ECLI:NL:RBGEL:2024:8514

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
05-169789-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugshandel en witwassen met gevangenisstraf

Op 3 december 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die jarenlang betrokken was bij de handel in soft- en harddrugs, alsook bij het witwassen van de opbrengsten hiervan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tussen 14 september 2017 en 22 mei 2024 op verschillende locaties in Nederland, waaronder Voorthuizen, samen met anderen of alleen, opzettelijk grote hoeveelheden cocaïne, MDMA en hennep heeft geteeld, bereid, bewerkt, verkocht en vervoerd. Daarnaast heeft hij een aanzienlijk geldbedrag en luxegoederen verworven, die vermoedelijk afkomstig waren uit misdrijf. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere feiten, waaronder gewoontewitwassen, en is hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de samenleving, en heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05-169789-24
Datum uitspraak : 3 december 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 in [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsvrouw: mr. M.G. Bischop, advocaat in Deventer.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 september 2017 tot en met 22 mei 2024 te [plaats] en/of Voorthuizen, gemeente Barneveld, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
zijnde cocaïne en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2016 tot en met 22 mei 2024 te [plaats] en/of Voorthuizen, gemeente Barneveld, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een (grote) hoeveelheid, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep en/of hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 22 mei 2024 te [plaats] en/of Voorthuizen, gemeente Barneveld, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 259 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of
ongeveer 37,73 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2016 tot en met 22 mei 2024 te [plaats] en/of Voorthuizen, gemeente Barneveld, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (van) een of meerdere voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van ongeveer 110.561 euro en/of
- een horloge van het merk Breitling en/of
- een auto, merk Audi A6 Allroad Quattro (kenteken [kenteken 1] ) en/of
- een auto, merk BMW X5 (kenteken [kenteken 2] ) en/of
- een auto, merk Volkswagen Touran (kenteken [kenteken 3] ) en/of
- een motorfiets, merk BMW S 1000 RR (kenteken [kenteken 4] )
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf, terwijl hij, verdachte, van het plegen van dat feit een gewoonte heeft gemaakt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal witwassen, p. 97-98;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 545-548;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 554-660;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 november 2024.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal witwassen, p. 97-98;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 545-548;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 554-660;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 november 2024.
Feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 364-368;
- het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 398-407;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 november 2024.
Feit 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van witwassen, p. 88-121;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 november 2024.
De Volkswagen Touran
Voor zover door de verdediging is aangevoerd dat ten aanzien van de Volkswagen Touran witwassen niet bewezen kan worden, overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat de Volkswagen Touran op naam stond van zijn vrouw en dat de auto vermoedelijk via zijn schoonvader is aangekocht. De auto is gekocht met geld van zijn vrouw en hemzelf. Mogelijk was dit hun vakantiegeld.
Op grond van de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen is sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Op het moment dat de auto met geld van verdachte en zijn vrouw werd aangekocht zat verdachte immers, zoals hij zelf bekent, op grote schaal in de drugshandel en was sprake van onverklaarbaar vermogen waarover geen belasting werd betaald. Dit betekent dat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat de Volkswagen Touran niet (gedeeltelijk) van misdrijf afkomstig is. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring die de verdachte heeft gegeven niet als zo'n verklaring kan worden aangemerkt. Het aldus door de verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen geeft onvoldoende aanleiding tot een nader onderzoek door het openbaar ministerie. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het ten laste gelegde voorwerp middellijk uit misdrijf afkomstig is.
Met betrekking tot de bewezenverklaring, zoals hieronder vermeld, zal de rechtbank de tenlastelegging splitsen, omdat zij hierna tot de conclusie komt dat ten aanzien van een deel van het ten laste gelegde geldbedrag (à € 85.582,-) de kwalificatieuitsluitingsgrond van toepassing is en dit enkel kan worden gekwalificeerd als eenvoudig witwassen. Omdat een bewezenverklaring en kwalificatie van gewoontewitwassen enkel kan als sprake is van (opzet)witwassen in de zin van artikel 420bis Sr (en dus niet artikel 420bis.1 Sr) zal de rechtbank gewoontewitwasssen ten aanzien van dit deel van het geldbedrag niet verder bespreken en verdachte in zoverre ontslaan van alle rechtsvervolging.
