ECLI:NL:RBGEL:2024:8546

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
11389570
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot vakantiepark voor partner/mantelzorger van permanent bewoner

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 2 december 2024 uitspraak gedaan in een kort geding over de toegang tot een vakantiepark voor de partner en mantelzorger van een permanent bewoner, [rechthebbende]. De bewindvoerder van [rechthebbende] vorderde dat de gedaagden, de eigenaren van het park, de toegang tot het park voor [naam 1] zouden herstellen, omdat deze onterecht was ontzegd. [rechthebbende], die sinds medio 2017 het zakelijk recht van erfpacht op twee percelen van het recreatieterrein heeft, is hulpbehoevend na een herseninfarct en heeft zijn partner nodig voor zorg en ondersteuning. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden de toegang tot het park voor [naam 1] niet volledig konden ontzeggen, gezien de specifieke persoonlijke omstandigheden van [rechthebbende]. De rechtbank benadrukte dat de gedaagden een zorgvuldige belangenafweging moesten maken en dat het ontzeggen van toegang aan [naam 1] de noodzakelijke zorg voor [rechthebbende] in gevaar bracht. De vordering van de bewindvoerder werd grotendeels toegewezen, met een veroordeling voor de gedaagden om binnen 24 uur de toegang voor [naam 1] te herstellen en andere voorzieningen te treffen, zoals het activeren van de afstandsbediening voor de slagboom en het toestaan van het parkeren van de camper van [rechthebbende]. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor elke overtreding van deze veroordelingen.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Apeldoorn
Zaaknummer: 11389570 \ VV EXPL 24-58
Vonnis in kort geding van 2 december 2024
in de zaak van
[eiseres],
in hoedanigheid van bewindvoerder in het beschermingsbewind van [rechthebbende] ,
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: de bewindvoerder, dan wel [rechthebbende] ,
gemachtigde: mr. J.C. Karels,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

en haar vennoten
2.
[gedaagde sub 2],
3.
[gedaagde sub 3],
4.
[gedaagde sub 4],
allen te [vestigingsplaats]
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
gemachtigde: mr. J. van der Linde.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties 1 tot en met 13,
- de akte indienen productie van de bewindvoerder met productie 14,
- de producties 1 tot en met 6 van [gedaagden]
- de mondelinge behandeling van 25 november 2024, waar door de gemachtigden gebruik is gemaakt van spreekaantekeningen, die zijn overgelegd. Voor het overige zijn door de griffier aantekeningen gemaakt .

2.De feiten

2.1.
[rechthebbende] heeft sinds medio 2017 het zakelijk recht van erfpacht op [perceel 1] en [perceel 2] van het recreatieterrein van [gedaagden] . Op [perceel 2] staat een recreatiebungalow, die eigendom is van [rechthebbende] (hierna: de woning). Op [perceel 1] heeft [rechthebbende] regelmatig zijn camper staan.
2.2.
In de akte uitgifte erfpacht met betrekking tot [perceel 1] is opgenomen dat [perceel 1] dient te worden bestemd als ‘grond en/of aanhorigheid bij de naastgelegen aan erfpachter in erfpacht toebehorende recreatiewoning’. Verder is in die akte opgenomen dat het perkreglement van [gedaagden] geldt, waarin onder andere is bepaald dat het aan de erfpachter, zijn huisgenoten of bezoekers verboden is hinder te veroorzaken voor de bewoners van de andere opstellen op het park. Ook is de erfpachter verplicht zijn bezoekers op te leggen zich te onderwerpen aan het reglement en er zorg voor te dragen dat de auto’s van bezoekers buiten het terrein worden geparkeerd.
2.3.
