ECLI:NL:RBGEL:2024:8247

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
C/05/438439 / HA RK 24-102
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van verzoek om voorlopig deskundigenbericht in civiele zaak tussen aannemer en opdrachtgever

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Gelderland op 15 november 2024 een tussenbeschikking gegeven in de zaak tussen verzoeker, een aannemer, en verweerder, een opdrachtgever. Verzoeker heeft verzocht om een voorlopig deskundigenbericht te gelasten, omdat er geschillen zijn ontstaan over de uitvoering van een aannemingsovereenkomst voor de verbouwing van het achterhuis van verweerder. De aanneemsom bedroeg € 135.120,63 inclusief btw. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden zijn er problemen ontstaan door discrepanties tussen de bouwtekening en de constructieberekeningen, wat heeft geleid tot een bouwstop opgelegd door de Omgevingsdienst Regio Nijmegen. Verzoeker heeft betoogd dat de geconstateerde gebreken niet aan zijn werk te wijten zijn, maar aan de discrepanties en de gebrekkige begeleiding door de bouwbegeleider. Verzoeker heeft schade geleden en wil mogelijk deze schade verhalen op verweerder, afhankelijk van de uitkomsten van het deskundigenonderzoek.

Verweerder heeft het verzoek afgewezen en aangevoerd dat verzoeker niet heeft onderbouwd waarom de bouwtekening en constructieberekeningen ondeugdelijk waren. Verweerder stelt dat verzoeker gebrekkig heeft gebouwd en dat er geen belang meer is bij het verzoek, nu de sloop van het werk heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en dat verzoeker een rechtens te respecteren belang heeft bij het deskundigenonderzoek. De rechtbank heeft de heer ing. J. Nagtegaal van Dekra benoemd als deskundige en heeft de onderzoeksvragen vastgesteld. Tevens is een voorschot op de kosten van de deskundige vastgesteld op € 10.644,98. De rechtbank heeft bepaald dat verzoeker en verweerder verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige en dat zij de deskundige toegang moeten verlenen tot noodzakelijke plaatsen voor het onderzoek. De deskundige moet binnen vier maanden na betaling van het voorschot een schriftelijk rapport indienen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rekestnummer: C/05/438439 / HA RK 24-102
Beschikking van 15 november 2024
in de zaak van
[verzoeker],
handelend onder de naam
[bedrijf],
wonende en kantoorhoudende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. S. Madjidi te Drachten,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
advocaat mr. N.A. Verhoef te Nijmegen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 3 juli 2024, met 13 bijlagen;
  • de oproepbrief van 31 juli 2024;
  • de brief van 14 augustus 2024 van de rechtbank;
  • het verweerschrift van 9 september 2024, met 12 bijlagen;
  • het e-mailbericht van 30 september 2024 van de rechtbank;
  • het e-mailbericht van 2 oktober 2024 van mr. Madjidi;
  • de mondelinge behandeling van 7 oktober 2024, waar zijn verschenen:
  • verzoeker, bijgestaan door mr. Madjidi;
  • verweerder, bijgestaan door mr. Verhoef;
  • het e-mailbericht van 5 november 2024 van mr. Madjidi;
  • de akte uitlaten kosten deskundige van 6 november 2024 van mr. Verhoef.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht zal bevelen, ex artikel 202 Rv.
2.2.
