ECLI:NL:RBGEL:2024:8507

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
05-313626-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie

Op 3 december 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van diverse vuurwapens en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 november 2022 in Beekbergen, samen met een ander, meerdere vuurwapens van categorie III en munitie van categorie III in zijn bezit had. De tenlastelegging omvatte onder andere een geladen alarmrevolver, een revolver van het merk Smith & Wesson, en verschillende patronen munitie. De verdachte heeft zich verweerd tegen de beschuldigingen door te stellen dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek, met name door een onrechtmatige doorzoeking van de auto waarin hij zich bevond. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen bewijs was voor dit verzuim en dat de verklaringen van de verbalisanten betrouwbaar waren. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 256 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uur. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn positieve ontwikkeling tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05-313626-22
Datum uitspraak : 3 december 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. W. Vahl, advocaat in Barneveld.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 november 2022 te Beekbergen, gemeente Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een of meerdere wapen(s) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een (geladen) alarm revolver, type Bruni Olympic 6, kaliber 22 en/of
- een revolver, merk Smith & Wesson, model .38, kaliber .38 en/of
- een revolver, merk Nagent Army 1895, model Tula met kaliber 7x62x38mmR en/of
- een half geladen (omgebouwd) gaspistool, merk Zoraki, kaliber 9mm kort
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 30 november 2022 te Beekbergen, gemeente Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 8, althans 7 of meerdere patronen munitie, kaliber 22 (aangetroffen in Bruni Olympic 6 kaliber 22) en/of
- 9 kogelpatronen, kaliber 9x17mm ((behorend bij gaspistool Zoraki) en/of
- een projectiel
voorhanden heeft gehad;
3.
hij in of omstreeks 30 november 2022 te [plaats] , althans in Nederland, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- een clilinder (behorend bij een revolver) en/of
- 6x 22 longrifle munitie en/of
- Doosje patronen met daarin ongeveer 48 stuks .38 en/of
- 49 stuks kogelpatronen .38 special (in plastic tas) en/of
- 2x kogelpatronen 9 mm Br.c.(in zwart lederen etui) en/of
- 8x kogelpatronen 22 longrifle en/of
- 1x kogelpatroon .38 special en/of
- 14 x kogelpatronen 7.62 Nagant en/of
- 14x kogelpatronen .38 special
voorhanden heeft gehad;
4.
hij in of omstreeks 30 november 2022 te [plaats] , althans in Nederland, een wapen van categorie IV, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een luchtdrukwapen, type Weihrauch Hw50 voorhanden heeft gehad.

