ECLI:NL:RBGEL:2024:8431

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
AWB - 23 _ 4324
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit UWV over Wajong garantiebedrag en terugvordering voorschot

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, wordt het beroep van eiseres tegen besluiten van het UWV behandeld. Eiseres, die sinds 10 juli 2008 een Wajong-uitkering ontvangt, heeft in 2020 een negatief belastbaar resultaat uit onderneming behaald. Het UWV heeft haar geen garantiebedrag toegekend op basis van artikel 8:8 van de Wajong, omdat zij in december 2020 geen inkomen zou hebben gehad. Eiseres betwist dit en stelt dat zij wel degelijk omzet heeft gegenereerd. De rechtbank oordeelt dat het UWV onterecht heeft vastgesteld dat eiseres geen recht heeft op het garantiebedrag. De rechtbank concludeert dat de wetgever niet heeft bedoeld om het inkomensbegrip te beperken tot een positief resultaat uit onderneming. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van het UWV en draagt hen op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens wordt het UWV veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/4324

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. R.M. Noorlander),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(gemachtigde: [naam gemachtigde]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen:
a. a) het besluit van het UWV om de uitkering van eiseres op grond van de Wet arbeidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) over het jaar 2021 definitief vast te stellen en te bepalen dat eiseres geen recht heeft op een garantiebedrag op grond van artikel 8:8, eerste lid, onderdeel a, van de Wajong (hierna: het garantiebedrag); en
b) het besluit van het UWV om van eiseres een bedrag van € 2.971,56 aan verstrekt voorschot op grond van de Wajong over het jaar 2021 terug te vorderen.
1.1.
Het UWV heeft deze besluiten genomen op 22 november 2022 (a) en 23 november 2022 (b). Met het bestreden besluit van 14 juni 2023 op de bezwaren van eiseres is het UWV bij deze besluiten gebleven.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres met haar partner en haar gemachtigde.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres ontvangt sinds 10 juli 2008 een Wajong-uitkering en heeft naast haar uitkering met haar partner twee webshops (voor schoonmaakmiddelen en voor kleine woonaccessoires).
Het UWV heeft eiseres bij brief van 20 oktober 2020 geïnformeerd over een verandering van de regels van de Wajong per 1 januari 2021. Vanaf 1 januari 2021 kijkt het UWV voor de berekening van de hoogte van de uitkering naar de grondslag die voor eiseres geldt en de inkomsten uit werk of uitkering die eiseres naast de Wajong-uitkering ontvangt. Het UWV neemt 70% van de grondslag en trekt daar 70% van de inkomsten vanaf. Om te voorkomen dat de uitkering lager wordt, krijgt eiseres mogelijk een garantie. Die garantie houdt in dat het UWV bij het berekenen van de uitkering een vergelijking maakt tussen een minimumbedrag (het garantiebedrag) en de uitkering berekend volgens de nieuwe regels. Eiseres heeft dan vanaf 1 januari 2021 recht op het hoogste bedrag van deze twee. Eiseres krijgt het garantiebedrag alleen als zij in december 2020 en januari 2021 inkomen heeft naast haar Wajong-uitkering, aldus deze brief.
2.1.
In verband met haar inkomsten uit arbeid heeft het UWV aan eiseres in 2021 een voorschot op haar Wajong-uitkering verleend.
2.2.
Na ontvangst van de gegevens van de Belastingdienst over het inkomen van eiseres over 2020 en 2021 heeft het UWV bepaald dat eiseres niet in aanmerking komt voor het garantiebedrag en daarnaast de Wajong-uitkering van eiseres over 2021 definitief vastgesteld. Uit deze vaststelling vloeide voort dat eiseres een te hoog voorschot had ontvangen. Een en ander heeft geresulteerd in de bestreden besluitvorming.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het UWV op goede gronden heeft vastgesteld dat eiseres in 2021 niet in aanmerking komt voor het garantiebedrag en in het verlengde daarvan of het UWV de definitieve Wajong-uitkering over 2021 juist heeft vastgesteld. Voorts beoordeelt de rechtbank of het UWV terecht heeft besloten dat eiseres te veel voorschot heeft ontvangen en dit moet terugbetalen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.1.
