ECLI:NL:RBGEL:2024:8511

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
05-313634-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van vuurwapens, munitie en softdrugs

Op 3 december 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van diverse vuurwapens, munitie en een hoeveelheid softdrugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 november 2022 in Beekbergen, gemeente Apeldoorn, samen met een ander, meerdere vuurwapens van categorie III en munitie in zijn bezit had. Daarnaast werd er een aanzienlijke hoeveelheid hasjiesj aangetroffen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 256 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank overwoog dat het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van de samenleving met zich meebrengt. De verdachte, die op het moment van de feiten 20 jaar oud was, werd als jong en kwetsbaar beschouwd, maar de ernst van de feiten rechtvaardigde een strenge straf. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden van de verdachte en de tijd die hij al in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De verdediging had vrijspraak bepleit, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van onherstelbare vormverzuimen in het proces.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05-313634-22
Datum uitspraak : 3 december 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats] (Colombia),
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. J. de Vries, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 november 2022 te Beekbergen, gemeente Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een of meerdere wapen(s) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een (geladen) alarm revolver, type Bruni Olympic 6, kaliber 22 en/of
- een revolver, merk Smith & Wesson, model .38, kaliber .38 en/of
- een revolver, merk Nagent Army 1895, model Tula met kaliber 7x62x38mmR en/of
- een half geladen (omgebouwd) gaspistool, merk Zoraki, kaliber 9mm kort
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 30 november 2022 te Beekbergen, gemeente Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 8, althans 7 of meerdere patronen munitie, kaliber 22 (aangetroffen in Bruni Olympic 6 kaliber 22) en/of
- 9 kogelpatronen, kaliber 9x17mm ((behorend bij gaspistool Zoraki)
voorhanden heeft gehad;
3.
hij in of omstreeks 30 november 2022 te [plaats] , een wapen van categorie 1, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 30 november 2022 te [plaats] , althans in Nederland een of meerdere wapens(s) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten,
- een vuurwapen (gasrevolver zonder loop), merk Rohm type RG 46 en/of
- een getransformeerd alarm/startrevolver, merk BBM Bruni, type Olympic 6 met 7 stuks kogelpatronen .22 en/of
- een getransformeerd gasrevolver, merk Bruni, 38 BBM met daarin 6 stuks kogelpatronen 22. long rifle
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 30 november 2022 te [plaats] , althans in Nederland, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 7 of meerdere kogelpatronen en/of
- 6 of meerdere kogelpatronen kaliber 22. long rifle
voorhanden heeft gehad;
6.
hij op of omstreeks 30 november 2022 te Beekbergen, gemeente Apeldoorn en/of te [plaats]
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 103 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Verweer tot bewijsuitsluiting

Het verweer van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Uit het proces-verbaal van bevindingen volgt dat op de grond voor de bijrijdersstoel een geopende plastic tas stond met daarin, in het zicht, twee vuurwapens. Verdachte heeft verklaard dat deze tas tijdens de staandehouding onder de bijrijdersstoel stond en zich dus niet in het zicht van de verbalisanten bevond. Deze verklaring wordt volgens de verdediging ondersteund door een Snapchat-foto die verdachte kort voor de staandehouding heeft verstuurd, waarop de betreffende tas niet zichtbaar is, alsmede door de verklaringen van getuigen die bevestigen dat zij deze foto van verdachte hebben ontvangen. Dit maakt dat in dit specifieke geval moet worden getwijfeld aan het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal en de doorzoekingen van de auto en de woning van verdachte dus onrechtmatig waren. Alles dat daarbij is aangetroffen, is een verboden vrucht van deze onrechtmatige doorzoekingen. Dit dient te leiden tot bewijsuitsluiting. Verdachte is namelijk geconfronteerd met onrechtmatig verkregen bewijs en dat raakt het recht op een eerlijk proces, als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (hierna: EVRM). Er moet van kunnen worden uitgegaan dat wat verbalisanten in een proces-verbaal opschrijven klopt.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim. Verdachte heeft pas in een later stadium verklaard dat de tas met vuurwapens onder de bijrijdersstoel lag, hetgeen impliceert dat deze tas door de verbalisant(en) zou zijn verplaatst. Wat er op de Snapchat-foto te zien is, zegt bovendien niets over de situatie die de verbalisanten daadwerkelijk hebben waargenomen bij de staandehouding. Er bestaat dan ook geen reden te twijfelen aan de inhoud van het proces-verbaal van bevindingen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat in beginsel wordt uitgegaan van de juistheid van een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal. Slechts in uitzonderlijke gevallen, indien er concrete aanknopingspunten zijn dat wat in het proces-verbaal wordt vermeld niet juist is of kan zijn, wordt van dat uitgangspunt afgeweken.