2.Verweer tot bewijsuitsluiting

Het verweer van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Er was sprake van een onrechtmatige doorzoeking. De verbalisanten hebben hun bevoegdheid tot het uitvoeren van een verkeerscontrole misbruikt om de auto te doorzoeken. De tas met vuurwapens is door de verbalisanten onder de bijrijdersstoel vandaan gehaald zonder dat daarvoor een wettelijke grondslag bestond. De Snapchat-foto die door medeverdachte [medeverdachte] kort voor de staandehouding is verzonden, toont aan dat de situatie anders was dan zoals door de verbalisanten is opgeschreven in het proces-verbaal. Dit proces-verbaal vormt de basis voor de vervolging in deze zaak en daarom moet alles wat daaruit is voortgevloeid van het bewijs worden uitgesloten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim. Er is pas in een later stadium verklaard dat de tas met vuurwapens onder de bijrijdersstoel lag, hetgeen impliceert dat deze tas door de verbalisant(en) zou zijn verplaatst. Wat er op de Snapchat-foto te zien is, zegt bovendien niets over de situatie die de verbalisanten daadwerkelijk hebben waargenomen bij de staandehouding. Er bestaat dan ook geen reden te twijfelen aan de inhoud van het proces-verbaal van bevindingen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat in beginsel wordt uitgegaan van de juistheid van een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal. Slechts in uitzonderlijke gevallen, indien er concrete aanknopingspunten zijn dat wat in het proces-verbaal wordt vermeld niet juist is of kan zijn, wordt van dat uitgangspunt afgeweken.
De verdediging heeft gesteld dat in dit geval van dit uitgangspunt moet worden afgeweken, omdat de situatie anders is geweest dan uit het proces-verbaal blijkt. De tas met vuurwapens heeft ten tijde van de staandehouding namelijk niet in het zicht gestaan, maar onder de bijrijdersstoel. Deze stelling is onderbouwd met een Snapchat-foto die medeverdachte
[medeverdachte] kort voor de staandehouding zou hebben gemaakt en verstuurd.
De rechtbank overweegt dat het verweer van de verdediging impliceert dat verbalisant
[verbalisant 1] (die ter zake de eerste waarneming heeft gedaan) de tas met vuurwapens onder de bijrijdersstoel vandaan moet hebben gehaald bij de controle van de auto aan de bijrijderszijde. Naar het oordeel van de rechtbank is deze stelling niet aannemelijk geworden. Omdat vraagtekens kunnen worden geplaatst bij de authenticiteit van de Snapchat-foto, onder meer omdat de foto niet is voorzien van een datum en dus kan niet worden vastgesteld wanneer de foto is gemaakt, heeft de rechtbank opdracht gegeven tot uitvoerig nader onderzoek naar de authenticiteit. Ondanks pogingen daartoe konden de metadata van de foto echter niet worden achterhaald. Dit maakt dat de authenticiteit van de foto niet getoetst kan worden. Aan de foto komt daarom, wat betreft onderbouwing van de stellingen van de verdediging, geen waarde toe. Daar komt bij dat de verbalisanten die het proces-verbaal hebben opgemaakt als getuigen zijn gehoord bij de rechter-commissaris en daar hebben bevestigd dat het proces-verbaal een juiste weergave bevat van wat zij op dat moment hebben waargenomen. [verbalisant 1] heeft daar specifiek bevestigd dat zij de tas met de wapens niet heeft verplaatst en dat zij meteen in de tas kon kijken. In wat de verdediging daar tegenover heeft gesteld, ziet de rechtbank geen reden hieraan te twijfelen.
De rechtbank concludeert dat niet gebleken is van enig vormverzuim. Het verweer tot bewijsuitsluiting behoeft dan ook geen verdere bespreking en wordt gepasseerd.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit, gelet op het verweer tot bewijsuitsluiting. Dat verweer heeft de rechtbank gepasseerd. Subsidiair heeft de verdediging zich ten aanzien van het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Gelet daarop kan er naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het bewijs van worden uitgegaan dat sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering. Om die reden wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 76;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 167-168;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 175-176;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 182-183;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 november 2024.
Ten aanzien van feit 2
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 76;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 182-183;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 november 2024.
Met betrekking tot het eerste gedachtestreepje onder de feiten 1 en 2 overweegt de rechtbank dat dit wapen met munitie in de broeksband van medeverdachte [medeverdachte] zat en op grond van het dossier niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte hiervan op de hoogte was. De rechtbank volgt dus dit verweer van de verdediging en zal verdachte van deze delen van de tenlastelegging vrijspreken.
Ten aanzien van feit 3
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 90-91;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 199-200;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 november 2024.
Ten aanzien van feit 4
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 90-91;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 193-194;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 november 2024.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 t/m 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks30 november 2022 te Beekbergen, gemeente Apeldoorn,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen, een ofmeerdere wapen
(s
)van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een (geladen) alarm revolver, type Bruni Olympic 6, kaliber 22 en/of- een revolver, merk Smith & Wesson, model .38, kaliber .38 en
/of- een revolver, merk Nagent Army 1895, model Tula met kaliber 7x62x38mmR en
/of- een half geladen (omgebouwd) gaspistool, merk Zoraki, kaliber 9mm kort
zijnde
eenvuurwapen
sin de vorm van een
geweer,revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
2.
hij op
of omstreeks30 november 2022 te Beekbergen, gemeente Apeldoorn,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen,munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 8, althans 7 of meerdere patronen munitie, kaliber 22 (aangetroffen in Bruni Olympic 6 kaliber 22) en/of- 9 kogelpatronen, kaliber 9x17mm ((behorend bij gaspistool Zoraki)
en/of- een projectielvoorhanden heeft gehad;
3.
hij
opin of omstreeks30 november 2022 te [plaats] ,
althans in Nederland,munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- een cilinder (behorend bij een revolver) en/of- 6x 22 longrifle munitie en
/of- Doosje patronen met daarin ongeveer 48 stuks .38 en
/of- 49 stuks kogelpatronen .38 special (in plastic tas) en
/of- 2x kogelpatronen 9 mm Br.c.(in zwart lederen etui) en
/of- 8x kogelpatronen 22 longrifle en
/of- 1x kogelpatroon .38 special en
/of- 14 x kogelpatronen 7.62 Nagant en
/of- 14x kogelpatronen .38 special
voorhanden heeft gehad;
4.
hij
opin of omstreeks30 november 2022 te [plaats] ,
althans in Nederland,een wapen van categorie IV, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een luchtdrukwapen, type Weihrauch Hw50 voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Ontslag van alle rechtsvervolging voor feit 4
De rechtbank heeft onder feit 4 bewezen verklaard dat verdachte een wapen van categorie IV voorhanden heeft gehad. Uit artikel 26, vijfde lid, in samenhang met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie volgt dat het voorhanden hebben van een wapen van categorie IV alleen strafbaar is voor minderjarigen. Voor meerderjarigen is het alleen strafbaar een wapen van deze categorie te
dragen. Dit betekent dat het feit niet kan worden gekwalificeerd als strafbaar feit en verdachte ten aanzien van dit feit zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
feit 2:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van de feiten

