ECLI:NL:RBGEL:2024:8395

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
05/132208-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk brand stichten met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar

Op 26 november 2024 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in 2008, die beschuldigd werd van het opzettelijk stichten van brand in een woning. De verdachte heeft samen met anderen op 29 januari 2024 brand gesticht door molotovcocktails tegen de woning van het slachtoffer te gooien, wat leidde tot gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor aanwezige personen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de officier van justitie een werkstraf van 120 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk, heeft geëist. De verdediging pleitte voor een geheel voorwaardelijke straf, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van het feit een zwaardere straf rechtvaardigde. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een vastgestelde autismespectrumstoornis en eerdere gedragsproblematiek. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding en toezicht door de Jeugdreclassering. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/132208-24
Datum uitspraak : 26 november 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
raadsman: mr. A.H.T. de Haas, advocaat in Putten.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een terechtzitting achter gesloten deuren.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 januari 2024 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk, brand heeft gesticht in/aan een woning gelegen aan de [adres 2] , door open vuur in aanraking te brengen met een of meerdere flessen gevuld met benzine, althans een brandbare stof, (een) zogenaamde molotovcocktail(s)/brandbom(men), en deze (vervolgens) (telkens) tegen, althans voor de (voor)deur van die woning te gooien, ten gevolge waarvan brand is ontstaan in en voor die woning, terwijl daarbij (telkens) gemeen gevaar voor in die woning en/of in (een) nabijgelegen woning(en), aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of (telkens) levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de woning en/of in (een) nabijgelegen woning(en) aanwezige personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 17-18;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 65-66;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 november 2024.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks29 januari 2024 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,opzettelijk
,brand heeft gesticht
in/aan een woning gelegen aan de [adres 2] , door open vuur in aanraking te brengen met
een ofmeerdere flessen gevuld met benzine,
althans een brandbare stof, (een)zogenaamde molotovcocktail
(s
)/brandbom(men),en deze
(vervolgens
) (telkens)tegen, althans voor de
(voor
)deur van die woning te gooien, ten gevolge waarvan brand is ontstaan in en voor die woning, terwijl daarbij
(telkens)gemeen gevaar voor in die woning en
/of in (een) nabijgelegen woning(en),aanwezige goederen
, in elk geval gemeen gevaar voor goederenen
/of (telkens)levensgevaar en
/ofgevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de woning en
/of in (een) nabijgelegen woning(en)aanwezige personen
, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderente duchten was.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 120 uur waarvan 60 uur voorwaardelijk. De officier van justitie eist daarbij een proeftijd van 2 jaar met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en de dadelijke uitvoerbaarheid hiervan.
De tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, moet daarvan worden afgetrokken.
De officier van justitie heeft daarnaast geëist dat het -inmiddels geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte wordt opgeheven.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Daarnaast heeft de raadsman een geheel voorwaardelijke straf bepleit.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, betrekt de rechtbank de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder die is begaan. Ook houdt de rechtbank rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met de inhoud van de volgende stukken:
  • het uittreksel Justitiële Documentatie van 9 oktober 2024 (het strafblad);
  • het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 29 oktober 2024;
  • het psychodiagnostisch onderzoek van at.zorg, door R. Celebi, Orthopedagoog en A. Vonck, GZ-psycholoog;
  • de vaststellingsovereenkomst met schadevergoeding na Mediation in Strafzaken, van 30 oktober 2024.
In het bijzonder neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
Strafblad
Uit de justitiële documentatie van [verdachte] volgt dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest voor soortgelijke feiten.
De ernst van het feit
[verdachte] heeft samen met twee anderen brand gesticht. Hij heeft één van de twee molotovcocktails gegooid tegen de woning van het slachtoffer en haar gezin. Uit het verslag van het mediationgesprek leidt de rechtbank af dat het ingrijpende gevolgen heeft gehad voor het slachtoffer. De rechtbank vindt daarom dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig en een gevaarlijk strafbaar feit. [verdachte] heeft tijdens de zitting verklaard dat hij spijt heeft en niet nadacht toen hij de molotovcocktail gooide.
