In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 november 2024 een beschikking gegeven in een verzoekschriftprocedure. Verzoekster, een besloten vennootschap, heeft verzocht om verlof voor het leggen van conservatoir loonbeslag op het salaris van verweerder, een voormalig werknemer die als administrateur heeft gewerkt. Verweerder heeft in de periode van 1 september 2021 tot 30 april 2024 een aanzienlijk bedrag van verzoekster verduisterd, namelijk € 428.587,11, dat hij naar eigen zeggen volledig heeft vergokt. Verzoekster heeft eerder verlof gekregen om conservatoir beslag te leggen onder verschillende banken, maar deze beslagen hebben geen resultaat opgeleverd. Daarom vraagt verzoekster nu om loonbeslag bij de nieuwe werkgever van verweerder.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling het toetsingskader van artikel 700 lid 2 Rv toegepast, waarbij de belangen van verzoekster en verweerder tegen elkaar zijn afgewogen. Verweerder heeft aangevoerd dat het verzoek tot loonbeslag disproportioneel is en dat hij niet over voldoende middelen beschikt om in zijn levensonderhoud te voorzien. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat het belang van verzoekster, die recht heeft op verhaal van haar vordering, zwaarder weegt dan de belangen van verweerder. De rechter heeft vastgesteld dat er geen voldoende onderbouwing is voor de stelling van verweerder dat het verzoek te hoog is begroot en dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad kan worden verklaard.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van verzoekster toegewezen, met uitzondering van de proceskostenveroordeling. De vordering is voorlopig begroot op € 460.000,00, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechter heeft de belangenafweging in het voordeel van verzoekster laten uitvallen, ondanks de gokverslaving van verweerder, en heeft geoordeeld dat de gevolgen van de beslaglegging voor verweerder voor zijn rekening komen.