In de leveringsakte met betrekking tot de erfpacht op [perceel 2] en de koop van de woning is opgenomen dat de woning door koper gebruikt dient te worden als recreatiewoning voor uitsluitend recreatieve doeleinden en dat koper ermee bekend is dat permanente bewoning van de recreatiewoning van overheidswege niet is toegestaan. Ook in deze akte is opgenomen dat het perkreglement van [gedaagden] geldt, waarin onder andere is bepaald dat het aan de erfpachter, zijn huisgenoten of bezoekers verboden is hinder te veroorzaken voor de bewoners van de andere opstallen op het park. Ook is de erfpachter verplicht zijn bezoekers op te leggen zich te onderwerpen aan het reglement en er zorg voor te dragen dat de auto’s van bezoekers buiten het terrein worden geparkeerd.
2.4.
[rechthebbende] , geboren in [maand] 1953, is in oktober 2022 getroffen door een herseninfarct. Ten gevolge daarvan is hij hulpbehoevend. Zo is hij vrijwel niet in staat om te spreken en heeft hij meerdere malen per dag persoonlijke verzorging nodig. [rechthebbende] is niet meer in staat zelf auto te rijden.
2.5.
Bij beschikkingen van de rechtbank Oost-Brabant van 10 januari 2023 is voor [rechthebbende] een mentorschap ingesteld. Ook is bewind ingesteld over zijn goederen. Bij beschikking van 6 november 2023 is de bewindvoerder aangesteld, zowel tot opvolgend bewindvoerder als tot opvolgend mentor.
2.6.
Na het herseninfarct heeft [rechthebbende] enige tijd in het ziekenhuis en in revalidatie-/zorginstellingen verbleven. Sinds maart 2023 woonde hij 3 of 4 dagen per week in zijn woning. Op 8 juni 2023 heeft de [gemeente] aan [rechthebbende] een persoonlijke gedoogstatus voor onbepaalde tijd verleend voor het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van de recreatiewoning, onder een aantal concrete voorwaarden en bepalingen. Bij de verlening van die gedoogstatus is door de gemeente onder andere overwogen:
“(…) In een verzorgingstehuis wonen wilt u liever niet, omdat u volgens uw zorgverleners daar niet thuis zou horen. In een eigen vertrouwde omgeving wonen, is wat u het beste gaat helpen bij uw herstel. Wat ons betreft is er sprake van specifieke persoonlijke omstandigheden. Strikte toepassing van het handhavingsbeleid zou leiden tot schrijnend onbillijkheid die niet door nog dringender redenen valt te rechtvaardigen. (…)”.
[rechthebbende] woont sinds december 2023 permanent in de woning.
2.7.
[gedaagden] heeft in juli 2024 aan de [gemeente] de vraag voorgelegd of het verantwoord is dat [rechthebbende] , gezien zijn gezondheidssituatie, op een recreatiepark woont. De gemeente heeft onderzoek gedaan en heeft bij brief van 26 augustus 2024 de uitkomst van dat onderzoek aan [rechthebbende] en [gedaagden] meegedeeld. De gemeente concludeert:
“Naar aanleiding van de gesprekken die zijn gevoerd (…) kan worden geconcludeerd dat het verantwoord is dat u woonachtig bent op het [gedaagde sub 1] . U heeft de zorg goed en verantwoord geregeld. Ook is de borging van 24-uurs toezicht adequaat geregeld. (…)”.
2.8.
[rechthebbende] heeft een partner die taken als mantelzorger verricht, mevrouw [naam 1] (hierna: [naam 1] ). Zij woont niet in de woning. [rechthebbende] ontvangt verder zorg van [bedrijf 1] .
2.9.
[gedaagden] heeft op 3 oktober 2024 aan [naam 1] de toegang tot het park ontzegd voor onbepaalde tijd.
2.10.
[gedaagden] heeft op 7 oktober 2024 aan de Gemeente verzocht handhavend op te treden en de gedoogstatus van [rechthebbende] te beëindigen. De Gemeente heeft hierop nog niet beslist.
2.11.
