ECLI:NL:RBGEL:2024:8427
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van de aanvraag voor een verklaring omtrent het gedrag (VOG) voor een chauffeurskaart in verband met een zedendelict
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verklaring omtrent het gedrag (VOG) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd afgewezen op basis van een voorwaardelijk sepot dat eiser op 5 februari 2021 kreeg voor het bezit en/of verspreiding van kinderpornografie. De staatssecretaris oordeelde dat een zedendelict niet verenigbaar is met de functie van taxichauffeur, gezien het risico voor de veiligheid van passagiers. Eiser betwistte de afwijzing en voerde aan dat de aard van zijn gedraging niet ernstig genoeg was voor een weigering van de VOG. Hij stelde dat het om wraakporno ging en dat de omstandigheden van zijn zaak niet vergelijkbaar waren met andere zedenzaken.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich terecht baseerde op de justitiële gegevens en dat de afwijzing van de VOG niet onredelijk was. De rechtbank erkende de belangen van eiser, maar concludeerde dat de bescherming van de samenleving zwaarder woog. Eiser had een groot persoonlijk belang bij het verkrijgen van de VOG, maar de rechtbank vond dat de staatssecretaris een zwaarder gewicht mocht toekennen aan het belang van de samenleving. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg en geen vergoeding van proceskosten ontving.
De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de Beleidsregels VOG-NP-RP 2022 en het verscherpte toetsingskader voor aanvragen van VOG's in gevallen van zedendelicten. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de VOG evident niet disproportioneel was, gezien de ernst van het gepleegde delict en de impact op het slachtoffer.