Verzoeker heeft aan zijn verzoek, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Verzoeker en verweerder hebben een overeenkomst van aanneming van werk gesloten, voor de verbouwing van het achterhuis van verweerder, tegen een aanneemsom van € 135.120,63 inclusief btw. Verweerder heeft door derden een bouwtekening en constructieberekeningen laten opstellen en hij heeft een derde als bouwbegeleider aangesteld. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden ontstonden problemen doordat de constructieberekeningen niet aansloten op de bouwtekening. Verzoeker heeft verweerder voor de problemen gewaarschuwd, waarop verweerder (aanvankelijk) expliciet de consequenties van de discrepanties en afwijkingen in het werk heeft geaccepteerd en aan verzoeker heeft verzocht om door te bouwen. Vervolgens zijn de werkzaamheden op verzoek van verweerder gestaakt en heeft de Omgevingsdienst Regio Nijmegen een bouwstop opgelegd. Verweerder heeft het werk tweemaal door deskundigen laten beoordelen. Verzoeker kan zich niet vinden in hun (eenzijdige) bevindingen; de geconstateerde gebreken zijn niet te wijten aan het werk van verzoeker, maar aan zowel de discrepantie tussen de bouwtekening en de constructieberekeningen als de gebrekkige begeleiding en communicatie van de bouwbegeleider. De problemen zijn eenvoudig te herstellen en de herstelkosten zijn veel lager dan door verweerder is gesteld. Verzoeker wilde een contra-expertise houden, maar daartoe heeft verweerder hem geen, althans geen realistische, mogelijkheid geboden. Verzoeker heeft schade geleden, die hij - afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek - mogelijk op verweerder wil verhalen. De omstandigheid dat het werk inmiddels door verweerder is gesloopt en dus niet meer kan worden opgenomen, staat aan toewijzing van het verzoek niet in de weg, omdat de deskundige de (voor het werk, de vermeende gebreken en het herstel) relevante documentatie kan beoordelen. Verzoeker wil niet het risico nemen dat in de reeds aanhangige bodemprocedure geen deskundige wordt benoemd. Verzoeker heeft een rechtens te respecteren belang bij zijn verzoek. Van misbruik van recht is geen sprake. Verzoeker heeft onder meer Dekra Claims & Expertise (hierna: Dekra) voorgedragen als deskundige. Hij heeft verzocht om de volgende onderzoeksvragen aan de deskundige voor te leggen:
Hoe beoordeelt u de bouwtekening die verweerder heeft laten opstellen?
Hoe beoordeelt u de constructieberekeningen die verweerder heeft laten opstellen?
Welke discrepanties tussen de bouwtekening en de constructieberekeningen kunt u aanwijzen?
Welke gevolgen hebben die discrepanties naar uw oordeel voor het werk?
Hoe beoordeelt u de waarschuwingen die verzoeker over de discrepanties heeft afgegeven?
Heeft verzoeker daarmee naar uw oordeel verweerder voldoende gewaarschuwd voor de consequenties van de discrepanties voor het werk?
Hoe beoordeelt u de rol van Bouwplan als bouwbegeleider?
Heeft Bouwplan naar uw oordeel haar rol als bouwbegeleider goed vervuld?
Welke gebreken aan het werk kunt u aanwijzen?
Hoe zijn die gebreken naar uw oordeel het beste te herstellen?
Wat zijn naar uw oordeel de herstelkosten?
Welke andere relevante op- of aanmerkingen kunt [u] over de situatie maken?
2.3.
Volgens verweerder moet het verzoek worden afgewezen, en hij heeft daarvoor, samengevat, het volgende aangevoerd. Verzoeker heeft niet onderbouwd waarom de bouwtekening en constructieberekeningen ondeugdelijk waren. Al kort na aanvang van de werkzaamheden bleek dat er door verzoeker gebrekkig (onveilig) en in afwijking van de vergunning werd gebouwd. Daarop is door een onafhankelijke instantie een bouwstop opgelegd. Verzoeker is betrokken geweest bij de twee bouwkundige onderzoeken die verweerder heeft laten verrichten. Ook is verzoeker in de gelegenheid gesteld om - voorafgaand aan de noodzakelijk gebleken sloop van het gerealiseerde werk - een contra-expertise uit te laten voeren, maar daarvan heeft hij geen gebruik gemaakt. Inmiddels heeft de sloop plaatsgevonden en is een opname niet meer mogelijk, zodat er niets meer te beoordelen valt door een deskundige. De voorgestelde onderzoeksvragen zijn onvoldoende concreet. Het geschil van partijen kan in de reeds aanhangige bodemprocedure worden afgewikkeld. Verzoeker heeft geen belang bij zijn verzoek en maakt misbruik van zijn bevoegdheid. Verweerder verzoekt verzoeker te veroordelen in de proceskosten.
2.4.