In de nacht van 13 op 14 november 2024 is [naam 1] naar de woning van [rechthebbende] gegaan, omdat hij zich onwel voelde. Er is hiervoor ook een ambulance op het park geweest. [gedaagden] heeft op 14 november 2024 aangifte gedaan tegen [naam 1] en zij is door de politie van het park verwijderd.

3.Het geschil

3.1.
De bewindvoerder vordert (samengevat) dat de kantonrechter in kort geding, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
A. [gedaagden] hoofdelijk zal veroordelen om binnen 24 uur na betekening van het vonnis:
1. onbeperkte toegang tot het park te verlenen aan [naam 1] en deze toegang verschaft te houden,
2. de code voor de afstandsbediening van [rechthebbende] voor de slagboom van het park te activeren, zodat voor [rechthebbende] en [naam 1] onbelemmerde toegang tot en afgang van het park mogelijk is, althans er voor te zorgen dat [rechthebbende] een werkende afstandsbediening krijgt en houdt,
3. volledige medewerking te verlenen aan [rechthebbende] zodat hij - en voor hem [naam 1] als vaste bestuurder - zijn camper kan plaatsen op het [perceel 1] ,
4. Er zorg voor te dragen dat [rechthebbende] zolang hij op het park woont steeds aangesloten blijft op de gebruikelijke parkfaciliteiten, zoals de appgroepen, gas, water, elektra en internetvoorzieningen,
B. aan de veroordelingen onder A 1 tot en met 4 een dwangsom zal verbinden van
€ 1.000,00 per dag per overtreding,
C. [gedaagden] hoofdelijk zal veroordelen in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de beoordeling van een vordering in kort geding is geen plaats voor een
- diepgaand - onderzoek naar bestreden feiten. Een vordering kan pas toegewezen worden als het in voldoende mate aannemelijk is dat de vordering ook in een bodemprocedure zal worden toegewezen.
4.2.
[rechthebbende] verwijt [gedaagden] dat door de parkontzegging voor [naam 1] zijn noodzakelijke hulp en mantelzorg in gevaar komt. Hij kan, vanwege zijn medische situatie, niet zonder de bijna dagelijkse aanwezigheid van [naam 1] . [rechthebbende] onderbouwt dit onder meer met een verklaring van zijn huisarts, die in een brief van 23 oktober 2024 schrijft
“(…) Patiënt is echt afhankelijk van hulp en zorg en zover ik van hem begrepen heb vervult zijn huidige partner deze rol nu naar tevredenheid. (…) Ik vind het echter belangrijk dat [rechthebbende] echter zoveel mogelijk de hulp en zorg kan blijven ontvangen die nodig is en zijn leven hierdoor op de huidige plek kan voortzetten. Ik zou het niet wenselijk vinden als zij hem hierin niet meer kan ondersteunen. Ook gezien zijn beperking in spraak (afasie) is hij echt afhankelijk van zijn partner (…)”[gedaagden] stelt dat er goede redenen zijn om [naam 1] de toegang tot het park te ontzeggen, omdat zij steeds de parkregels overtreedt, door onder ander met haar auto niet op de bezoekersparkeerplaats buiten het park te plaatsen, onrust en overlast te veroorzaken door te schelden en ander ongepast en agressief gedrag, en oneigenlijk gebruik te maken van de afstandsbediening van de slagboom. Zij betwist de brief van de huisarts en wijst op een e-mail van de huisarts van 5 januari 2024 waarin de huisarts een eerder afgegeven verklaring intrekt.
4.3.
Uit de overgelegde stukken en in het bijzonder de beslissingen van de [gemeente] en de verklaring van de huisarts blijkt voldoende dat [rechthebbende] aangewezen is op de hulp en bijstand, die onder andere door [naam 1] verleend wordt. [naam 1] is in dat kader als partner en mantelzorger zeer regelmatig nodig in en om de woning van [rechthebbende] en dus op het park.
