4.5.[gedaagde] heeft zich echter beroepen op verrekening met een vordering die zij stelt te hebben op [eiser] . Zij heeft in dit verband in reconventie een schadevergoeding ter hoogte van in totaal € 22.547,10 gevorderd. Volgens [gedaagde] dient [eiser] dit bedrag aan haar te vergoeden omdat hij, zo stelt [gedaagde] , enerzijds een aantal werkzaamheden niet heeft verricht en anderzijds is tekortgeschoten in de uitvoering van diverse door hem verrichte werkzaamheden. Daarover wordt overwogen als volgt.
- Vroegtijdig gestaakte werkzaamheden
4.5.1Volgens [gedaagde] heeft [eiser] ten onrechte de werkzaamheden vroegtijdig gestaakt en de samenwerking voortijdig beëindigd. Toen [eiser] de bouwplaats verliet had hij een aantal werkzaamheden nog niet verricht, namelijk het aanleggen van de dekvloer onder de carport, het ophangen van de deuren, het verrichten van kitwerkzaamheden en het aanbrengen van de plinten. [gedaagde] heeft deze werkzaamheden door lokale aannemers uit laten voeren en daarvoor heeft zij een bedrag van in totaal € 4.030,00 betaald. Dit bedrag moet [eiser] aan [gedaagde] vergoeden, aldus [gedaagde] .
4.5.2.De kantonrechter overweegt dat voor een succesvol beroep op artikel 6:74 BW onder meer vereist is dat sprake is van schade. Daarvan is in dit geval evenwel geen sprake. Niet is geschil is immers dat [eiser] de werkzaamheden op regiebasis verrichtte en dat hij voor de hiervoor genoemde werkzaamheden geen kosten aan [gedaagde] in rekening heeft gebracht. Niet gebleken is dan ook dat wanneer [gedaagde] de werkzaamheden door [eiser] had laten verrichten, zij in een andere vermogenspositie zou verkeren dan thans – waarbij de werkzaamheden door andere aannemers zijn verricht – het geval is. Van schade is daarom geen sprake. Dit onderdeel van de vordering in reconventie ligt daarom voor afwijzing gereed.
4.5.3.[gedaagde] heeft gesteld dat [eiser] de reeds in de woning aanwezige stalen trapspijlen onnodig en ten onrechte heeft verwijderd en heeft weggegooid in de container. [eiser] heeft deze stellingen op zijn beurt niet gemotiveerd betwist. Als onvoldoende gemotiveerd betwist staat daarom vast dat [eiser] de reeds in de woning aanwezige trapspijlen zonder toestemming van [gedaagde] heeft verwijderd en heeft weggegooid. Daarmee is [eiser] tekortgeschoten in de nakoming van een verbintenis uit de aannemingsovereenkomst. Op grond van het bepaalde in artikel 6:74 BW dient hij de kosten aan [gedaagde] te vergoeden die nodig zijn om het trapgat weer te voorzien van stalen trapspijlen in de staat waarin zij verkeerden voorafgaand aan de verwijdering. [gedaagde] heeft gesteld dat de door haar geleden schade € 3.097,50 bedraagt omdat zij voor de aanschaf van de nieuwe stalen trapspijlen een bedrag van € 2.245,00 heeft betaald en voor de plaatsing een bedrag van € 852,50.
4.5.4.De kantonrechter overweegt dat op door [gedaagde] overgelegde foto’s (producties 13 en 14 van [gedaagde] ) te zien is dat in de woning oorspronkelijk zes trapspijlen waren geplaatst en dat [gedaagde] na verwijdering van deze trapspijlen tien nieuwe stalen trapspijlen heeft laten plaatsen. Zonder verdere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom de vier extra geplaatste trapspijlen voor rekening van [eiser] behoren te komen. Daarnaast dient naar het oordeel van de kantonrechter gelet op de staat van de oorspronkelijke trapspijlen een korting nieuw voor oud van 75% te worden toegepast. Het vorenstaande betekent dan ook dat [gedaagde] voor de plaatsing van zes nieuwe trapspijlen een bedrag van € 511,50 (60% x € 852,50) mag berekenen en voor de aanschaf daarvan een bedrag van € 673,50 ((€ 2.245,00 x 60%) x 50%). Dit onderdeel van de vordering in reconventie is derhalve toewijsbaar tot een bedrag van € 1.185,00.