Op de stellingen van verzoeker en verweerder wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank het volgende voorop. Een voorlopig deskundigenbericht als bedoeld in artikel 202 e.v. Rv dient tot het vergaren en veiligstellen van bewijs ten behoeve van een partij die een procedure overweegt of al is begonnen. Een voorlopig deskundigenonderzoek kan een partij meer zekerheid verschaffen omtrent de voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden, zodat deze beter kan beoordelen of het raadzaam is de procedure te beginnen of voort te zetten. Aan de rechter die heeft te oordelen over het verzoek een dergelijk onderzoek te gelasten, komt geen discretionaire bevoegdheid toe. Hij dient het onderzoek in beginsel te gelasten, mits het daartoe strekkende verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Het verzoek kan worden afgewezen als de rechter feiten en omstandigheden aanwezig oordeelt op grond waarvan moet worden aangenomen dat toewijzing van het verzoek strijdig is met een goede procesorde, wanneer misbruik wordt gemaakt van de bevoegdheid om een voorlopig deskundigenbericht te verlangen, bijvoorbeeld omdat de verzoekers wegens de onevenredigheid van de over en weer betrokken belangen in redelijkheid niet tot de uitoefening van de bevoegdheid kan worden toegelaten, of als het verzoek afstuit op een ander, door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar. In de procedure tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht ligt de toewijsbaarheid van de in te stellen vordering niet ter toetsing voor en ook de waardering van het deskundigenbericht is aan het oordeel van de rechter in de eventuele bodemprocedure overgelaten. Het verzoek wordt afgewezen indien de verzoeker daarbij geen belang heeft (artikel 3:303 BW).
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met een deskundigenonderzoek bewezen zouden kunnen worden. Verzoeker heeft, met het oog op een goede inschatting van zijn rechten, een rechtens te respecteren belang bij een onafhankelijk deskundigenonderzoek. Hetgeen verweerder daartegen heeft aangevoerd is op zichzelf en in onderlinge samenhang onvoldoende om het verzoek af te wijzen. Het verzoek is toewijsbaar, met inachtneming van het hierna volgende.
De deskundige
3.3.
Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen de door verzoeker voorgedragen deskundigen.
3.4.
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige. Na de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de heer ing. J. Nagtegaal (werkzaam voor Dekra) aangezocht, waarbij aan hem onder meer de (voorlopige) onderzoeksvragen zijn voorgelegd. De heer Nagtegaal heeft de rechtbank vervolgens bericht dat hij over de voor het onderzoek benodigde expertise beschikt, dat hij bereid en in de gelegenheid is om een benoeming als deskundige te aanvaarden en dat hij vrij staat om als deskundige op te treden. Dit betekent dat hij benoembaar is.
De onderzoeksvragen
3.5.
Op grond van het voorgaande en hetgeen ter zitting met verzoeker en verweerder is besproken, stelt de rechtbank de onderzoeksvragen vast zoals vermeld in het dictum. Vragen van juridische aard behoren niet door de deskundige, maar in een eventuele bodemprocedure door een rechter te worden beantwoord. De in rov. 2.2 hiervoor weergegeven vragen 6, 7 en 8 zal de rechtbank om die reden niet voorleggen aan de deskundige. De in rov. 2.2 weergegeven vragen 10 en 11 zullen worden samengevoegd.
Het voorschot
3.6.
De heer Nagtegaal heeft de rechtbank een gespecificeerde begroting van het voorschot op zijn kosten verstrekt (€ 10.644,98). Vervolgens heeft de rechtbank verzoeker en verweerder in de gelegenheid gesteld om daartegen schriftelijk bezwaar te maken. Verzoeker heeft tegen de begroting geen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft bezwaar gemaakt tegen de begroting, omdat deze volgens hem - kort gezegd - onnodig veel uren (voor reizen en rapporteren) omvat.
3.7.
De rechtbank heeft het bezwaar van verweerder aan de heer Nagtegaal voorgelegd, die de rechtbank daarop heeft bericht - kort gezegd - dat hij zijn inschatting handhaaft omdat hij niet alle vragen op basis van uitsluitend het procesdossier en foto’s kan beantwoorden en omdat hij verwacht de door hem ingeschatte tijd daadwerkelijk nodig te hebben.