Dat de huisarts een eerdere verklaring heeft ingetrokken doet niet af aan de waarde van de in oktober 2024 afgelegde verklaring. Integendeel, kennelijk heeft de huisarts na het intrekken van een eerdere verklaring voldoende aanleiding gezien om juist wel een nieuwe verklaring af te geven.
4.4.
[gedaagden] heeft ter zitting verklaard dat zij zich er mateloos aan ergert dat door de Gemeente een gedoogstatus is verleend aan [rechthebbende] . Zij acht dit in strijd met het jarenlang gevoerde algemene beleid van de Gemeente om permanente bewoning op recreatieparken tegen te gaan. [gedaagden] heeft zich juist enorm ingespannen om, ook op aandringen van de Gemeente, aan dit beleid mede uitvoering te geven. [gedaagden] voelt zich niet serieus genomen en miskend in haar positie als eigenaar van het park door de beslissing van de Gemeente, waarin [gedaagden] niet is gekend en haar belangen niet zijn meegewogen. [gedaagden] heeft als eigenaar het recht om eigen toegangs- en bewoningsbeleid te voeren en de Gemeente heeft nu zonder enig overleg gezorgd voor een situatie die daarmee strijdig is. De gedoogstatus zorgt niet alleen voor de permanente bewoning door [rechthebbende] , maar ook door veel onrust en (verkeers)bewegingen op het park doordat meermalen per dag (thuis)zorgmedewerkers en/of [naam 1] naar en van de woning van [rechthebbende] gaan. Andere recreanten van het park worden daardoor in hun rust gestoord en de sfeer op het park is negatief gewijzigd.
4.5.
Het mag zo zijn dat [gedaagden] de gedoogstatus van [rechthebbende] onjuist vindt, maar dat is geen reden om de uitvoering van die status feitelijk onmogelijk te maken door [rechthebbende] de noodzakelijke (mantel)zorg toe onthouden. [gedaagden] heeft immers ook tegenover [rechthebbende] de (zorg)plicht om zijn verblijf op het park mogelijk te maken en hem in overeenstemming met de afspraken in de erfpachtovereenkomsten te laten verblijven, zelfs als dat verblijf ongewild een andere, ruimere status heeft gekregen dan die van recreant. Uiteraard heeft [gedaagden] het recht om aan bezoekers van het park onder omstandigheden de toegang te weigeren. Aan het gebruikmaken van dat recht hoort echter wel een zorgvuldige belangenafweging vooraf te gaan. [gedaagden] mag haar recht immers niet misbruiken of zich schuldig maken aan de onzorgvuldigheid die zij de Gemeente verwijt.
4.6. De omstandigheden en gestelde feiten, die voor [gedaagden] aanleiding vormen voor het opleggen van het parkverbod aan [naam 1] , zijn door de bewindvoerder weersproken. Maar ook als er van uit moet worden gegaan dat [naam 1] inderdaad zich heeft gedragen zoals door [gedaagden] beschreven, is dat van onvoldoende gewicht tegenover het grote belang van [rechthebbende] bij de toelating van [naam 1] . Bij een juiste afweging van die belangen, in het licht van de feitelijke gedoogstatus en de medische omstandigheden van [rechthebbende] , had [gedaagden] in redelijkheid niet tot een volledig en permanent parkverbod voor de mantelzorger en partner van [rechthebbende] kunnen komen. [gedaagden] had tenminste moeten toestaan dat [naam 1] onbeperkt vanaf de ingang van het park van en naar de woning van [rechthebbende] kan gaan en op het park aanwezig mag zijn voor zover dat in het belang van [rechthebbende] nodig is. De vordering zal ook in die zin worden toegewezen.
Uiteraard dient [naam 1] zich fatsoenlijk te gedragen tegenover een ieder op het park, zelfs als er dingen voorvallen waar zij het niet mee eens is. In het belang van [rechthebbende] zal ook zij zich moeten inzetten voor het voorkomen van escalaties.