Ten aanzien van het overige deel van het ten laste gelegde geldbedrag (€ 24.979,-) geldt dat de kwalificatieuitsluitingsgrond niet van toepassing is, omdat dit geld is gebruikt voor de contante aankoop van voertuigen en de inkoop van drugs. Opzetwitwassen kan daarmee worden bewezen. Dit geldt ook voor het Breitling horloge, de drie auto’s en de motor. Nu sprake is van meerdere witwashandelingen in een langere periode acht de rechtbank ten aanzien van deze voorwerpen gewoontewitwassen bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
hij
op een of meerdere tijdstippenin
of omstreeksde periode van 14 september 2017 tot en met 22 mei 2024 te [plaats] en/of Voorthuizen, gemeente Barneveld,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk heeft
geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/ofverkocht en
/ofafgeleverd en
/ofverstrekt en
/ofvervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en
/ofeen (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA
en/ofzijnde cocaïne en
/ofMDMA
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij
op een of meerdere tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 maart 2016 tot en met
22 mei 2024 te [plaats] en/of Voorthuizen, gemeente Barneveld,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleenopzettelijk heeft
geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/ofverkocht en
/ofafgeleverd en
/ofverstrekt en
/ofvervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,een (grote) hoeveelheid
, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gramhennep, zijnde hennep
en/of hasjiesjeen middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op
of omstreeks22 mei 2024 te [plaats]
en/of Voorthuizen, gemeente Barneveld,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 259 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en
/ofongeveer 37,73 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en
/ofMDMA
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij
op een of meerdere tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 maart 2016 tot en met
22 mei 2024 te [plaats] en/of Voorthuizen, gemeente Barneveld,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (van)een
of meerderevoorwerp
en, te weten:
- een geldbedrag van ongeveer
85.582euro
en/of- een horloge van het merk Breitling en/of- een auto, merk Audi A6 Allroad Quattro (kenteken [kenteken 1] ) en/of- een auto, merk BMW X5 (kenteken [kenteken 2] ) en/of- een auto, merk Volkswagen Touran (kenteken [kenteken 3] ) en/of- een motorfiets, merk BMW S 1000 RR (kenteken [kenteken 4] )heeft verworven
,envoorhanden heeft gehad,
heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of gebruik heeft gemaaktterwijl hij, verdachte,
en/of zijn mededader(s)wist
(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoedendat
/dieditvoorwerp
(en)- onmiddellijk
of middellijk- afkomstig was
/warenuit
enig (eigen
)misdrijf
, terwijl hij, verdachte, van het plegen van dat feit een gewoonte heeft gemaakt;
en
hij
op een of meerdere tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 maart 2016 tot en met
22 mei 2024 te [plaats] en/of Voorthuizen, gemeente Barneveld,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen(van)
een ofmeerdere voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van ongeveer
24.979euro en
/of- een horloge van het merk Breitling en
/of- een auto, merk Audi A6 Allroad Quattro (kenteken [kenteken 1] ) en
/of- een auto, merk BMW X5 (kenteken [kenteken 2] ) en
/of- een auto, merk Volkswagen Touran (kenteken [kenteken 3] ) en
/of- een motorfiets, merk BMW S 1000 RR (kenteken [kenteken 4] )
heeft verworven, voorhanden heeft gehad
, heeft overgedragen, heeft omgezet,en
/ofgebruik heeft gemaakt terwijl hij, verdachte,
en/of zijn mededader(s)wist
(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoedendat
/die voorwerp
(en
)- onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig (eigen) misdrijf, terwijl hij, verdachte, van het plegen van dat feit een gewoonte heeft gemaakt.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

De kwalificatieuitsluitingsgrond bij feit 4 (witwassen)
De rechtbank heeft onder feit 4 onder meer bewezen verklaard dat verdachte een geldbedrag heeft witgewassen. Dit geldbedrag is opgebouwd uit de volgende bedragen:
  • € 79.192,- contante stortingen na aftrek contante opnames;
  • € 17.212,- contante uitgaven voor (bijvoorbeeld) de aankoop van voertuigen;
  • € 7.767,- contante uitgaven voor de aankoop van drugs;
  • € 6.390,- contant geld dat bij verdachte en in zijn woning is aangetroffen.
Dit betreft steeds geld dat van eigen misdrijf afkomstig is, namelijk het bewezenverklaarde onder de feiten 1 en 2 (de handel in hard- en softdrugs).
Ten aanzien van de contante stortingen op de eigen bankrekening en het contante geldbedrag dat bij verdachte is aangetroffen, bestaan de witwashandelingen van verdachte enkel uit het verwerven en het voorhanden hebben van de geldbedragen. Daarmee is geen sprake van een verhullende handeling, zoals bedoeld in artikel 420bis Sr. Dat betekent dat deze feiten niet kunnen worden gekwalificeerd als (gewoonte)witwassen.