De verdediging heeft gesteld dat in dit geval van dit uitgangspunt moet worden afgeweken, omdat de situatie anders is geweest dan uit het proces-verbaal blijkt. Volgens verdachte heeft de tas met vuurwapens ten tijde van de staandehouding namelijk niet in het zicht gestaan, maar onder de bijrijdersstoel. Verdachte heeft deze stelling onderbouwd met een Snapchat-foto die door hem kort voor de staandehouding zou zijn gemaakt en verstuurd.
De rechtbank overweegt dat het verweer van de verdediging impliceert dat verbalisant
[verbalisant 1] (die ter zake de eerste waarneming heeft gedaan) de tas met vuurwapens onder de bijrijdersstoel vandaan moet hebben gehaald bij de controle van de auto aan de bijrijderszijde. Naar het oordeel van de rechtbank is deze stelling niet aannemelijk geworden. Omdat vraagtekens kunnen worden geplaatst bij de authenticiteit van de Snapchat-foto, onder meer omdat de foto niet is voorzien van een datum en dus kan niet worden vastgesteld wanneer de foto is gemaakt, heeft de rechtbank opdracht gegeven tot uitvoerig nader onderzoek naar de authenticiteit. Ondanks pogingen daartoe konden de metadata van de foto echter niet worden achterhaald. Dit maakt dat de authenticiteit van de foto niet getoetst kan worden. Aan de foto komt daarom, wat betreft onderbouwing van de stellingen van de verdediging, geen waarde toe. Daar komt bij dat de verbalisanten die het proces-verbaal hebben opgemaakt als getuigen zijn gehoord bij de rechter-commissaris en daar hebben bevestigd dat het proces-verbaal een juiste weergave bevat van wat zij op dat moment hebben waargenomen. [verbalisant 1] heeft daar specifiek bevestigd dat zij de tas met de wapens niet heeft verplaatst en dat zij meteen in de tas kon kijken. In wat de verdediging daar tegenover heeft gesteld, ziet de rechtbank geen reden hieraan te twijfelen.
De rechtbank concludeert dat niet gebleken is van enig vormverzuim. Het verweer tot bewijsuitsluiting behoeft dan ook geen verdere bespreking en wordt gepasseerd.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit, gelet op het verweer tot bewijsuitsluiting. Dat verweer heeft de rechtbank gepasseerd. Subsidiair heeft de verdediging zich ten aanzien van het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Gelet daarop kan er naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het bewijs van worden uitgegaan dat sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering. Om die reden wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 76;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 158-159;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 167-168;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 175-176;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 182-183;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 november 2024.
Ten aanzien van feit 2
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 76;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 158-159;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 182-183;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 november 2024.
Ten aanzien van feit 3
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 108-109;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 212;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 november 2024.
Ten aanzien van feit 4
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 108-109;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 218;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 223-224;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 229-230;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 november 2024.
Ten aanzien van feit 5
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 108-109;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 223-224;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 229-230;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 november 2024.
Ten aanzien van feit 6
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 108-109;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 84-85;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 november 2024.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 t/m 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks30 november 2022 te Beekbergen, gemeente Apeldoorn,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen, een ofmeerdere wapen
(s
)van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een (geladen) alarm revolver, type Bruni Olympic 6, kaliber 22 en/of- een revolver, merk Smith & Wesson, model .38, kaliber .38 en
/of- een revolver, merk Nagent Army 1895, model Tula met kaliber 7x62x38mmR en
/of- een half geladen (omgebouwd) gaspistool, merk Zoraki, kaliber 9mm kort
zijnde
eenvuurwapen
sin de vorm van een
geweer,revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
en
hij op
of omstreeks30 november 2022 te Beekbergen, gemeente Apeldoorn,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,een
of meerderewapen
(s
)van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een (geladen) alarm revolver, type Bruni Olympic 6, kaliber 22
en/of- een revolver, merk Smith & Wesson, model .38, kaliber .38 en/of- een revolver, merk Nagent Army 1895, model Tula met kaliber 7x62x38mmR en/of- een half geladen (omgebouwd) gaspistool, merk Zoraki, kaliber 9mm kortzijnde
eenvuurwapen in de vorm van een
geweer,revolver
en/of pistoolvoorhanden heeft gehad;
2.