Het advies van de Raad voor de Kinderbescherming
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft het volgende over verdachte gerapporteerd. Er is een persoonlijkheidsonderzoek bij at.zorg afgenomen. Het lijkt of [verdachte] onvoldoende heeft kunnen inschatten wat de gevolgen van zijn aandeel binnen het delict zijn geweest. Als reactie op het delictgedrag lijkt een (deels) voorwaardelijke werkstraf passend te zijn. [verdachte] leert daarmee dat gedrag consequenties heeft. [verdachte] kan daarmee tevens laten zien dat hij bezig blijft met positieve stappen in zijn leven zoals school/werken en meewerken met de hulpverlening. Hierbij is reclasseringstoezicht belangrijk, om een vinger aan de pols te houden maar ook om [verdachte] te laten weten dat er toezicht en monitoring plaatsvindt.
Er is een psychodiagnostisch onderzoek uitgevoerd door at.zorg. Het is aannemelijk dat [verdachte] sociaal-emotioneel jonger gedrag laat zien ten opzichte van zijn leeftijdsgenoten en dat er sprake is van trauma en forse hechtingsproblematiek. Er is een autismespectrumstoornis bij [verdachte] vastgesteld (ernst niveau 2; vereist substantiële ondersteuning). Tot slot worden er voldoende kenmerken gezien om vast te stellen dat er bij [verdachte] sprake is van normoverschrijdend-gedragsproblematiek.
Verminderde toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank overweegt dat zij de conclusie van de Raad en at.zorg over neemt. De rechtbank acht het aannemelijk dat de gedragsproblematiek van [verdachte] ook een rol speelde ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde en gaat bij de bepaling van de straf uit van een verminderde toerekeningsvatbaarheid van [verdachte] .
Ten aanzien van de op te leggen straf overweegt de rechtbank verder het volgende. Aan de ene kant gaat het om een ernstig strafbaar feit met verstrekkende gevolgen voor het slachtoffer. Aan de andere kant is sprake van een geslaagd mediationtraject. [verdachte] heeft zijn excuses aangeboden en het slachtoffer 100 euro betaald. [verdachte] heeft sindsdien geen strafbare feiten gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat het feit te ernstig is om alleen een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen. Alles afwegende vindt de rechtbank een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk passend. De rechtbank zal aan deze voorwaardelijke straf een proeftijd van twee jaar verbinden. Gelet op het advies van de Raad en hetgeen ter terechtzitting door de heer [naam] heeft verklaard, ziet de rechtbank aanleiding voor het opleggen van bijzondere voorwaarden, te weten: het houden aan de aanwijzingen van de Jeugdreclassering, meewerken aan hulp van Accare of Autimaat, meewerken aan het voortzetten van de hulp van Nieuwe Perspectieven en meewerken aan MDFT of soortgelijke hulpverlening.
Tijdens de zitting is gesproken over het opleggen van een contactverbod met de medeverdachten. Er blijkt bij [verdachte] geen behoefte aan contact met de medeverdachten. De rechtbank is van oordeel dat er geen noodzaak voor een contactverbod met de medeverdachten is.
De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd. Blijkens artikel 77za Sr kan dadelijke uitvoerbaarheid worden bevolen indien ‘er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen’. Uit de rapportage van de Raad blijkt dat het recidiverisico laag is. De rechtbank ziet daarom geen ruimte om de dadelijke uitvoerbaarheid te bevelen.
De rechtbank zal het inmiddels geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte opheffen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 47, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten een werkstraf van
120 (honderdtwintig) uren, met bevel dat als deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
60 dagen;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze taakstraf, te weten
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de Jeugdreclassering ook als dit inhoudt het meewerken aan behandeladviezen die voortkomen uit het persoonlijkheidsonderzoek afgenomen door at.zorg, zolang als de jeugdreclassering dit nodig acht;
- verdachte meewerkt aan hulp van Accare of Autimaat en zich zal houden aan de aanwijzingen die in dat kader worden gegeven, zolang als de jeugdreclassering dit nodig acht;
- verdachte meewerkt aan het voorzetten van hulp van Nieuwe Perspectieven en zich zal houden aan de aanwijzingen die in dat kader worden gegeven, zolang als de jeugdreclassering dit nodig acht;
- verdachte meewerkt aan MDFT of soortgelijke hulpverlening zich zal houden aan de aanwijzingen die in dat kader worden gegeven, zolang als de jeugdreclassering dit nodig acht;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan Jeugdbescherming Gelderland te [woonplaats] tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht twee uur in mindering wordt gebracht;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Rietveld (kinderrechter tevens voorzitter), mr. P.J.C. Cremers en mr. A. Tegelaar, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Wisseborn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 november 2024.
Mr. M. Rietveld is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024167910, gesloten op 18 april 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.