4.7.
De vorderingen van de bewindvoerder zien verder op het mogen plaatsen van de camper op [perceel 1] en op de toegankelijkheid tot het park via de slagboom. [gedaagden] heeft niet weersproken dat iedere recreant/erfpachter van het park via een eigen afstandsbediening de slagboom kan bedienen. [rechthebbende] had die toegangsmogelijkheid ook, tot het moment dat [naam 1] en [rechthebbende] met de camper, die [gedaagden] niet op het park wil hebben, met vakantie zijn gegaan en de camper dus het park verlaten had. Om te voorkomen dat de camper weer op het park werd gezet en om te voorkomen dat [naam 1] met haar auto het park oprijdt, is de toegang(scode) geblokkeerd.
4.8.
De bewindvoerder stelt dat [rechthebbende] al jarenlang in het bezit is van een camper die voor recreatie elders gebruikt wordt. De camper werd op [perceel 1] neergezet als [rechthebbende] er niet mee weg is. Deze kavel is hiervoor aangeschaft en er is alle ruimte om de camper te plaatsen. [rechthebbende] verblijft ook regelmatig in de camper in afwisseling met het verblijf in de woning, omdat hij dat prettig vindt. Wanneer [rechthebbende] met de camper weg gaat, kan hij dat alleen samen met [naam 1] , die de camper daarvoor gereed moet maken en besturen. Na de laatste vakantie van [naam 1] en [rechthebbende] heeft [gedaagden] het onmogelijk gemaakt om de camper het park op te rijden. De camper staat nu illegaal langs de openbare weg op een plek [rechthebbende] heeft geen ander (woon)adres waar de camper gestald kan worden, aldus steeds de bewindvoerder.
[gedaagden] stelt daar tegenover dat zij sinds medio 2024 het beleid voert dat het stallen van campers op het park niet meer mag. Andere recreanten vinden het bezwaarlijk om tegen de camper aan te moeten kijken en door het natte weer worden de wegen en paden stukgereden door de zware voertuigen.
4.9.
De verhoudingen tussen [rechthebbende] en [gedaagden] worden beheerst door de afspraken die gemaakt zijn in de erfpachtovereenkomsten. Daarin is verwezen naar een parkreglement. Geen van partijen heeft dat reglement overgelegd, zodat alleen afgegaan kan worden op de informatie die in de erfpachtovereenkomsten staat of uit de wel overgelegde correspondentie blijkt. In de overeenkomsten is niets opgenomen over een camper. Wel is bepaald dat [perceel 1] bestemd is voor gebruik als ‘grond en/of aanhorigheid bij de naastgelegen aan erfpachter in erfpacht toebehorende recreatiewoning’. Het stallen van een camper is een normaal gebruik van een eigen terrein of vrije ruimte naast een woning. In het verleden is daar door [gedaagden] kennelijk geen bezwaar tegen gemaakt. Niet valt in te zien dat het gebruik als stalling in strijd is met de afspraken die tussen partijen gelden. Met betrekking tot het gebruik van de wegen op het park is in de erfpachtovereenkomsten slechts opgenomen dat het verboden is de aangelegde weg anders te gebruiken dan om te komen van en te gaan naar het parkeerterrein en/of de woning. Dat [rechthebbende] of [naam 1] dat zouden doen is niet gesteld of gebleken. Als de wegen door regenval te slecht zouden zijn voor het incidenteel berijden door de camper is het aan [gedaagden] als beheerder/eigenaar van die wegen om te zorgen voor onderhoud of andere adequate maatregelen om dat tegen te gaan.
[gedaagden] stelt dat zij sinds 2024 beleid heeft dat het stallen van campers verbiedt.