De rechtbank is van oordeel dat het bewezenverklaarde ten aanzien van deze geldbedragen wel kan worden gekwalificeerd als eenvoudig witwassen. Omdat het artikel 420bis.1 Sr pas op 1 januari 2017 in werking is getreden kan de bewezenverklaring pas vanaf dat moment worden gekwalificeerd. Dit betekent dat verdachte ten aanzien van het geldbedrag dat in de periode vóór 1 januari 2017 op de bankrekening van verdachte is gestort (€ 3.050,-) zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 4:
de eendaadse samenloop van:
eenvoudig witwassen, meermalen gepleegd
en
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van het verbod op het gebruik van softdrugs, met een proeftijd van drie jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van het verbod op het gebruik van softdrugs, en een proeftijd van drie jaren.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere (drugsgerelateerde) feiten. Hij heeft jarenlang gedeald in hennep en verschillende soorten harddrugs. Wat begon met de verkoop van drugs aan vrienden en bekenden, groeide vanaf in ieder geval 2020 uit tot een grootschalige, lucratieve en, in zijn eigen woorden, fanatieke handel. Hiermee werd veel (contant) geld verdiend, waarmee verdachte onder meer luxueuze goederen kocht, zoals een chalet, auto’s, een motor en een duur horloge. Daarnaast werden op de rekening van verdachte grote contante stortingen gedaan. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan (gewoonte)witwassen. Verder zijn bij de doorzoeking van zijn woning grote hoeveelheden harddrugs aangetroffen.
Met zijn handelen heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. Dat is kwalijk, omdat het gebruik van drugs gezondheidsrisico’s met zich brengt en de handel daarin gepaard gaat met vele andere vormen van criminaliteit. Hiervan ondervindt ook de samenleving de negatieve gevolgen. Het dealen van drugs geeft namelijk overlast en het veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de buurt. Dit zijn maatschappij-ontwrichtende feiten. Het feit dat verdachte zich daarnaast schuldig heeft gemaakt aan (gewoonte)witwassen, draagt bij aan dit maatschappij-ontwrichtende karakter van de feiten. Boven- en onderwereld raken zo met elkaar verweven.
Uit het op 23 juli 2024 opgemaakte reclasseringsrapport volgt dat het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld tot hoog. De risicoverhogende factoren zijn de leefgebieden financiën en psychosociaal functioneren, namelijk het maken van verkeerde keuzes en het onvoldoende nadenken over zijn handelen en de gevolgen ervan. De reclassering adviseert aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, meewerken aan diagnostiek en het volgen van een ambulante behandeling, een drugsverbod, het vinden van passende dagbesteding en het geven van inzage in zijn financiën.
Verdachte heeft er ter zitting blijk van gegeven inzicht te hebben in de strafwaardigheid van zijn handelen en hij neemt hier inmiddels ook verantwoordelijkheid voor. Verdachte wil het leven dat hij leidde van zich afwerpen en een nieuwe start maken met hulp van de reclassering. Hij heeft nog voordat hij wist wat het oordeel van de rechtbank zou zijn, afstand gedaan van alle in beslag genomen luxegoederen om aan te geven dat hij niets meer van doen wil hebben met de drugshandel en alles wat daaruit is voortgekomen.
Gelet op de aard en ernst van de feiten, is in deze zaak geen andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 55, 57, 420bis, 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder
‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het onder feit 4 bewezenverklaarde niet strafbaar ten aanzien van een geldbedrag van € 3.050,- en ontslaat verdachte voor dit deel van het feit van alle rechtsvervolging;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde voor het overige oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 jaren;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich zal melden op afspraken bij Reclassering Nederland en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht. De reclassering zal contact opnemen met verdachte voor de eerste afspraak;
- verdachte mee zal werken aan diagnostiek en, indien geïndiceerd, gedurende de proeftijd een ambulante behandeling zal volgen bij forensische polikliniek Kairos of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering en de behandelaar dit nodig vinden. Verdachte zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
- verdachte zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van harddrugs en verplicht is ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- verdachte mee zal werken aan het vinden van een voor hem passende dagbesteding zoals vrijwilligerswerk, zo nodig met een daartoe aangewezen organisatie. Dit ter beoordeling van de reclassering. Verdachte zal zich daarbij houden aan de huisregels en aanwijzingen van die organisatie;
- verdachte de reclassering inzicht zal geven in zijn financiën en schulden. Indien de reclassering dit noodzakelijk acht, zal hij meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. A.M. van Hoof (voorzitter), mr. J.M. Graat en mr. R.P.W. van de Meerakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.I. Warringa, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 december 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024235472, onderzoek Flamingo, gesloten op 4 juli 2024, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.