ECLI:NL:RBGEL:2024:8537

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
C/05/418493 / FA RK 23-1342
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindbeslissing over gezag en omgangsregeling van een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 november 2024 uitspraak gedaan over het gezag en de omgangsregeling van een minderjarige. De vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. M. Metin, verzocht om gezamenlijk gezag en een specifieke omgangsregeling. De moeder, vertegenwoordigd door mr. M.P.L.M. Buijsrogge, verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren en stelde dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij haar moest worden vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de omgang tussen de vader en de minderjarige onder begeleiding van Plushome goed verloopt, maar dat de vader nog onduidelijkheid vertoont over zijn persoonlijke situatie. De rechtbank heeft besloten dat de omgangsregeling moet worden uitgebreid naar minimaal twee halve dagen of één dag per week onbegeleid bij de vader, onder regie van het sociaal wijkteam. Het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag is afgewezen, omdat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders. De rechtbank benadrukt dat de ouders moeten werken aan hun communicatie en samenwerking, vooral in het kader van het ouderschapsbemiddelingstraject dat zij gaan volgen. De moeder heeft toegezegd de vader toegang te geven tot informatie over de minderjarige via de school. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij haar vast te stellen afgewezen, omdat het verzoek tot gezamenlijk gezag is afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en hoger beroep is mogelijk binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/418493 / FA RK 23-1342
Datum uitspraak: 28 november 2024
beschikking gezag, hoofdverblijfplaats en zorg-/omgangsregeling
in de zaak van
[naam vader](hierna: de vader),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. M. Metin te Arnhem,
tegen
[naam moeder](hierna: de moeder),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. M.P.L.M. Buijsrogge te Arnhem,
over:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (hierna: [de minderjarige] ).

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het (verdere) procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 7 mei 2024;
- het F9-formulier namens de vader van 24 oktober 2024 met een verslag van Plushome.
1.2.
Voor het eerdere verloop van deze procedure wordt verwezen naar de beschikkingen van 26 september 2023 en 7 mei 2024 van deze rechtbank. Bij beschikking van 7 mei 2024 heeft de rechtbank de voorlopige omgangsregeling zoals vastgesteld in de beschikking van 26 september 2023 gewijzigd en een nieuwe voorlopige omgangsregeling vastgesteld waarbij [de minderjarige] begeleide omgang heeft met de vader minimaal één keer per week, waarbij de aard, de frequentie, de duur van de contacten en de wijze van begeleiding worden bepaald door Plushome. De rechtbank heeft iedere (verdere) beslissing over de omgangsregeling, gezag en hoofdverblijfplaats aangehouden tot een nadere mondelinge behandeling in afwachting van het verloop van de begeleiding van Plushome, de hulpverlening aan de vader vanuit Admodum en een te volgen ouderschapstraject door de ouders.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling van 31 oktober 2024 zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. S.R. van Laar als waarnemer voor mr. M. Metin;
- de moeder, bijgestaan door mr. M.P.L.M. Buijsrogge;
- een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

2.De verzoeken die nog voorliggen

2.1.
De vader verzoekt de rechtbank om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
  • te bepalen dat de vader wordt belast met het gezamenlijk gezag over [de minderjarige] ;
  • te bepalen dat de volgende omgangsregeling geldt:
o in de even weken iedere zondag van 10.00 tot 18.00 uur;
o in de oneven weken van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur;
o waarbij de overdracht plaatsvindt bij de [locatie] door neutrale
derden totdat partijen overeenstemming bereiken dat zij de overdracht zelf
kunnen laten plaatsvinden;
  • althans een zodanige beslissing te nemen zoals de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
  • kosten rechtens.
2.2.
Op de mondelinge behandeling is namens de vader aangegeven dat het verzoek voor de omgangsregeling gehandhaafd blijft als regeling waar uiteindelijk naartoe gewerkt moet worden. De vader beseft dat de opbouw van de omgangsregeling stapsgewijs moet. Hij ziet voor zich dat binnen een half jaar toegewerkt wordt naar een onbegeleid omgangsmoment van een halve dag per week.