Het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Standpunt van het UWV
4. Het UWV heeft de Wajong-uitkering over 2021 definitief vastgesteld en berekend dat het totale voorschot dat eiseres in 2021 heeft ontvangen € 2.971,56 bruto hoger is dan de uitkering waarop eiseres in 2021 recht heeft. Eiseres moet de te veel ontvangen uitkering terugbetalen. Daarom wordt het bedrag van € 2.971,56 teruggevorderd. Eiseres komt niet in aanmerking voor het garantiebedrag, omdat zij niet voldoet aan de voorwaarde dat zij in de maanden december 2020 en januari 2021 inkomsten had naast haar Wajong-uitkering. Eiseres had over het hele jaar 2020 geen inkomsten als zelfstandige of andere inkomsten, aldus het UWV.
Uit de gegevens van de Belastingdienst blijkt immers dat eiseres in 2020 een negatief bedrijfsresultaat heeft gehad, zodat niet wordt voldaan aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een garantiebedrag. Dat eiseres wel heeft gewerkt en investeringen heeft gedaan in het bedrijf waardoor het bedrijfsresultaat negatief is, maakt dit volgens het UWV niet anders.
Het UWV wijst erop dat de terugvordering tot een lager bedrag beperkt was gebleven indien eiseres zelf had doorgegeven dat zij in 2021 inkomen ging ontvangen.
Volgens het UWV slaagt het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel niet omdat door het UWV op geen enkel moment een toezegging is gedaan en eiseres is geïnformeerd dat het inkomen over 2020 van belang was om in aanmerking te komen voor een garantiebedrag. Eiseres heeft in september 2021 aangifte gedaan bij de Belastingdienst en toen de investeringen opgevoerd. Op dat moment had zij de keuze kunnen maken om deze investeringen niet op te voeren.
Evenmin is er sprake van een kennelijk onredelijk resultaat als bedoeld in artikel 4:1, elfde lid, van het Algemeen Inkomensbesluit socialezekerheidswetten (AIB), omdat de situatie van eiseres niet dusdanig bijzonder is dat van de wet- en regelgeving afgeweken zou moeten worden, aldus het UWV.
De berekening van het teruggevorderde bedrag is volgens het UWV juist, het voorschot is bruto betaald zodat ook de afgedragen loonheffing terecht wordt teruggevorderd. Het UWV ziet geen dringende reden om van terugvordering af te zien, maar eiseres hoeft voorlopig niets aan het UWV terug te betalen omdat haar inkomen lager is dan de beslagvrije voet, aldus het UWV.
Standpunt van eiseres
5. Volgens eiseres zou het UWV moeten inzien dat zij ook in 2020 inkomen heeft genoten op grond van het volgende.
Eiseres heeft in december 2020 omzet gegenereerd en ook in de overige maanden van 2020.
In 2020 heeft eiseres kleine investeringen gedaan en advies gevraagd hoe zij het bedrijf beter in de markt kon zetten. Het gaat om een bedrag van in totaal € 2.582,-.
Als eiseres zou hebben geweten dat het opvoeren van het bedrag van € 2.582,- in haar belastingaangifte tot gevolg zou hebben dat zij geen recht zou hebben op het garantiebedrag, dan had zij deze investeringen niet gedaan, en was het bedrijfsresultaat positief geweest.
Volgens eiseres is de vraag aan de orde wat in dit verband onder inkomen moet worden verstaan. Zoals uit de stukken blijkt, heeft eiseres omzet gegenereerd en werkzaamheden verricht. Het UWV is gevraagd om het inkomensbegrip over het jaar 2020 op grond van artikel 4:1, elfde lid, van het AIB, anders uit te leggen dan het inkomensbegrip op grond van artikel 3:2, eerste en tweede lid, van het AIB. Het doel van de overgangsregeling is niet de verrekening van inkomen, zoals bij het AIB het geval is. Om die reden zou artikel 3:2, tweede lid van het AIB buiten toepassing moeten worden gelaten, waardoor (via negatief inkomen) wel een garantiebedrag voor eiseres wordt vastgesteld.
Eiseres heeft in 2020 wel gewerkt, maar loopt de aanspraak op het garantiebedrag mis. Dat heeft niet alleen financiële gevolgen voor 2021, maar ook voor de jaren die volgen. Als zij goed en tijdig was geïnformeerd, dan had zij haar boekhouder gevraagd de aftrekposten anders op te nemen, waardoor er voor 2020 wel een positief resultaat was geweest.