4.5.5.[gedaagde] heeft gesteld dat het tegelwerk in de badkamer niet goed en niet deugdelijk is uitgevoerd omdat de door [eiser] ingeschakelde tegelzetter de tegels niet symmetrisch heeft geplaatst en hij dit niet eerst met [gedaagde] heeft overlegd. Daarmee heeft hij, zo stelt [gedaagde] , in strijd gehandeld met de Uitvoeringsrichtlijn voor het aanbrengen van wand- en vloertegels in reguliere binnentoepassing. Ook zijn de ruimtes tussen de muur- en vloertegels zodanig groot dat het werk als gebrekkig moet worden aangemerkt, aldus [gedaagde] .
4.5.6.[eiser] heeft betwist dat het tegelwerk gebrekkig is. Hij heeft daartoe aangevoerd dat wanneer de voegen tussen de wand- en vloertegels doorlopen op de door [gedaagde] gewenste wijze, in de hoeken kleine tegeltjes geplaatst moeten worden en dat het resultaat daarvan ook niet mooi is. Als [gedaagde] de tegels op andere wijze had willen laten aanbrengen, dan had zij eerst zelf een tekening daarvan moeten overleggen, aldus [eiser] .
4.5.7.De stelplicht en bewijslast van de stelling dat het tegelwerk ondeugdelijk is aangebracht, rusten op [gedaagde] omdat zij zich op de rechtsgevolgen van die stelling beroept. [gedaagde] heeft daartoe diverse foto’s van het tegelwerk overgelegd (productie 16 van [gedaagde] ). Daaruit blijkt dat de vloer- en wandtegels niet symmetrisch zijn aangebracht met als gevolg dat de voegen tussen deze tegels niet doorlopen. Gelet hierop is de kantonrechter van oordeel dat de tegels vanuit esthetisch oogpunt ondeugdelijk zijn aangebracht. Niet in geschil is dat de door [eiser] ingeschakelde tegelzetter deze wijze van aanbrengen niet eerst met [gedaagde] heeft overlegd. Dit levert een tekortkoming op in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. [eiser] heeft de stelling van [gedaagde] dat de tegelzetter door [eiser] is ingeschakeld, onvoldoende gemotiveerd weersproken. Bovendien blijkt uit de door [eiser] overgelegde facturen dat hij de kosten van de tegelzetter aan [gedaagde] heeft gefactureerd. Daarmee staat vast dat het tegelwerk in onderaanneming is uitgevoerd. Op grond van het bepaalde in artikel 7:751 BW blijft [eiser] ook in dat geval onverminderd aansprakelijk voor de deugdelijke nakoming van de aannemingsovereenkomst. [eiser] moet daarom de kosten voor herstel van het tegelwerk aan [gedaagde] te vergoeden. De in dit verband door [gedaagde] gevorderde herstelkosten ter hoogte van € 2.915,42, waarvan [eiser] de hoogte niet heeft betwist, zijn derhalve toewijsbaar.
- Plaatsing deur badkamer
4.5.8.[gedaagde] heeft gesteld dat [eiser] op de eerste verdieping de deuropening tussen de badkamer en de slaapkamer op een andere plek heeft gerealiseerd dan partijen zijn overeengekomen. Dit heeft tot gevolg dat tijdens het gebruik van de douche het (spattende) water in de slaapkamer terechtkomt en in de slaapkamer diverse maatkasten niet kunnen worden geplaatst, aldus [gedaagde] .
4.5.9.[eiser] heeft aangevoerd dat op de bouwtekeningen geen maatvoering is vermeld en dat de afmetingen van de badkamer in de loop van de tijd zijn gewijzigd. Partijen zijn voorts mondeling een wijziging van de locatie van de deuropening overeengekomen, aldus [eiser] .
