ECLI:NL:RBGEL:2024:8454

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
05-020695-22 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een zedenzaak met betrekking tot verkrachting

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 29 november 2024 uitspraak gedaan in een zedenzaak waarbij de verdachte werd beschuldigd van verkrachting van de aangeefster, met wie hij een relatie had. De tenlastelegging omvatte verschillende vormen van geweld en dwang, waarbij de verdachte de aangeefster zou hebben gedwongen tot seksuele handelingen tegen haar wil. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangeefster en de getuigen onvoldoende steun bieden voor de beschuldigingen. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verklaring van de aangeefster onbetrouwbaar was. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. Daarom is de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Tevens is de benadeelde partij, de aangeefster, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen bewezenverklaring was.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/149225-24
Datum uitspraak : 29 november 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] in ( [postcode] ) [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. C.R. Pirone, advocaat in Rijen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting
van 15 november 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode tussen 27 augustus 2016 en 27 september 2018 te [plaats] , in elk geval in Nederland, en/of te Parijs, in elk geval in Frankrijk,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het brengen/duwen van zijn penis en/of zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het brengen/duwen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer] en/of
- het brengen/duwen van zijn penis en/of zijn vinger(s) in de anus van die [slachtoffer] en/of,
- het (hardhandig) knijpen in de borsten van die [slachtoffer] en/of
- het met kracht slaan op/tegen de billen van die [slachtoffer] en/of
- het plassen/urineren over het lichaam van die [slachtoffer] ,
welk geweld en/of een andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, hierin heeft/hebben bestaan dat verdachte (telkens) opzettelijk,
- herhaaldelijk heeft gevraagd en/of heeft gezeurd om anale seks te hebben, tot het moment dat zij daar maar aan toe heeft gegeven en/of
- de handen/armen van die [slachtoffer] strak heeft vastgepakt en/of (vervolgens) op haar rug heeft gelegd en/of op haar rug heeft vastgehouden en/of
- het hoofd van die [slachtoffer] zo hard naar beneden heeft geduwd en/of (daarbij) zijn penis zo diep in haar mond heeft geduwd, dat die [slachtoffer] (bijna) moest kokhalzen en/of
- (opeens) zijn handen om de keel van die [slachtoffer] heeft gedaan en/of vervolgens de keel gedurende langere tijd heeft, (met kracht) heeft dichtgeknepen/dichtgedrukt, op zodanige wijze dat die [slachtoffer] geen lucht meer kreeg en/of
- die [slachtoffer] de woorden “hoer” en/of “slet” heeft toegevoegd, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of die [slachtoffer] in het gezicht heeft gespuugd en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: “Als ik daar zin in heb, dan doe ik dat”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking
- en/of meerdere malen voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie en/of afhankelijkheidssituatie heeft doen ontstaan, waaraan die [slachtoffer] zich niet kon of durfde te onttrekken.