2.3.
De moeder verzoekt de rechtbank de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken, dan wel de verzoeken af te wijzen. Op haar beurt verzoekt zij om bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
  • te bepalen dat [de minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats heeft bij de moeder, indien de rechtbank het verzoek tot gezamenlijk gezag zou toewijzen;
  • indien de rechtbank een (gewijzigde) – al dan niet voorlopige – omgangsregeling zou bepalen, deze te bepalen op één keer per week gedurende twee uur onder begeleiding van een professional.
2.4.
Door het verloop van de procedure en het mede als gevolg daarvan gewijzigd standpunt beschouwt de rechtbank het aanvankelijk ingediende verzoek van de moeder om de voorlopige omgangsregeling zoals neergelegd in het vonnis van de voorzieningenrechter van 19 juni 2023 met onmiddellijke ingang te schorsen totdat zal zijn beslist in deze bodemzaak, als ingetrokken. Hierop zal de rechtbank dan ook niet meer beslissen.

3.De verdere beoordeling

Stand van zaken3.1. De omgang tussen de vader en [de minderjarige] onder begeleiding van Plushome verloopt goed. [de minderjarige] ziet zijn vader graag. De omgang is nog steeds één uur in de week en op locatie van Plushome. De omgang is in de periode van de zomervakantie een aantal keer niet doorgegaan. Enerzijds door de vakanties van de ouders en anderzijds door persoonlijke omstandigheden van de vader. Vanaf september 2024 loopt de omgang weer structureel.
3.2.
Het traject “Ouderschap Blijft” bij Entrea Lindenhout is nog niet gestart. De vader heeft zijn intake al gehad, maar de moeder nog niet. Haar intake is op 20 november 2024.
3.3.
De vader is gestart met cognitieve gedragstherapie en met EMDR. De zorg van Admodum is gestopt. Dit was volgens de vader gekoppeld aan de woonplek, waar hij nu niet meer woont. Hij woont momenteel in [woonplaats 2] en verwacht deze maand nog eigen woonruimte te krijgen in gemeente [gemeenteplaats 1] of [gemeenteplaats 2] .
3.4.
Namens beide partijen is verzocht om een eindbeschikking te geven, waarbij de vader zich realiseert dat zijn verzoek over de omgangsregeling niet zonder meer kan worden toegewezen. Er is wel behoefte aan een stip op de horizon waar naartoe gewerkt moet worden door de ouders. De moeder is bereid om mee te werken aan een uitbreiding van de begeleide omgang. Dit vormt ook al onderwerp van gesprek bij Plushome volgens de moeder. Voor onbegeleide omgang vindt de moeder het nog te vroeg. De ouders zijn het er over eens dat de regie voor de uitbreiding van de omgang bij Plushome kan liggen. Het is echter de vraag of Plushome deze regie kan nemen voor begeleide omgang buiten hun locatie en uiteindelijk (de overgang naar) onbegeleide omgang. De Raad adviseert daarom het sociaal wijkteam de regie te geven over de uitbreiding van de omgangsregeling.
De omgangsregeling
3.5.
De rechtbank beslist dat toegewerkt moet worden naar een onbegeleide omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] , waarbij [de minderjarige] minimaal twee halve dagen of één dag per week bij de vader is. Het toewerken naar deze regeling moet stap voor stap en het sociaal wijkteam krijgt de regie hiervoor. De rechtbank acht een termijn van één jaar passend om tot deze regeling te komen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
3.6.