Vanwege een boekhoudkundige beslissing dreigt eiseres nu de aanspraak op het garantiebedrag mis te lopen. Mocht artikel 4:1, elfde lid, van het AIB geen oplossing kunnen bieden, dan stelt eiseres zich op het standpunt dat het besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.
Volgens eiseres is het doel van het Besluit garantiebedrag Wajong om werkende Wajongers als eiseres te ondersteunen, door te voorkomen dat zij in inkomen achteruitgaan vanwege de aanpassing in de verrekening van inkomsten. Door een boekhoudkundige werkelijkheid, waardoor bij toeval door corona en extra afschrijvingen over 2020 geen winst is behaald, terwijl het bedrijf in de voorgaande jaren vaak wel winst behaalde, dreigt eiseres nu het garantiebedrag mis te lopen.
Wat vindt de rechtbank?
6. Aan de definitieve vaststelling van de Wajong-uitkering over het jaar 2021 en de daaruit voortvloeiende terugvordering ligt ten grondslag dat eiseres volgens het UWV niet in aanmerking komt voor het garantiebedrag. Daarom zal de rechtbank eerst beoordelen of het UWV zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor het garantiebedrag.
6.1.
In artikel 8:8, eerste lid, aanhef, en onder a, van de Wajong is bepaald dat het UWV een garantiebedrag vaststelt voor de jonggehandicapte die in de maand voor inwerkingtreding van artikel I, onderdelen S, W, Z, AA en BB van de wet van 27 mei 2020 tot wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en enkele andere wetten in verband met verdere activering van de participatie van jonggehandicapten en het harmoniseren van de verschillende regimes Wajong (Stb. 2020, 173), inkomen geniet en in de daaropvolgende maand nog steeds inkomen geniet.
Uit deze wettelijke bepaling volgt dus dat eiseres in de maanden december 2020 en januari 2021 inkomen moet hebben genoten.
6.2.
Volgens het UWV heeft eiseres geen recht op het garantiebedrag omdat zij in de maand december 2020 geen inkomen had. Daarbij baseert het UWV zich op definitieve aanslag Inkomstenbelasting (IB) over het jaar 2020. Deze aanslag vermeldt een belastbare winst uit onderneming van € 50,- negatief. en een MKB-vrijstelling van € 7,- negatief
6.3.
De rechtbank stelt, mede op grond van wat op de zitting is besproken, vast dat het negatieve bedrijfsresultaat van eiseres over het jaar 2020 niet in geschil is. De rechtbank zal hiervan dan ook bij de verdere beoordeling uitgaan. Evenmin is in geschil dat eiseres over het jaar 2021 een positief bedrijfsresultaat heeft behaald. Dit betekent dat, voor de beoordeling van de vraag of het UWV terecht geen garantiebedrag heeft vastgesteld, enkel moet worden beoordeeld of eiseres in december 2020 geen inkomen heeft genoten, zoals het UWV stelt.
6.4.
Artikel 8:8, achtste lid, van de Wajong bepaalt dat in dit artikel en de daarop berustende bepalingen onder inkomen wordt verstaan het inkomen, bedoeld in artikel 2:6 dan wel (het inmiddels vervallen) artikel 3:48, achtste lid, zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van artikel I, onderdeel OO, van de in het eerste lid, onderdeel a, genoemde wet.
Voor Wajongers met een uitkering op grond van de Wajong 2010 en de Wajong 2015 is in het AIB bepaald wat onder inkomen wordt verstaan. Voor Wajongers met een uitkering op grond van de oude Wajong van voor 2010 is het inkomensbegrip geregeld in een ministeriële regeling.
6.5.
Aan eiseres is een Wajonguitkering toegekend met ingang van 10 juli 2008, zodat op haar de bepalingen van toepassing zijn zoals opgenomen in hoofdstuk 3 van de Wajong (de oude Wajong van voor 1 januari 2010). Dit betekent dat in dit geval (het inmiddels vervallen) artikel 3:48, achtste lid, van de Wajong toepasselijk is. Volgens deze bepaling wordt bij ministeriële regeling bepaald wat onder inkomen en loon wordt verstaan. Deze ministeriële regeling is de (ook vervallen) Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering met inkomen (de Regeling).
6.6.
