In deze zaak heeft de kinderrechter op 20 november 2024 een mondelinge uitspraak gedaan over het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om de ondertoezichtstelling van een minderjarige te verlengen met zes maanden. De Raad stelt dat er nog steeds zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige, die getuige is geweest van conflicten tussen de ouders. De ouders hebben verschillende standpunten over de noodzaak van de verlenging; de moeder vindt het noodzakelijk, terwijl de vader dit niet ziet zitten. De gecertificeerde instelling, Jeugdbescherming Gelderland, is van mening dat de verlenging niet meer nodig is, omdat de ouders goed samenwerken en de adviezen opvolgen. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de ondertoezichtstelling nog steeds noodzakelijk is, gezien de complexe situatie en de emotionele belasting van de minderjarige. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 28 mei 2025, met de nadruk op het creëren van een veilige omgeving voor de minderjarige en het ondersteunen van de ouders in hun samenwerking. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.