De begeleide omgang tussen de vader en [de minderjarige] gaat volgens beide ouders goed en dit komt ook naar voren uit het verslag van Plushome. Naar het oordeel van de rechtbank is het tijd om deze omgang nu verder uit te breiden. De rechtbank begrijpt dat één uur per week omgang en ook steeds op dezelfde locatie van Plushome maar minimaal is. Zoals de vader omschrijft, zijn hij en [de minderjarige] daar wel uitgespeeld. De rechtbank acht het daarom belangrijk dat de omgang niet alleen qua uren wordt uitgebreid, maar dat het ook mogelijk wordt voor de vader om met [de minderjarige] iets leuks te ondernemen, zoals zijn voorstel om naar de kinderboerderij gaan. Uiteindelijk is het in het belang van [de minderjarige] om op een onbelaste wijze contact te hebben met zijn vader en dat de omgang normaliseert.
3.7.
De rechtbank ziet het dan ook voor zich dat de begeleide omgang eerst nog twee of drie keer qua uren wordt uitgebreid in overleg met Plushome en de ouders. Vervolgens moet de vader met [de minderjarige] een aantal keer kleine uitstapjes kunnen maken, nog steeds (deels) onder begeleiding. Voor zover Plushome dit niet kan faciliteren buiten hun accommodatie, moet het sociaal wijkteam hierin de regie nemen en de begeleiding hiervoor mogelijk maken. Als deze omgangsmomenten goed verlopen, moet toegewerkt worden naar omgang bij de vader thuis; nog steeds (gedeeltelijk) onder begeleiding. Ook hierin wordt verwacht dat het sociaal wijkteam de regie neemt. Als ook de omgangsmomenten bij vader thuis goed gaan en zijn uitgebreid naar een aantal uur, moet er toegewerkt worden naar (volledig) onbegeleide omgang. Het verloop van dit stappenplan laat zich echter voor de rechtbank niet precies voorspellen. Het is niet alleen afhankelijk van hoe de omgang verloopt en hoe [de minderjarige] daarop reageert, maar ook hoe de situatie bij de ouders is en met name of het leven van de vader voldoende stabiel is. Vandaar dat de rechtbank bepaalt dat de regie bij het sociaal wijkteam komt te liggen, waarbij de rechtbank ervan uitgaat dat elke uitbreiding steeds in overleg met Plushome en met de ouders plaatsvindt.
3.8.
Om uiteindelijk te komen tot onbegeleide omgang met [de minderjarige] is het belangrijk dat dat de vader zich van zijn beste kant laat zien en zijn leven op orde brengt. Hij moet betrouwbaar en voorspelbaar zijn voor [de minderjarige] en de moeder. Hoewel de vader zich grotendeels open en eerlijk opstelt, laat hij tegelijkertijd ook onduidelijkheid bestaan over zijn huidige situatie. Zo kwamen er ook op deze mondelinge behandeling weer een aantal zaken naar voren die vaag en verontrustend zijn. Zoals het kwijtraken van zijn woning, een avond op het politiebureau zitten voor het overtreden van eerder opgelegde gedragsregels, de gestopte begeleiding vanuit Admodum en een mogelijke dreiging van iets dat in het verleden is gebeurd (wat de vader overigens ontkent). De vader heeft niet op alle punten helemaal duidelijk kunnen maken hoe het nu precies is gegaan of in elkaar zit. Ook stelt de vader cognitieve gedragstherapie en EMDR te krijgen en dat dit hem goed doet. Hiervan zijn echter geen stukken overgelegd en op de mondelinge behandeling heeft de vader toch nog een explosieve reactie laten zien waardoor de mondelinge behandeling even onderbroken is geweest. De rechtbank acht het positief dat de therapieën zijn gestart en benadrukt voor de vader de noodzaak hiervan. In dat kader acht de rechtbank het stoppen van de zorg vanuit Admodum in beginsel ook zorgelijk, wat de reden hiervan ook precies was. Al met al blijft het dus onrustig rondom de vader. Dit is niet alleen zorgelijk omdat lastig is in te schatten wat dit voor [de minderjarige] betekent, maar ook omdat dit het vertrouwen van de moeder in de vader begrijpelijkerwijs geen goed doet. De persoonlijke omstandigheden hebben er ook voor gezorgd dat de vader omgangsmomenten heeft afgezegd (naast dat omgangsmomenten zijn afgezegd vanwege vakanties van beide ouders). Hierbij lijkt de vader uit het oog te verliezen wat dit voor [de minderjarige] betekent. Het is ontzettend belangrijk dat [de minderjarige] op zijn vader kan vertrouwen en bouwen. Hij moet er dus zijn als [de minderjarige] hem verwacht. Het afzeggen van de omgang moet altijd voorkomen worden. De vader moet dus aan zichzelf blijven werken.