4.5.10Tussen partijen is niet in geschil dat de locatie van de door [eiser] gerealiseerde deuropening afwijkt van de locatie zoals die is getekend op de bouwtekening. Anders dan [eiser] stelt, hebben de door hem gestelde omstandigheden niet tot gevolg dat de locatie van de deuropening moest worden gewijzigd. Evenmin is gebleken dat partijen mondeling een wijziging van de locatie van de deuropening zijn overeengekomen zoals [eiser] heeft gesteld. [eiser] heeft het bestaan van die mondelinge afspraak, hoewel dit op zijn weg had gelegen, niet nader onderbouwd. Uitgangspunt is dan ook dat [gedaagde] de deuropening op een andere locatie heeft gerealiseerd dan partijen zijn overeengekomen. Daarmee is hij tekortgeschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. De door [gedaagde] in dit verband gevorderde herstelkosten van € 1.271,28, waarvan [eiser] de hoogte niet heeft betwist, zijn derhalve toewijsbaar.
- Plaatsing panlatten carport
4.5.11Als onweersproken staat vast dat [eiser] in de carport van de woning diverse panlatten verkeerd heeft geplaatst waardoor de dakplaten niet goed konden worden bevestigd. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] de kosten om dit gebrek te herstellen aan [gedaagde] dient te vergoeden. [gedaagde] vordert in dit verband blijkens het door haar als productie 25 overgelegde overzicht betaling van een bedrag van € 2.904,00. Dit bedrag komt de kantonrechter echter onredelijk hoog voor. Op de door [gedaagde] overgelegde filmopname van de carport (productie 22) is te zien dat in de carport circa vijftien panlatten zijn geplaatst en daarvan moest volgens de stellingen van [gedaagde] een aantal dakplaten worden verplaatst. Door [gedaagde] is niet toegelicht en onvoldoende onderbouwd waarom met het enkel verplaatsen van een aantal reeds aanwezige dakplaten een bedrag van € 2.904,00 is gemoeid. Het enkel verwijzen naar een brief van Holding Ernst waarin is vermeld
“Panlatten carport verkeerd geplaatst 2 man, 3 dagen € 2.904,00”is daarvoor in elk geval onvoldoende. Bij gebreke van een deugdelijke onderbouwing zal de kantonrechter de schade schatten op een bedrag van € 120,00, overeenkomend met twee manuur. Dit onderdeel van de vordering in reconventie is derhalve toewijsbaar tot dit bedrag.
4.5.12.Als onvoldoende gemotiveerd weersproken staat vast dat tijdens de werkzaamheden van [eiser] een lekkage in de kelder is ontstaan waardoor (een behoorlijke hoeveelheid) water de kelder insijpelde. [eiser] dient de kosten om dit gebrek te herstellen aan [gedaagde] te vergoeden. De door [gedaagde] gevorderde herstelkosten van € 360,00, waarvan [eiser] de hoogte niet heeft betwist, zullen derhalve worden toegewezen.
- Plaatsing binnendeurkozijnen
4.5.13.Als onvoldoende gemotiveerd weersproken staat vast dat [gedaagde] twee binnendeurkozijnen afwijkend van de bouwtekeningen heeft gemonteerd, met een verkeerde draairichting. [eiser] dient de kosten om dit gebrek te herstellen aan [gedaagde] te vergoeden. De door [gedaagde] gevorderde herstelkosten van € 363,00, waarvan [eiser] de hoogte niet heeft betwist, zullen derhalve worden toegewezen.
4.5.14.[gedaagde] heeft gesteld dat [eiser] verantwoordelijk was voor de coördinatie van de werkzaamheden door derden en voor het doorgeven van de planning aan deze derden. Op 13 februari 2024 stonden in afstemming met [eiser] diverse installatiewerkzaamheden door [bedrijf 1] gepland maar de overige werkzaamheden in de woning waren niet ver genoeg gevorderd om de geplande werkzaamheden door [bedrijf 1] uit te laten voeren. [bedrijf 1] vertrok daarom zonder de werkzaamheden te hebben verricht maar bracht wel de kosten voor de gereserveerde uren ad € 508,20 bij [gedaagde] in rekening. Deze kosten dient [eiser] te vergoeden, aldus [gedaagde] .
