezigheid van de verdachte in de groep niet voldoende was om hem schuldig te verklaren, vooral gezien het feit dat hij op camerabeelden te zien was terwijl hij wegvluchtte van de situatie.

Voor het tweede feit, het dragen van een wapen, werd de verdachte wel schuldig bevonden. Hij had een pistool van het merk Zastava en munitie van het kaliber 7.62 x 25 mm in zijn bezit. De rechtbank overwoog dat het illegaal bezit van wapens een ernstige bedreiging vormt voor de veiligheid van de samenleving. Ondanks de bewezenverklaring van dit feit, besloot de rechtbank geen straf op te leggen, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank hief het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op en legde geen straf of maatregel op.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/720185-19
Datum uitspraak : 12 januari 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] in Apeldoorn,
op dit moment gedetineerd in de [Verblijfplaats] in [Verblijfplaats] .
Raadsman: mr. R.A.C. Frijns, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 december 2019 te Apeldoorn, openlijk, te weten op of aan de Sikkel, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging (te weten met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] ) geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere personen, te weten [Slachtoffer 1] en/of [Slachtoffer 2] en/of [Slachtoffer 3] en/of [Slachtoffer 4] en/of [Slachtoffer 5] , door
- ( dreigend) een knuppel, althans een hard en/of zwaar voorwerp, vast te houden en/of te tonen en/of
- die [Slachtoffer 2] of [Slachtoffer 3] of [Slachtoffer 4] of [Slachtoffer 5] op/tegen het gezicht, althans het hoofd, te slaan en/of
- zich niet te onttrekken aan de situatie en/of (daardoor) bij te dragen aan een gewelddadige en/of dreigende sfeer;
2.
hij op of omstreeks 9 december 2019 te Apeldoorn,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Zastava, type M57, kaliber 7.62 x 25 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, en/of
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 8 volmantel kogelpatronen van het kaliber 7.62 x 25 mm
heeft gedragen en/of voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1. Ten aanzien van feit 2 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Uit het dossier blijkt dat verdachte op 9 december 2019 samen met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] naar De Sikkel in Apeldoorn is gegaan. Verdachte wordt verweten dat hij openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [Slachtoffer 1] en [achternaam] doordat hij en/of zijn medeverdachten – kort gezegd – een knuppel vasthield(en), iemand sloeg(en) en/of zich niet onttrok(ken) aan de situatie.
De rechtbank overweegt dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte een wezenlijke of significante bijdrage heeft geleverd aan dit openlijk geweld. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte een knuppel heeft vastgehouden en/of dat hij iemand heeft geslagen. De enkele omstandigheid dat verdachte aanwezig was en met zijn aanwezigheid de groep getalsmatig versterkte, geldt niet zonder meer als een voldoende significante of wezenlijke bijdrage. Dat daar in dit specifieke geval wel sprake van zou zijn, volgt naar oordeel van de rechtbank niet uit het dossier. Te meer nu uit de beschrijving van de camerabeelden volgt dat verdachte een aanzienlijk deel van tijd is weggerend omdat hij achterna werd gezeten door personen met een wapen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het tenlastegelegde feit.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 2579 en 2580;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 2473 en 2474;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 3514.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 2 van het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
hij op
of omstreeks9 december 2019 te Apeldoorn,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Zastava, type M57, kaliber 7.62 x 25 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een
geweer, revolver en/ofpistool, en
/of
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 8 volmantel kogelpatronen van het kaliber 7.62 x 25 mm
heeft gedragen en
/ofvoorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 108 uur met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat rekening moet worden gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de rol van [achternaam] . De verdediging verzoekt de rechtbank om toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het dragen van een pistool en het voorhanden hebben van munitie. Het illegaal bezit van wapens vormt een onaanvaardbaar risico en bedreiging voor de veiligheid van personen in de samenleving.
Uit de justitiële documentatie van 24 oktober 2023 blijkt dat verdachte op 30 maart 2022 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar voor mensenhandel. Hierdoor is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten. Verder heeft de rechtbank geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens fors is overschreden. Deze overschrijding is niet toe te rekenen aan verdachte. Gelet het voorgaande en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank het niet meer passend om een straf of maatregel op te leggen. De rechtbank zal daarom, in afwijking van de vordering van de officier van justitie, toepassing geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en afzien van het aan de verdachte opleggen van een straf of maatregel.
Het - geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.

8.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het andere ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd;
 heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.P.T. Blokhuis (voorzitter), mr. I. Linssen en mr. T.C. Henniphof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Tuitert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 januari 2024.
Mr. Linssen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummer 202001270928.DOSS, onderzoek Figaro/ON3R019106, gesloten op 14 januari 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.