hij op
of omstreeks30 november 2022 te Beekbergen, gemeente Apeldoorn,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen,munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 8, althans 7 of meerdere patronen munitie, kaliber 22 (aangetroffen in Bruni Olympic 6 kaliber 22) en/of- 9 kogelpatronen, kaliber 9x17mm (behorend bij gaspistool Zoraki)
voorhanden heeft gehad;
en
hij op
of omstreeks30 november 2022 te Beekbergen, gemeente Apeldoorn,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
-
8, althans7
of meerderepatronen munitie, kaliber 22 (aangetroffen in Bruni Olympic 6 kaliber 22)
en/of- 9 kogelpatronen, kaliber 9x17mm (behorend bij gaspistool Zoraki)voorhanden heeft gehad;
3.
hij
in of omstreeksop30 november 2022 te [plaats] , een wapen van categorie 1, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op
of omstreeks30 november 2022 te [plaats] ,
althans in Nederland een ofmeerdere wapens
(s
)van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten,
- een vuurwapen (gasrevolver zonder loop), merk Rohm type RG 46 en
/of- een getransformeerd alarm/startrevolver, merk BBM Bruni, type Olympic 6
met 7 stuks kogelpatronen .22en
/of- een getransformeerd gasrevolver, merk Bruni, 38 BBM
met daarin 6 stuks kogelpatronen 22. long riflezijnde
eenvuurwapen
sin de vorm van een
geweer,revolver
en/of pistoolvoorhanden heeft gehad;
5.
hij op
of omstreeks30 november 2022 te [plaats] ,
althans in Nederland,munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 7
of meerderekogelpatronen en
/of- 6
of meerderekogelpatronen kaliber 22. long rifle
voorhanden heeft gehad;
6.
hij op
of omstreeks30 november 2022 te Beekbergen, gemeente Apeldoorn en
/ofte [plaats]
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 103 gram,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gramvan een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 2:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 3:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
feit 5:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 6:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijke strafdeel dient een proeftijd van drie jaren te worden verbonden. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte geen hogere onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd dan de duur van het voorarrest. Daarnaast kan een voorwaardelijk deel worden opgelegd of een taakstraf. Een proeftijd van twee jaren volstaat daarbij. Wanneer verdachte terug zou moeten naar de gevangenis, zou dit alles doorkruisen wat hij tot nu toe tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis heeft opgebouwd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich, grotendeels samen met een ander, schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van meerdere vuurwapens en munitie op de openbare weg. In de auto waarin zij zaten werden verschillende vuurwapens aangetroffen en bij zijn aanhouding had verdachte een doorgeladen vuurwapen in zijn broeksband. Verder werden ook in de woning van verdachte diverse wapens en munitie aangetroffen en was hij in het bezit van een hoeveelheid hasj. De rechtbank vindt dit alles zeer zorgelijk, zeker gezien het feit dat verdachte op de pleegdatum nog maar 20 jaar oud was.
Dergelijke feiten brengen daarnaast een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en grote gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich. Hoewel er geen aanwijzingen zijn voor een link met het criminele milieu en het gebruik van de wapens bij criminele activiteiten, kan in het algemeen worden gesteld dat het voorhanden hebben van wapens het risico met zich brengt dat deze ook daadwerkelijk worden gebruikt. Het is dan ook bijzonder gevaarzettend en daarom dient hier streng en consequent tegen te worden opgetreden. Gelet op de ernst van de feiten kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het tijdsverloop in deze zaak en de jeugdige leeftijd van verdachte. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat uit het reclasseringsadvies volgt dat inmiddels, ruim 20 maanden na de schorsing uit de voorlopige hechtenis, sprake lijkt van stabiliteit op de verschillende leefgebieden. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Geadviseerd wordt aan verdachte een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Deze omstandigheden maken dat de rechtbank verdachte niet terug zal sturen naar de gevangenis en een gevangenisstraf zal opleggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast acht de rechtbank een flinke waarschuwing op zijn plaats in de vorm van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Hiermee beoogt de rechtbank verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Een proeftijd van drie jaren acht de rechtbank daarbij passend en geboden. Nu de gevangenisstraf lager is dan doorgaans in soortgelijke zaken wordt opgelegd, zal de rechtbank daarnaast ook een taakstraf opleggen. Gelet op de hoeveelheid feiten en de ernst daarvan, is de maximale taakstraf op zijn plaats.
Alles afwegend legt de rechtbank op een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen, waarvan 256 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en een taakstraf voor de duur van 240 uur.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet;
- 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
360 dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
256 dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van drie jarenschuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op een
taakstrafvan
240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en
mr. J.M. Graat, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.I. Warringa, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 december 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de Landelijke Eenheid van de politie, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022559410, gesloten op 30 januari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.