ECLI:NL:RBGEL:2024:8248

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
C/05/441450 / KG RK 24-703
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot het leggen van conservatoir loonbeslag ten laste van voormalig werknemer wegens verduistering

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 november 2024 een beschikking gegeven in een verzoekschriftprocedure. Verzoekster, een besloten vennootschap, heeft verzocht om verlof voor het leggen van conservatoir loonbeslag op het salaris van verweerder, een voormalig werknemer die als administrateur heeft gewerkt. Verweerder heeft in de periode van 1 september 2021 tot 30 april 2024 een aanzienlijk bedrag van verzoekster verduisterd, namelijk € 428.587,11, dat hij naar eigen zeggen volledig heeft vergokt. Verzoekster heeft eerder verlof gekregen om conservatoir beslag te leggen onder verschillende banken, maar deze beslagen hebben geen resultaat opgeleverd. Daarom vraagt verzoekster nu om loonbeslag bij de nieuwe werkgever van verweerder.

De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling het toetsingskader van artikel 700 lid 2 Rv toegepast, waarbij de belangen van verzoekster en verweerder tegen elkaar zijn afgewogen. Verweerder heeft aangevoerd dat het verzoek tot loonbeslag disproportioneel is en dat hij niet over voldoende middelen beschikt om in zijn levensonderhoud te voorzien. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat het belang van verzoekster, die recht heeft op verhaal van haar vordering, zwaarder weegt dan de belangen van verweerder. De rechter heeft vastgesteld dat er geen voldoende onderbouwing is voor de stelling van verweerder dat het verzoek te hoog is begroot en dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad kan worden verklaard.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van verzoekster toegewezen, met uitzondering van de proceskostenveroordeling. De vordering is voorlopig begroot op € 460.000,00, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechter heeft de belangenafweging in het voordeel van verzoekster laten uitvallen, ondanks de gokverslaving van verweerder, en heeft geoordeeld dat de gevolgen van de beslaglegging voor verweerder voor zijn rekening komen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rekestnummer: C/05/441450 / KG RK 24-703
Beschikking van 18 november 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoekster,
advocaat mr. F.F.J. Froger te Breda,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
advocaat mr. B.W.P.M. van Orsouw te Uden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 24 september 2024, met 1 productie;
  • de brief van 1 oktober 2024 van de rechtbank aan verweerder, met bijgevoegd het verzoekschrift en een blanco formulier (bezwaar tegen inwilliging van het verzoek);
  • het door verweerder ingevulde en op 8 oktober 2024 ondertekende formulier;
  • de oproepbrieven van 15 oktober 2024;
  • het verweerschrift van 24 oktober 2024, met 1 productie;
  • de brief van 31 oktober 2024 van mr. Froger, met 1 productie;
  • de mondelinge behandeling van 4 november 2024, waar zijn verschenen:
  • namens verzoekster: de heer [naam] , juridisch adviseur, bijgestaan door mr. Froger voornoemd;
  • verweerder, bijgestaan door mr. Van Orsouw voornoemd.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Het verzoek strekt tot het verlenen van verlof voor het ten laste van verweerder doen leggen van conservatoir derdenbeslag (loonbeslag), met begroting van de vordering op € 460.000,00. Verzoekster heeft ook verzocht om verweerder in de proceskosten te veroordelen en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.2.
Verzoekster heeft aan haar verzoek, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Verweerder was in de periode van 1 september 2021 tot 30 april 2024 op grond van een arbeidsovereenkomst als administrateur werkzaam voor verzoekster. Na zijn uitdiensttreding is gebleken dat verweerder in totaal € 428.587,11 van verzoekster heeft verduisterd. Aan verzoekster is op haar verzoek verlof verleend om ten laste van verweerder conservatoir derdenbeslag onder een aantal banken te leggen, maar die beslagen hebben geen doel getroffen, zodat verzoekster belang heeft bij het mogen leggen van loonbeslag onder de (nieuwe) werkgever van verweerder. Verweerder is gokverslaafd en hij zou - naar eigen zeggen - het gehele verduisterde bedrag (en de gokopbrengsten) hebben vergokt. Verweerder heeft verzoekster echter slechts gedeeltelijk inzage gegeven in de besteding van de verduisterde gelden; ten aanzien van een bedrag van ongeveer € 150.000,00 en de gokopbrengsten heeft verweerder geen verklaring gegeven. Het vertrouwen in verweerder is ernstig geschaad en herstel daarvan is niet mogelijk als verweerder geen (verdere) inzage geeft. Deze procedure is het gevolg van de onvoldoende transparante houding van verweerder. Het treffen van een minnelijke regeling is mogelijk op voorwaarde van transparantie van verweerder. De omstandigheid dat verweerder niet voldoende transparant is, is ook van belang voor de in deze procedure te maken belangenafweging. Als het loonbeslag nadelige gevolgen heeft, dan heeft verweerder dat zelf veroorzaakt en is dat niet aan verzoekster te wijten.