3.9.
Het is positief dat het traject “Ouderschap Blijft” binnenkort wordt gestart. Dit is ook beslist nodig om de ouders te helpen om de communicatie te verbeteren en meer vertrouwen in elkaar te krijgen. Dit kan hopelijk onnodige spanningen wegnemen. Zoals de Raad ook op de mondelinge behandeling heeft aangegeven, moeten de ouders uiteindelijk de zorgen die zij hebben over de ander met elkaar kunnen bespreken. Zover is het op dit moment nog niet. Een ouderschapsbemiddelingstraject vraagt veel van ouders, maar de rechtbank wenst te benadrukken dat van beide ouders verwacht wordt dat zij zich volledig inzetten om dit traject in zijn geheel te doorlopen en succesvol af te ronden. De rechtbank acht de ouders hiertoe in staat.
Het gezag
3.10.
Het verzoek om de vader ook met het gezag over [de minderjarige] te belasten, wijst de rechtbank af op grond van artikel 1:253c BW. Naar het oordeel van de rechtbank is er
een onaanvaardbaar risico dat [de minderjarige] klem of verloren zal raken tussen de ouders en het is niet te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen.
3.11.
Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders samen in staat zijn tot een behoorlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen die van belang zijn voor hun kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen of tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen. Op dit moment is de rechtbank onvoldoende gebleken dat de ouders daartoe in staat zijn. Op dit moment communiceren de ouders helemaal niet met elkaar. Zij gaan gelukkig wel een ouderschapsbemiddelingstraject volgen. Ook heeft de moeder op de mondelinge behandeling toegezegd om de school van [de minderjarige] toestemming te geven om de vader toe te laten tot hun informatiesystemen. Zo kan de vader zelf informatie opvragen bij de school hoe het met [de minderjarige] gaat. Hiermee kunnen onnodige misverstanden ook voorkomen worden. In dat kader wijst de rechtbank de moeder ook op haar wettelijke verplichting tot het geven van informatie en het raadplegen van de vader over [de minderjarige] . [1] Samen belangrijke beslissingen nemen over [de minderjarige] acht de rechtbank echter nog niet passend. De situatie is nog steeds kwetsbaar gelet op de omgang die eerst nog uitgebreid moet worden, het ouderschapsbemiddelingstraject dat gestart wordt en de persoonlijke omstandigheden en hulpverlening van de vader. Voorkomen moet worden dat er nu meer spanningen ontstaan tussen de ouders en [de minderjarige] hierdoor klem komt te zitten tussen de ouders.
De hoofdverblijfplaats
3.12.
Omdat het verzoek tot gezamenlijk gezag wordt afgewezen, komt de rechtbank niet meer toe aan het voorwaardelijke verzoek van de moeder om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij haar vast te stellen. Het verzoek wordt daarom afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
stelt vast als omgangsregeling dat onder regie van het sociaal wijkteam de omgang tussen de vader en [de minderjarige] binnen een jaar wordt uitgebreid naar minimaal twee halve dagen of één dag per week onbegeleid bij de vader, in overleg met Plushome en de ouders en met inachtneming van het bepaalde in rechtsoverweging 3.7.;
4.2.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. van der Hilst, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Heezemans als griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2024.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:377b BW.