3.8.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende aanleiding is om het voorschot op een lager bedrag te begroten. Daarvoor is het volgende van belang. In de eerste plaats geldt dat verweerder geen bezwaar heeft gemaakt tegen het door de deskundige gehanteerde uurtarief. Verder heeft als uitgangspunt te gelden dat de deskundige vanuit zijn expertise de keuze maakt op welke wijze het onderzoek wordt uitgevoerd. De rechtbank heeft geen aanleiding om te veronderstellen dat de deskundige bij zijn inschatting is uitgegaan van (veel) meer uren dan voor de uitvoering van dergelijk onderzoek redelijk is te achten. Bovendien betreft het slechts een voorschot, dat niet aan de deskundige wordt betaald (maar door de rechtbank in depot wordt gehouden); uiteindelijk zullen slechts de daadwerkelijk door de deskundige gemaakte kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Hierbij geldt dat verzoeker en verweerder door de rechtbank eerst nog in de gelegenheid zullen worden gesteld om zich over de daartoe door de deskundige (bij zijn definitieve rapport) in te dienen gespecificeerde declaratie uit te laten.
Proceskosten
3.9.
In deze procedure is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Overig
3.10.
De rechtbank wijst erop dat verzoeker en verweerder wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van verzoeker dan wel verweerder.
3.11.
Indien verzoeker dan wel verweerder desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient hij daarvan terstond afschrift aan de verweerder dan wel verzoeker te verstrekken.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
Hoe beoordeelt u de bouwtekening die verweerder heeft laten opstellen?
Hoe beoordeelt u de constructieberekeningen die verweerder heeft laten opstellen?
Kunt u aangeven of - en zo ja, in welke mate - sprake is van discrepanties tussen de bouwtekening en de constructieberekeningen?
Welke gevolgen hebben die (eventuele) discrepanties naar uw oordeel voor het werk?
Hoe beoordeelt u de - volgens verzoeker door hem aan verweerder gegeven - waarschuwingen over de (eventuele) discrepanties?
Hoe beoordeelt u hetgeen in opdracht van verweerder over de gebreken is gerapporteerd?
Indien herstel van die gebreken nog mogelijk zou zijn, op welke wijze zou dat dan moeten plaatsvinden en wat zouden daarvan de herstelkosten (gespecificeerd per gebrek) zijn?
Wat is volgens u voor een goede beoordeling nog meer van belang?
4.2.
benoemt tot deskundige:
de heer ing. J. Nagtegaal NIVRE-re,
werkzaam voor Dekra Experts,
Postbus 85107, 3009 MC te Rotterdam,
[telefoonnummer] / [telefoonnummer] ,
[e-mailadres] ,
4.3.
bepaalt dat de griffier een kopie van deze beschikking aan de deskundige zal toezenden,
het voorschot
4.4.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op
€ 10.644,98 inclusief btw,
4.5.
bepaalt dat verzoeker het voorschot moet overmaken
binnen twee wekenna de datum van de nog te ontvangen nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
4.6.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
4.7.
bepaalt dat verzoeker het procesdossier in afschrift aan de deskundige moet toesturen,
4.8.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met verzoeker en verweerder te bepalen tijd en plaats,
4.9.
wijst de deskundige erop dat:
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek kennis moet nemen van de Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken én van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (beide te raadplegen op www.rechtspraak.nl),
- de deskundige het onderzoek pas begint na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot,
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk staakt en contact opneemt met de griffier, als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
- de deskundige bij het onderzoek verzoeker en verweerder in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht vermeldt of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
4.10.
bepaalt dat verzoeker en verweerder nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten verstrekken als de deskundige daarom vraagt, de deskundige toegang moeten verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid moeten geven om het onderzoek te verrichten,
het schriftelijk rapport
4.11.
draagt de deskundige op om uiterlijk 4 maanden na het schriftelijk bericht van de griffier over de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, met een gespecificeerde declaratie,
4.12.
wijst de deskundige erop dat:
- uit het schriftelijk rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
- de deskundige een concept van het rapport aan verzoeker en verweerder moet toezenden, waarna verzoeker en verweerder de gelegenheid krijgen om binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door verzoeker en verweerder gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
4.13.
bepaalt dat verzoeker en verweerder bij de deskundige geen gelegenheid hebben om op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het conceptrapport te reageren,
4.14.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. D. Rijpma en op 15 november 2024 in het openbaar uitgesproken en ondertekend door mr. E. Boerwinkel.