De feiten onder 1, 2 en 3 zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijke strafdeel dient een proeftijd van drie jaren te worden verbonden. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte geen hogere onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd dan de duur van het voorarrest. Daarnaast kan een voorwaardelijk deel worden opgelegd als stok achter de deur en eventueel een taakstraf. Gelet op het lage recidiverisico volstaat een proeftijd van twee jaren. Verdachte heeft tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis een behandeling afgerond en het is hem gelukt zijn leven zelfstandig een positieve draai te geven. Het is dan ook niet passend verdachte terug naar de gevangenis te sturen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van meerdere vuurwapens en munitie op de openbare weg. In de auto waarin zij zaten werden verschillende vuurwapens aangetroffen en ook in zijn woning had verdachte diverse munitie aanwezig. De rechtbank vindt dit alles zorgelijk, zeker gezien het feit dat verdachte op de pleegdatum nog maar 21 jaar oud was.
Dergelijke feiten brengen daarnaast een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en grote gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich. Hoewel er geen aanwijzingen zijn voor een link met het criminele milieu en het gebruik van de wapens bij criminele activiteiten, kan in het algemeen worden gesteld dat het voorhanden hebben van wapens het risico met zich brengt dat deze ook daadwerkelijk worden gebruikt. Het is dan ook bijzonder gevaarzettend en daarom dient hier streng en consequent tegen te worden opgetreden. Gelet op de ernst van de feiten kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het tijdsverloop in deze zaak en de jeugdige leeftijd van verdachte. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat verdachte in de ruim 20 maanden dat hij geschorst is geweest in positieve zin aan zichzelf heeft gewerkt. Uit het reclasseringsadvies volgt dat hij tijdens zijn schorsing een behandeltraject heeft afgerond. Hij heeft laten zien voldoende zelfredzaam te zijn en de weg naar reguliere hulpverlening te kunnen vinden indien nodig. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag en geadviseerd wordt aan verdachte een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Deze omstandigheden maken dat de rechtbank verdachte niet terug zal sturen naar de gevangenis en een gevangenisstraf zal opleggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast acht de rechtbank een flinke waarschuwing op zijn plaats in de vorm van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Hiermee beoogt de rechtbank verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Een proeftijd van drie jaren acht de rechtbank daarbij passend en geboden. Nu de gevangenisstraf aanmerkelijk lager is dan doorgaans in soortgelijke zaken wordt opgelegd, zal de rechtbank daarnaast ook een taakstraf opleggen.
Alles afwegend legt de rechtbank op een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen, waarvan 256 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en een taakstraf voor de duur van
180 uur.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder
‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het onder 4 bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte voor dit feit van alle rechtsvervolging;
 verstaat dat het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
360 dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
256 dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van drie jarenschuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op een
taakstrafvan
180 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en
mr. J.M. Graat, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.I. Warringa, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 december 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de Landelijke Eenheid van de politie, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022559410, gesloten op