4.5.15.[eiser] heeft betwist dat hij verantwoordelijk was voor de coördinatie en het doorgeven van de planning aan derden. [eiser] was niet de hoofdaannemer en hij was niet verantwoordelijk voor de werkzaamheden die de door [gedaagde] ingeschakelde arbeidskrachten uitgevoerd hebben, aldus [eiser] .
4.5.16.De kantonrechter overweegt als volgt. Waar het [gedaagde] is die stelt dat [eiser] verantwoordelijk was voor de coördinatie van de werkzaamheden en het doorgeven van de planning aan [bedrijf 1] , had het, gelet op de gemotiveerde betwisting van die stelling door [eiser] , op haar weg gelegen die stelling nader te onderbouwen. [gedaagde] heeft echter geen omstandigheden naar voren gebracht of stukken overgelegd waaruit de coördinerende rol van [eiser] jegens [bedrijf 1] blijkt. Niet gebleken is dan ook dat [eiser] daarvoor verantwoordelijk was. Van een tekortkoming in de nakoming van de aannemingsovereenkomst is dan ook geen sprake, zodat dit onderdeel van de vordering in reconventie voor afwijzing gereed ligt.
4.5.17.[gedaagde] heeft gesteld dat [eiser] – tegen de instructies van [gedaagde] in – de door [gedaagde] ingehuurde container van [bedrijf 2] overvol heeft gemaakt en een grote hoeveelheid puin in de container heeft geplaatst. Aan [gedaagde] is daarom door [bedrijf 2] in plaats van het overeengekomen bedrag van € 400,00 een bedrag van € 2.571,25 in rekening gebracht. [eiser] dient het meerdere in rekening gebrachte bedrag van € 2.171,25 aan [gedaagde] te vergoeden, aldus [gedaagde] .
4.5.18.[gedaagde] heeft betwist dat hij de container in strijd met de daarvoor geldende voorwaarden heeft gebruikt. Gelet op deze betwisting, had het op de weg van [eiser] gelegen om die stelling nader te onderbouwen maar zij heeft dat nagelaten. Van een tekortkoming is derhalve niet gebleken. Maar ook wanneer wel vast zou komen te staan dat [eiser] teveel puin in de container heeft gegooid, valt niet in te zien waarom de kosten voor het afvoeren van het extra bouwafval en puin voor rekening van [eiser] zouden moeten komen. Kennelijk was sprake van aanzienlijk meer bouwafval en puin dan [gedaagde] voorafgaand aan het inhuren van de container had ingeschat. Wanneer in de container de overeengekomen hoeveelheid afval en puin was gelegd, dan had [gedaagde] nog steeds het overschot aan bouwafval en puin op haar eigen kosten moeten laten afvoeren. Niet gebleken is dat de kosten voor het afvoeren van dat overschot in dat geval lager zouden zijn geweest dan thans het geval is geweest. Van schade is derhalve ook niet gebleken. Dit onderdeel van de vordering in reconventie ligt derhalve voor afwijzing gereed.
- Onverschuldigde betaling
4.5.19.[gedaagde] heeft gesteld dat in de gevel van de woning scheuren zijn ontstaan en dat [eiser] daarvoor verantwoordelijk was. [eiser] heeft, zo stelt [gedaagde] , na het ontstaan van de scheuren herstelwerkzaamheden aan de gevel uitgevoerd en de daaraan bestede uren heeft hij aan [gedaagde] in rekening gebracht bij facturen van 2, 3 en 4 november 2023 voor een totaalbedrag van € 1.247,20. Dit factuurbedrag is door [gedaagde] onverschuldigd aan [eiser] betaald, aldus [gedaagde] .