2.De standpunten

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft daartoe, kort gezegd, het volgende naar voren gebracht. De aangifte van [slachtoffer] vindt voldoende steun in de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] en de chatgesprekken tussen [slachtoffer] en verdachte.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer] .
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft voor vrijspraak gepleit en heeft daartoe, kort samengevat, aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer] niet betrouwbaar is. De onbetrouwbaarheid blijkt uit verschillende WhatsAppgesprekken tussen [slachtoffer] en verdachte, die de verdediging ter terechtzitting aan de rechtbank heeft overgelegd. Hierdoor is de verklaring van [slachtoffer] onbruikbaar voor het bewijs. Indien de verklaring van [slachtoffer] wel voor het bewijs wordt gebruikt is er onvoldoende steunbewijs. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat wel wordt voldaan aan het bewijsminimum, dan is de verdediging van oordeel dat de overtuiging ontbreekt.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Wettelijk kader
Ten laste is gelegd dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een zedenfeit, te weten verkrachting van [slachtoffer] , met wie hij destijds een relatie had. De rechtbank stelt voorop dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door het gegeven dat slechts twee personen aanwezig zijn geweest bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: de aangever of aangeefster en de verdachte. Ook in deze zaak is dat het geval. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen met zich dat slechts de verklaringen van de aangever als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn.
Volgens artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van één getuige, in dit geval de verklaring van [slachtoffer] . Deze bepaling heeft als doel te zorgen voor een deugdelijke bewijsbeslissing. De rechter kan niet tot een bewezenverklaring komen als door één getuige feiten en omstandigheden naar voren worden gebracht die op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Het steunbewijs moet “voldoende steun” geven aan de verklaring van die getuige, dat wil zeggen dat het steunbewijs op relevante wijze in verband moet staan met de inhoud van de verklaring van die getuige. Het steunbewijs mag in beginsel niet enkel afkomstig zijn van dezelfde bron. Een ‘de auditu-verklaring’ (een van horen zeggen-verklaring), levert onvoldoende steunbewijs op. Wel kunnen bepaalde waarnemingen of vaststellingen die niet van de getuige afkomstig zijn voldoende steunbewijs opleveren. Voor een bewezenverklaring is daarnaast vereist dat de rechtbank uit de wettige bewijsmiddelen onverminderd de overtuiging heeft gekregen dat de verdachte de hem verweten feiten heeft begaan.
Beoordeling
De rechtbank moet, nog los van de vraag of de verklaring van [slachtoffer] als betrouwbaar kan worden aangemerkt, beoordelen of er voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is voor de verklaring van [slachtoffer] .
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat verdachte en [slachtoffer] tussen 2016 en 2018 een relatie hebben gehad. De lezingen over wat er tijdens de relatie op seksueel gebied heeft plaatsgevonden, lopen uiteen. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij gedurende de relatie seksuele handelingen heeft moeten verrichten en dulden tegen haar wil in. Verdachte heeft verklaard dat de seksuele handelingen, zoals vermeld op de tenlastelegging, hebben plaatsgevonden, maar hij ontkent dat de seksuele handelingen onder dwang hebben plaatsgevonden. Als aangeefster iets niet wilde of stop zei, stopte het.
In het dossier bevinden zich de getuigenverklaringen van twee vriendinnen van aangeefster, [getuige 2] en [getuige 1] . Zij hebben verklaard over wat aangeefster hen heeft verteld over de seksuele handelingen tussen haar en verdachte. Deze verklaringen zijn dus gebaseerd op de verklaringen van één en dezelfde bron, namelijk [slachtoffer] . Ook hebben de getuigen verklaard over hun eigen waarneming met betrekking tot de emoties die zij bij [slachtoffer] hebben gezien toen zij vertelde over de seksuele handelingen tussen haar en verdachte en als zij over verdachte sprak. De rechtbank overweegt dat met het gebruiken van een (ondersteunend) bewijsmiddel waar het gaat om iemands gemoedstoestand, terughoudend moet worden omgegaan. De emoties zijn door de getuigen enige tijd na het strafbare feit waargenomen en staan in een te ver verwijderd verband. De verklaringen over de emoties van [slachtoffer] , kunnen dus niet worden gebruikt als steunbewijs.
Verder heeft getuige [getuige 1] ook verklaard over een voorval tussen haar en verdachte. Zij heeft verklaard dat zij een keer bij verdachte is blijven slapen nadat de relatie tussen hem en [slachtoffer] was gestopt, hij toen haar keel heeft dichtgeknepen en zijn vingers bij haar naar binnen heeft gestoken. Toen zij probeerde om verdachte van zich af te houden en aangaf dat hij dat niet moest doen, stopte hij. De rechtbank is van oordeel dat ook dit onderdeel van haar verklaring niet als steunbewijs kan dienen, omdat geen sprake is van opvallende onderlinge gelijkenissen tussen haar verklaring en die van [slachtoffer] . In tegendeel, dit onderdeel van haar verklaring past juist bij de verklaring van verdachte, dat hij soms het initiatief nam tot het hebben van seks, soms ook ‘grensverleggende seks’ maar wel stopt als iemand aangeeft dat niet te willen. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de getuigenverklaringen van Kremer en [getuige 1] onvoldoende steun opleveren voor de verklaring van [slachtoffer] .
In het dossier bevinden zich daarnaast de WhatsApp-berichten tussen verdachte en [slachtoffer] op 27 en 28 december 2017. De rechtbank stelt allereerst vast dat de WhatsApp-gesprekken in het dossier zijn geselecteerd door [slachtoffer] . De rechtbank concludeert dat de door [slachtoffer] gemaakte selectie van de WhatsApp-gesprekken wijzen in de richting van een dominante verdachte. Verdachte heeft ter terechtzitting echter toegelicht dat deze gesprekken voor meerdere uitleg vatbaar zijn, zoals bijvoorbeeld onderstaand gesprek:
“ [slachtoffer] : nou die avond ging je gwn slapen het boeide niet eens dat ik moest huilen
Verdachte: wat zegt huilen nou
Verdachte: ik huil niet
[slachtoffer] : Zo beleef je er toch geen plezier aan? Als je vriend je wurgt tegen je wil in?
Verdachte: Maar daar heb ik meer dan recht toe”.
Verdachte heeft ter zitting toegelicht dat hij met het laatste bericht reageerde op het eerder verstuurde bericht “ik huil niet”. Hij wilde aangeven dat hij meer dan recht had om te huilen, niet om haar te wurgen tegen haar wil in. De rechtbank stelt vast dat aangeefster en verdachte zeer kort na elkaar berichten sturen waardoor een bericht soms een reactie is niet op het vorige bericht maar op een bericht dáárvoor of nog eerder. De gesprekken kunnen hierdoor voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Voorts heeft verdachte in een gesprek aangegeven haar helemaal niet te dwingen (tot perverse dingen) en dat dwingen nooit goed is.
De raadsvrouw heeft daarbij ter terechtzitting een andere selectie van WhatsApp-gesprekken tussen [slachtoffer] en verdachte uit 2017 en 2018 overgelegd. Hieruit komt naar het oordeel van de rechtbank een heel ander beeld naar voren. Uit de berichten volgt dat [slachtoffer] zelf ook meerdere seksuele voorstellen doet aan verdachte en zij samen bepaalde seksuele handelingen bespreken. Ook geeft [slachtoffer] in berichten in de tenlastegelegde periode aan dat ze “de seks met verdachte echt fijn vindt” en zich “op haar gemak voelt bij verdachte”. Deze WhatsApp-berichten ondersteunen de verklaring van [slachtoffer] niet.
Alles overwegende komt de rechtbank tot de slotsom dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken.

4.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het feit een vordering tot schadevergoeding ingediend en vordert € 182,67 aan materiële schade en € 5.000,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Overweging van de rechtbank
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

5.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Bruins (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. A.J.H. Steenweg rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.I. Nelissen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 november 2024.