2.3.
Verweerder heeft als verweer, samengevat, het volgende aangevoerd. Er is onvoldoende grond om het verzoek toe te wijzen en de beoogde beslaglegging is disproportioneel. Verweerder is inderdaad gokverslaafd en heeft (ongeveer) € 428.587,11 van verzoekster verduisterd. Het hele bedrag (inclusief gokopbrengsten) is door hem vergokt. Verweerder is hierover open geweest, hij schaamt zich ervoor en heeft aan verzoekster zijn oprechte spijt betuigd. Hij heeft niet geweigerd om, door middel van bankafschriften, inzage te geven in zijn bestedingen bij goksites. Verweerder heeft een deel nog niet kunnen verklaren, omdat hij - ondanks zijn pogingen daartoe - de betreffende bankafschriften nog niet van de bank heeft ontvangen. Dit verloopt helaas moeizaam. Recent heeft hij gegevens van de bank ontvangen en heeft hij aanvullende gegevens aan verzoekster verstrekt. Verzoekster wil pas een minnelijke regeling treffen als zij over de bankafschriften beschikt. Er is sprake van een fishing expedition en verzoekster gebruikt deze procedure als breekijzer. Met de afschriften zijn belangen gemoeid (bijvoorbeeld de privacy van verweerder) en de afschriften zijn niet relevant voor de verhaalsmogelijkheden. Verzoekster heeft geen rechtens te respecteren belang. Inwilliging van het verzoek zou voor verweerder - ook gelet op de zeer substantiële vordering en zijn functie/functieprofiel van trainee-administrateur - onevenredige nadelen met zich kunnen meebrengen, zoals arbeidsrechtelijke maatregelen (mogelijk zelfs voortijdig ontslag) door zijn nieuwe werkgever. Toewijzing van het verzoek leidt er ook toe dat hij nauwelijks nog gelden te besteden heeft om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. De belangen van verzoekster wegen niet op tegen die van verweerder. De door verzoekster verzochte begroting van de vordering (€ 460.000,00) is te hoog, omdat het bedrag dat verweerder heeft aangewend om te gokken lager is. Gezien de aard van het verzoek kan de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Verweerder verzoekt verzoekster in de proceskosten te veroordelen.
2.4.
Op de stellingen van verzoekster en verweerder wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
3. De beoordeling
3.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het toetsingskader in deze specifieke verzoekschriftprocedure beperkt is en dat in deze procedure (bijvoorbeeld) niet wordt vooruitgelopen op de beoordeling van de stellingen en verweren die onderdeel zijn van de tussen verzoekster en verweerder reeds aanhangige bodemprocedure. De omstandigheid dat zowel verzoekster als verweerder in deze verzoekschriftprocedure de dagvaarding respectievelijk conclusie van antwoord uit de bodemprocedure bij hun verzoek- respectievelijk verweerschrift hebben gevoegd, maakt dat niet anders.
3.2.
Of grond bestaat voor verlening van verzochte verlof, moet worden beoordeeld aan de hand van de maatstaf van artikel 700 lid 2 Rv. In beginsel is een verzoek tot het verlenen van verlof voor het (doen) leggen van conservatoir beslag toewijsbaar, indien op basis van een voorlopige inschatting van de rechtspositie van verzoekster summierlijk van de deugdelijkheid van het door haar ingeroepen recht blijkt. De beoordeling vereist ook een afweging van de wederzijdse belangen, waarbij ook aan het subsidiariteits- en proportionaliteitsvereiste wordt getoetst. Hierbij geldt dat in de strekking van de wettelijke beslagregeling besloten ligt dat in beginsel meer gewicht toekomt aan het belang van verzoekster dan aan het belang van verweerder. De belangenafweging kan tot afwijzing van het verzoek leiden, ook wanneer (summierlijk) de deugdelijkheid van het ingeroepen recht blijkt.
3.3.