4.5.20.[eiser] heeft betwist dat de uren die in de facturen van 2, 3 en 4 november 2023 in rekening zijn gebracht, allemaal zien op de uitvoering van de herstelwerkzaamheden aan de achtergevel. Volgens [eiser] moest de pui van de woning gedemonteerd worden omdat daaronder een nieuwe balk geplaatst moest worden. Deze werkzaamheden moesten – ongeacht de scheuren in de gevel – worden verricht en in voormelde facturen zijn met name kosten voor deze werkzaamheden in rekening gebracht. In de facturen zijn circa vier uren in rekening gebracht voor het herstellen van de scheuren in de gevel, aldus [eiser] .
4.5.21.[gedaagde] heeft het verweer van [eiser] niet gemotiveerd weersproken. Daarmee staat vast dat [eiser] een bedrag van € 229,92 (4 uur x uurloon (incl. btw) € 57,48) heeft gefactureerd voor het herstellen van schade waarvoor hij zelf aansprakelijk is. Voor betaling van deze kosten door [gedaagde] bestaat derhalve geen rechtsgrond. Daarmee heeft [gedaagde] dit bedrag onverschuldigd aan [eiser] betaald. De in dit verband gevorderde terugbetaling door [gedaagde] is dan ook toewijsbaar tot een bedrag van € 229,29.
4.5.22.[gedaagde] heeft gesteld dat [eiser] tijdens het bouwproces zonder toestemming gebruik had gemaakt van de aanwezige bouwstofzuiger van [gedaagde] en dat de stofzuiger vervolgens defect is geraakt omdat [eiser] was vergeten de stofzuiger te voorzien van een stofzuigerzak en daardoor stof in de motor van de stofzuiger was terechtgekomen.
4.5.23.[eiser] heeft betwist dat hij schade aan de stofzuiger heeft toegebracht. De kantonrechter overweegt dat het gelet op deze betwisting op de weg van [gedaagde] had gelegen nader te onderbouwen dat de stofzuiger door toedoen van [eiser] defect is geraakt. Dit heeft zij echter nagelaten. Het enkel stellen dat [eiser] de stofzuiger heeft gebruikt zonder de stofzuiger te voorzien van een stofzuigerzak, is daarvoor in elk geval onvoldoende. Dit onderdeel van de vordering ligt derhalve voor afwijzing gereed.
4.5.24.[gedaagde] heeft gesteld dat zij als gevolg van de uitloop van de verbouwing tot 9 mei 2024 aanvullende verplichtingen had met betrekking tot de aflossing van haar hypotheek. Deze extra kosten had zij niet gehad als [eiser] zijn werkzaamheden niet voortijdig had gestaakt, aldus [gedaagde] .
4.5.25.De kantonrechter constateert op basis van de hiervoor uiteengezette feiten dat [eiser] de werkzaamheden eind april 2024 heeft gestaakt en dat op dat moment nog de volgende werkzaamheden verricht moesten worden: het aanleggen van de dekvloer onder de carport, het ophangen van deuren, het verrichten van kitwerkzaamheden en het aanbrengen van de plinten. Zonder verdere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom deze werkzaamheden in de weg stonden aan het betrekken van de woning op 1 mei 2024. De kantonrechter is daarom van oordeel dat – voor zover al vast zou komen te staan dat partijen een deadline zijn overeengekomen – [gedaagde] door het laten oplopen van de extra hypotheekkosten niet heeft voldaan aan de schadebeperkingsplicht als bedoeld in artikel 6:101 BW. Dit onderdeel van de vordering ligt dan ook voor afwijzing gereed.
4.5.26.[eiser] heeft erkend dat hij beschikt over de meldcodes voor de ISDE-subsidie en de tekeningen en foto’s van de gelegde vloerverwarming. [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegezegd deze stukken aan [gedaagde] te zullen overhandigen. Dit onderdeel van de vordering in reconventie is dan ook toewijsbaar. De in dit kader door [gedaagde] gevorderde dwangsom zal worden toegewezen op de wijze zoals hierna in de beslissing is omschreven.