Artikel 2a, eerste lid, aanhef, en onder e, van de Regeling, zoals deze gold op 31 december 2020, bepaalt dat onder inkomen moet worden verstaan:
de belastbare winst uit onderneming, bedoeld in paragraaf 3.2.1. van de Wet inkomstenbelasting 2001, vermeerderd met de ondernemersaftrek, bedoeld in artikel 3.74 van die wet en vermeerderd met de MKB-winstvrijstelling, bedoeld in artikel 3.79a van die wet, met dien verstande dat de bestanddelen van de winst, bedoeld in artikel 3.78, derde lid, onderdelen a, b en c van die wet, niet geacht worden te behoren tot de winst.
Indien de berekening van de winst leidt tot een negatief bedrag, dan wordt de winst op nihil gesteld, aldus het derde lid van artikel 2a van de Regeling.
6.7.
De rechtbank volgt eiseres in haar standpunt dat het doel van het Besluit garantiebedrag Wajong is om werkende Wajongers te ondersteunen. In de Memorie van Toelichting (MvT) staat dat door het instellen van een garantiebedrag wordt gewaarborgd dat werkende Wajongers er door de geharmoniseerde regeling voor inkomensondersteuning niet – of in ieder geval niet direct – op achteruitgaan. [1] Door het UWV is niet weersproken dat eiseres in (december) 2020 een werkende Wajonger was.
6.8.
Bij Wajongers die in loondienst werken bestaat in de regel geen onduidelijkheid over wat onder inkomen moet worden verstaan, namelijk het loon. Dit is per definitie een positief bedrag. Bij zelfstandigen, zoals eiseres, kan het inkomen (de belastbare winst uit onderneming) echter zowel positief als negatief zijn. Volgens de Regeling wordt een negatief bedrag aan winst op nihil gesteld. Deze nihil stelling laat echter onverlet dat ook in dat geval nog steeds sprake is van inkomen volgens de definitie van de Regeling (zie hiervoor onder 6.6.). Overigens is dit evenzo het geval in het AIB.
In de MvT vindt de rechtbank geen aanwijzingen dat de wetgever heeft bedoeld om het in het AIB en de Regeling vastgestelde inkomensbegrip te beperken tot – in dit geval – een positief resultaat uit onderneming. De (directe) verwijzing naar de artikelen 2.6 en 3:48, achtste lid, van de Wajong en de (indirecte) verwijzing naar het AIB en de Regeling duidt hier ook niet op.
In het bestreden besluit schrijft het UWV dat de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een garantiebedrag gelden voor zowel mensen die werkzaam zijn in loondienst als voor mensen die als zelfstandige werken, en dat iemand die in loondienst werkt en in december 2020 of in januari 2021 geen loon heeft ontvangen, ook niet aan de voorwaarden voldoet.
Hiermee miskent het UWV echter dat voor mensen in loondienst en voor mensen die werken als zelfstandige een ander inkomensbegrip geldt, zoals de rechtbank hiervoor uiteen heeft gezet.
6.9.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat het UWV op onjuiste gronden bij de definitieve vaststelling van de Wajonguitkering van eiseres over het jaar 2021 heeft bepaald dat eiseres geen recht heeft op een garantiebedrag op grond van artikel 8:8, eerste lid, onderdeel a, van de Wajong en dat het UWV eveneens op onjuiste gronden een bedrag van € 2.971,56 aan verstrekt voorschot op grond van de Wajong over het jaar 2021 van eiseres heeft teruggevorderd.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. De rechtbank zal het bestreden besluit daarom vernietigen. De rechtbank ziet geen mogelijkheid zelf in de zaak te voorzien aangezien zij niet over alle daarvoor benodigde informatie beschikt. Het UWV zal daarom een nieuwe beslissing moeten nemen op het bezwaarschrift.
7.1.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding van de proceskosten die zij heeft gemaakt, zijnde de kosten van rechtsbijstand. Het UWV moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De vergoeding bedraagt € 875,- per procespunt, te weten één punt voor het beroepschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting van 23 augustus 2024 en dat is tezamen € 1.750,-. Daarnaast moet het UWV aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 50,- vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het UWV op om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 50,- dat eiseres heeft betaald moet vergoeden;
  • veroordeelt het UWV tot betaling aan eiseres van € 1.750,- aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. van Lee, rechter, in aanwezigheid van J. de Graaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.TK 2018-2019, 35 213, nr. 3 van 3 juni 2019, pagina 11 van de MvT op de Wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en enkele andere wetten in verband met verdere activering van de participatie van jonggehandicapten en het harmoniseren van de verschillende regimes Wajong.