ECLI:NL:RBGEL:2024:8427

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
AWB - 23 _ 5891
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van de aanvraag voor een verklaring omtrent het gedrag (VOG) voor een chauffeurskaart in verband met een zedendelict

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verklaring omtrent het gedrag (VOG) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd afgewezen op basis van een voorwaardelijk sepot dat eiser op 5 februari 2021 kreeg voor het bezit en/of verspreiding van kinderpornografie. De staatssecretaris oordeelde dat een zedendelict niet verenigbaar is met de functie van taxichauffeur, gezien het risico voor de veiligheid van passagiers. Eiser betwistte de afwijzing en voerde aan dat de aard van zijn gedraging niet ernstig genoeg was voor een weigering van de VOG. Hij stelde dat het om wraakporno ging en dat de omstandigheden van zijn zaak niet vergelijkbaar waren met andere zedenzaken.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich terecht baseerde op de justitiële gegevens en dat de afwijzing van de VOG niet onredelijk was. De rechtbank erkende de belangen van eiser, maar concludeerde dat de bescherming van de samenleving zwaarder woog. Eiser had een groot persoonlijk belang bij het verkrijgen van de VOG, maar de rechtbank vond dat de staatssecretaris een zwaarder gewicht mocht toekennen aan het belang van de samenleving. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg en geen vergoeding van proceskosten ontving.

De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de Beleidsregels VOG-NP-RP 2022 en het verscherpte toetsingskader voor aanvragen van VOG's in gevallen van zedendelicten. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de VOG evident niet disproportioneel was, gezien de ernst van het gepleegde delict en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/5891