Tussen verzoekster en verweerder is niet in geschil dat verweerder een zeer aanzienlijk bedrag van verzoekster heeft verduisterd en dat verzoekster van verweerder betaling vordert van dat bedrag. Evenmin is in geschil dat verweerder - naast zijn inkomen waarop verzoekster beslag wil laten leggen - niet over (bij verzoekster bekend) inkomen of vermogen beschikt dat verzoekster zekerheid voor geheel of gedeeltelijk verhaal van haar vordering biedt. Ter zitting heeft verzoekster verklaard dat haar verzoek geen pressiemiddel is om meer gegevens van verweerder te verkrijgen en/of een minnelijke regeling met hem te treffen, maar het (enige) middel om zekerheid voor geheel of gedeeltelijk verhaal van haar (in de bodemprocedure vast te stellen) vordering te verkrijgen. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat het door verzoekster te leggen loonbeslag (in ieder geval mede) een verhaalsdoel heeft. Het voorgaande betekent dat verzoekster bij haar verzoek in beginsel een rechtens te respecteren belang heeft.
3.4.
Daartegenover staat het belang van verweerder, dat erin is gelegen dat hij niet wordt geconfronteerd met een ingrijpende financiële maatregel - te weten een naar verwachting zeer langdurige blokkering van de mogelijkheid om over zijn loon (boven de beslagvrije voet) te kunnen beschikken - en dat er evenmin nadelige gevolgen voor zijn arbeidsovereenkomst / loopbaan zullen zijn.
3.5.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. In de eerste plaats staat niet vast dat het beoogde loonbeslag daadwerkelijk nadelige gevolgen zal hebben voor de arbeidsovereenkomst / loopbaan van verweerder. Daarbij komt dat als het loonbeslag daarvoor wel nadelige gevolgen (mogelijk zelfs ontslag) heeft, dan redelijkerwijs moet worden aangenomen dat dit niet uit de enkele beslaglegging, maar uit de aanleiding voor die beslaglegging (de verduistering tijdens het dienstverband bij verzoekster) voortvloeit. Indien en voor zover de beslaglegging mede het gevolg is van het niet willen en/of kunnen verstrekken van gegevens over verduisterde bedragen, moet dat in de gegeven omstandigheden voor rekening en risico van verweerder blijven. Het mag zo zijn dat toewijzing van het verzoek ertoe leidt dat verweerder nog maar beperkt gelden te besteden heeft om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien, maar daar staat tegenover dat verweerder de beschikking heeft gekregen over een aanzienlijk bedrag dat van verzoekster verduisterd is. In de gegeven omstandigheden is hetgeen verweerder heeft aangevoerd, op zichzelf en in onderlinge samenhang bezien, niet zodanig zwaarwegend dat het belang van verzoekster daarvoor moet wijken. Het feit dat bij verweerder sprake is van een gokverslaving maakt dit niet anders; de gevolgen daarvan hoeven namelijk niet voor de rekening van verzoekster te blijven wat betreft haar mogelijkheden tot het zekerstellen van verhaal van haar (gestelde) vordering op verweerder.
3.6.
Volgens verweerder heeft verzoekster de vordering te hoog begroot, maar daarvan is geen sprake. Als de vordering zou worden begroot overeenkomstig het bepaalde in de Beslagsyllabus - de hoofdsom vermeerderd met een opslag voor rente en kosten - dan zou dat leiden tot een veel hoger bedrag dan € 460.000,00.
3.7.
Verweerder heeft zijn stelling - dat de beschikking gezien de aard van het verzoek niet uitvoerbaar bij voorraad kan worden verklaard - niet onderbouwd of toegelicht. Zonder toelichting valt niet in te zien waarom de aard van het verzoek zich tegen uitvoerbaarheid bij voorraad zou verzetten, zodat de voorzieningenrechter daaraan voorbij zal gaan.
3.8.
Het voorgaande betekent dat het verzoek toewijsbaar is, op de wijze zoals vermeld in de beslissing.
3.9.
In deze procedure is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
verleent verzoekster verlof tot het ten laste van verweerder leggen van conservatoir beslag onder [bedrijf] aan de [adres] , meer in het bijzonder op:
gelden en/of geldswaarden die deze derde onder zich heeft en/of verschuldigd zijn en/of verschuldigd zullen worden aan verweerder uit hoofde van een reeds nu bestaande rechtsverhouding;
vorderingen die verweerder op haar heeft en/of die zij verschuldigd is en/of verschuldigd zal worden aan verweerder op basis van een nu reeds bestaande rechtsverhouding;
alsmede op die vorderingen die verweerder op haar uit bestaande rechtsverhoudingen rechtstreeks zal verkrijgen;
waaronder in ieder geval begrepen de loonvorderingen die verweerder op deze derde heeft en/of zal verkrijgen uit hoofde van de tussen hen geldende arbeidsovereenkomst dan wel krachtens een andere overeenkomst,
4.2.
begroot de vordering van verzoekster op verweerder, met inbegrip van rente en kosten, voorlopig op € 460.000,00,
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Boerwinkel en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2024.