Voor zover dat beleid er is, is niet duidelijk hoe dat zich verhoudt tot de rechten en verplichtingen van partijen. Bovendien heeft [gedaagden] kennelijk eenzijdig dit beleid ingevoerd of haar beleid gewijzigd, zonder overgangsregeling of (kenbare) belangenafweging. Verder heeft [gedaagden] – naar zij erkend heeft – daarop ook meteen weer een uitzondering gemaakt voor één van de twee andere ‘vaste’ campers op het terrein. Vooralsnog valt niet in te zien dat het dan niet mogelijk is om ook in de specifieke situatie van [rechthebbende] een uitzondering te maken. Dat anderen relevante hinder ondervinden van (het uitzicht op) de camper is onvoldoende aannemelijk gemaakt en weegt ook niet zonder meer op tegen het belang van [rechthebbende] bij het veilig en legaal kunnen parkeren van de camper en het daarin verblijven op zijn ‘eigen’ [perceel 1] .
4.10.
Ook voor het door [gedaagden] zonder enig overleg beëindigen van de mogelijkheid voor [rechthebbende] om gebruik te maken van de slagboom is vooralsnog onvoldoende grond aanwezig. [gedaagden] ontneemt hiermee [rechthebbende] de mogelijkheid om zelfstandig (als passagier van [naam 1] ) van en naar zijn huis te rijden, terwijl andere gebruikers van het park die mogelijkheid wel hebben. De erfpachtovereenkomst geeft [rechthebbende] het recht om één auto op het terrein te parkeren. Daarbij is geen voorwaarde gesteld dat dit een door [rechthebbende] zelf te besturen eigen voertuig moet zijn en niet een auto van of bestuurd door zijn partner.
4.11.
Voor wat betreft de laatste vordering, de toegang tot de appgroepen en parkfaciliteiten, heeft [gedaagden] ter zitting toegezegd dat [rechthebbende] weer toegang tot de appgroep kan krijgen. Van de andere parkfaciliteiten kan en kon hij steeds gebruik maken, op een enkele algemene storing na. De bewindvoerder heeft onvoldoende onderbouwd dat er op dat punt enige spoedeisende voorziening nodig is.
4.12.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen van de bewindvoerder grotendeels toegewezen kunnen worden. Gelet op de moeizame onderlinge verhoudingen lijkt het nodig om aan de veroordelingen ook de dwangsommen te verbinden, zoals hierna omschreven. Dat betekent ook, dat [gedaagden] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [rechthebbende] worden begroot op € 138,22 aan dagvaardingskosten, € 87,00 aan griffierecht en € 543,00 aan salaris van de gemachtigde. De nakosten worden begroot op € 135,00, te vermeerderen met de betekeningskosten als het vonnis betekend wordt.

5.De beslissing in kort geding

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om binnen 24 uur na betekening van het vonnis:
- toe te staan dat [naam 1] onbeperkt vanaf de ingang van het park van en naar de woning van [rechthebbende] kan gaan en op het park aanwezig is als dat in het belang van [rechthebbende] nodig is,
- er voor te zorgen dat [rechthebbende] een werkende afstandsbediening van de slagboom van het park krijgt en houdt,
- medewerking te verlenen aan het (door [naam 1] als vaste bestuurder laten) plaatsen van de camper van [rechthebbende] op [perceel 1] ,
- er zorg voor te dragen dat [rechthebbende] steeds aangesloten is en blijft op de gebruikelijke parkfaciliteiten, zoals de appgroepen, gas, water, elektra en internetvoorzieningen,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot het betalen van een dwangsom van € 500,00 per overtreding per dag, voor iedere overtreding van de hiervoor onder 5.1. genoemde veroordeling, tot een maximum van € 30.000,00,
5.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten, die aan de zijde van [rechthebbende] worden begroot op € 138,22 aan dagvaardingskosten, € 87,00 aan griffierecht en € 543,00 aan salaris van de gemachtigde, en in de nakosten die worden begroot op € 135,00, te vermeerderen met de betekeningskosten als het vonnis betekend wordt,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Engelbert-Clarenbeek en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2024.