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. J.J.A.P. van Breukelen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. A.N.O. Keita).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser voor een verklaring omtrent het gedrag (VOG).
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 17 mei 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 24 juli 2023 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 3 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser heeft op 21 maart 2023 verzocht om afgifte van een VOG voor de toekenning van een chauffeurskaart bij [bedrijf] in [plaats].
2.1.
De staatssecretaris heeft het verzoek afgewezen. Hij heeft zich daarbij gebaseerd op de Beleidsregels VOG-NP-RP 2022 [1] (Beleidsregels) en het specifieke screeningsprofiel “taxibranche; chauffeurskaart”. Uit het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) is naar voren gekomen dat op 5 februari 2021 de officier van justitie aan eiser een voorwaardelijk sepot met een proeftijd van 2 jaren (19 februari 2021 - 19 februari 2023) heeft verleend op grond van ‘reclasseringsbelang’ voor het bezit en/of verspreiding van kinderpornografie (artikel 240b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht). De staatssecretaris is van mening dat een zedendelict niet samengaat met de functie van taxichauffeur en dat er een risico is dat eiser dit nog een keer doet. Volgens de staatssecretaris is het weigeren van de VOG niet onredelijk. De bescherming van de samenleving weegt zwaarder dan eisers persoonlijke belang om als taxichauffeur te werken. De staatssecretaris heeft meegewogen dat het zogenoemde ‘verscherpte toetsingskader’ van toepassing is.
3. Eiser voert aan dat de aard van de gedraging in dit specifieke geval onvoldoende ernstig van aard is om het verscherpte toetsingskader toe te passen. De feiten en omstandigheden van dit geval zijn niet vergelijkbaar met de feiten en omstandigheden die in andere zedenzaken of kinderpornografiezaken aan de orde zijn en waarop de beleidsregels doelen. Volgens eiser gaat het eigenlijk om wraakporno.
3.1.
Tussen partijen is niet langer in geschil dat in deze zaak de Beleidsregels van toepassing zijn. Volgens paragraaf 3.1.3.4 wordt aan de hand van het toepasselijke screeningsprofiel het risico voor de samenleving in kaart gebracht, op basis waarvan vervolgens wordt bepaald of sprake is van een belemmering voor een behoorlijke uitoefening van de functie, taak of bezigheid waarvoor de VOG is aangevraagd. Volgens het hier van toepassing zijnde screeningsprofiel “Taxibranche; chauffeurskaart” is de houder van de chauffeurskaart verantwoordelijk voor het welzijn en de veiligheid van de passagiers. Het kan voorkomen dat passagiers in een tijdelijke afhankelijkheidspositie verkeren ten opzichte van de houder van de chauffeurskaart. Hierbij bestaat het risico van onder meer zedendelicten.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris mag afgaan op de justitiële gegevens zoals die in het JDS zijn vastgelegd en daarop zijn oordeel mag baseren aangezien uit de delictsomschrijving duidelijk is dat het om kinderporno gaat. De stelling van eiser dat het om wraakporno zou gaan, wat hier ook van zij, leidt niet tot een ander oordeel. Immers, wraakporno is net als kinderporno een zedendelict. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt mogen stellen dat een zedendelict, indien herhaald tijdens het uitoefenen van de functie van taxichauffeur, een belemmering vormt voor een behoorlijke uitoefening van die functie. Zoals volgt uit het screeningsprofiel bestaat het risico op zedendelicten als passagiers alleen zijn en een tijdelijke afhankelijkheidsrelatie met de taxichauffeur hebben. Het plegen van een zedendelict is niet verenigbaar met de taken en bezigheden van een taxichauffeur, gezien het risico voor het welzijn en de veiligheid van passagiers.
De beroepsgrond slaagt niet.
4. Eiser voert aan dat de afwijzing in dit geval disproportioneel is. Volgens eiser weegt zijn belang bij het verkrijgen van de aangevraagde VOG zwaarder dan het belang van de samenleving. Het gaat om een éénmalig incident waarbij een zeer beperkt aantal foto’s van één meisje is verstuurd naar drie of vier andere personen uit haar omgeving. Het gaat dus niet om het produceren van kinderporno, het grootschalig bezit daarvan en/of het openbaar verspreiden van kinderporno. Het gaat ook om materiaal dat door het meisje zelf is geproduceerd en dat zij vrijwillig aan eiser heeft verstrekt. Verder is eiser bekend met een autisme spectrum stoornis, een licht verstandelijk beperking en een angststoornis. Ook heeft de reclassering geadviseerd op eiser het minderjarigenstrafrecht toe te passen, ondanks het feit dat eiser op dat moment bijna 21 jaar was.
Volgens eiser is het standpunt van de staatssecretaris over het advies van de reclassering onbegrijpelijk. Dit miskent immers alles wat de reclassering over eiser heeft geschreven, hetgeen er op neerkomt dat aan eiser juist minder hoge eisen kunnen worden gesteld op dat vlak. Eiser voert aan dat ondanks dat de ondersteuning ten aanzien van angsten en paniek niet volledig van de grond is gekomen de betrokken professionals het risico op herhaling als heel laag tot laag inschatten. Dus kan wel degelijk de conclusie worden getrokken dat de kans op herhaling van het zedendelict zo klein is dat hij een VOG kan krijgen
Eiser heeft een groot persoonlijk belang bij het kunnen verkrijgen van een VOG. Mede gelet op zijn bijzondere persoonlijke omstandigheden is het voor eiser erg lastig om werk te vinden, heeft hij geen inkomen en enige schuldenproblematiek. Het is hem de afgelopen tijd niet gelukt om werk te vinden en/of voor langere tijd te behouden. Hij leeft sinds enige tijd van een bijstandsuitkering. Hij heeft echter veel interesse in werk als taxichauffeur. Hij heeft reeds in 2020 zijn chauffeursdiploma gehaald maar kan dit niet gebruiken zonder dat hij een VOG heeft. Dit is voor hem de enige waarschijnlijke manier om op duurzame wijze tot de arbeidsmarkt toe te treden.
4.1.
In dit geval geldt gelet op paragraaf 3.1.4.2 van de Beleidsregels een verscherpt toetsingskader, omdat eiser in de tien jaren voorafgaand aan het moment van beoordeling met justitie in aanraking is gekomen wegens een misdrijf tegen de zeden. Als uitgangspunt geldt dan dat de VOG wordt geweigerd. De VOG kan alleen worden afgegeven als de weigering van de VOG evident disproportioneel is. Of de weigering evident disproportioneel is, wordt beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval.
5. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake was van een evident disproportionele weigering van de VOG. Hoewel in de aflooprapportage een laag herhalingsrisico is vastgesteld is ook van belang dat ten tijde van de VOG-aanvraag nog niet veel tijd was verstreken sinds het sepot. De staatssecretaris heeft ook gewicht mogen toekennen aan het feit dat het slachtoffer van het zedendelict 14 jaar oud was en dat eiser meerderjarig was. Ook heeft de staatssecretaris van belang mogen achten dat een zedendelict ernstige inbreuk maakt op de persoonlijke vrijheid en lichamelijke integriteit van het slachtoffer en dat de situatie voor het slachtoffer zeer beangstigend, bedreigend en ook vernederend is geweest. Verder heeft de staatssecretaris erop mogen wijzen dat hoewel de reclassering bij eiser geen aanwijzingen heeft gevonden voor specifieke zedenproblematiek, de reclassering wel heeft geconcludeerd dat eisers psychosociaal functioneren direct in relatie stond met het door hem gepleegde zedendelict. Hoewel de belangen van eiser bij het kunnen uitoefenen van de functie van taxichauffeur duidelijk zijn, is de rechtbank van oordeel dat, rekening houdend met alle naar voren gebrachte omstandigheden deze tezamen genomen geen aanleiding geven de weigering van de VOG evident disproportioneel te achten. De staatssecretaris mocht een zwaarder gewicht toekennen aan het belang van de samenleving dan aan het belang van eiser bij afgifte van een VOG.
De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Rosmalen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Stcrt. 29 juni 2022, nr. 17343.