[aangever 17]
Benadeelde partij [aangever 17] vordert een bedrag van € 1.028,48 aan materiële schade. In de vordering heeft benadeelde opgemerkt dat zij geen reisverzekering had en dat op 28 augustus 2024 het verzekeringsproces nog loopt.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het materiële deel kan worden toegewezen met gebruikmaking van de schattingsbevoegdheid van de rechtbank en met inachtneming van afschrijvingskosten, met toekenning van de wettelijke rente. De officier vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering moet worden afgewezen, omdat het onduidelijk is hoe de verzekering is afgehandeld.
De vordering is onvoldoende onderbouwd. Uit de vordering blijkt dat benadeelde weliswaar geen reisverzekering had, maar dat er kennelijk nog wel een verzekeringsproces loopt.
Niet duidelijk is of en welke schade de verzekeraar heeft vergoed. Onduidelijk is daarom wie op dit moment vorderingsgerechtigd is, de benadeelde partij of de verzekeraar. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren. De benadeelde partij kan de vordering, indien mogelijk, nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
[aangever 18]
Benadeelde partij [aangever 18] vordert een bedrag van € 400,00 aan materiële schade voor een tweedehands tent en klompen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan voor wat betreft het materiële deel worden toegewezen met gebruikmaking van de schattingsbevoegdheid van de rechtbank en met inachtneming van afschrijvingskosten, met toekenning van de wettelijke rente. De officier vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen. Uit de aangifte volgt dat de tent is aangeschaft voor een paar tientjes en dat niet valt op te maken waarom een bedrag van € 300,00 voor de tent wordt gevorderd. De vordering is volgens de verdediging onvoldoende onderbouwd.
De klompen zijn kwijtgeraakt toen de tent bij de brand is versleept. Dit is naar het oordeel van de rechtbank rechtstreekse schade die benadeelde heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte.
De schadepost is onvoldoende gemotiveerd betwist. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Rekening houdend met de afschrijvingskosten komt de rechtbank wanneer zij gebruikmaakt van haar schattingsbevoegdheid uit op een bedrag van € 50,00. Daarin is verdisconteerd dat de klompen geen aanschafdatum beschikbaar is.
De schadepost van de tent is onvoldoende onderbouwd. Uit de aangifte blijkt dat daarvoor een paar tientjes is betaald, terwijl daarvoor € 300,00 wordt gevorderd. Een aanschafprijs voor de tent kan niet worden vastgesteld. Daarbij komt dat er geen aanschafdatum bekend is. De rechtbank heeft gelet op dit alles te weinig aanknopingspunten de schade te begroten. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in deze delen van de vordering verklaren. De benadeelde partij kan deze delen van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
[aangever 19]
vordert een bedrag van € 675,54 aan materiële schade voor munten, een fashion cheque, contant geld, een toegangsticket, verlofuren en extra reiskosten.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen met gebruikmaking van de schattingsbevoegdheid van de rechtbank en met inachtneming van afschrijvingskosten, met toekenning van de wettelijke rente. De officier vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen. De posten fashion cheque en contant geld zaten in de portemonnee van benadeelde en de verdediging vraagt zich af of zij deze niet bij zich droeg. De gemaakte reiskosten kunnen niet verhaald worden op verdachte, de organisatie heeft extra artikelen verstrekt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de posten toegangsticket (€ 45,00) en extra reiskosten (€ 58,50) en de verlofuren die zij heeft moeten opnemen wegens het doen van aangifte (€ 27,24) niet gemotiveerd zijn betwist. Dat de organisatie artikelen heeft verstrekt aan mensen die hun spullen waren kwijtgeraakt betekent niet dat benadeelde ten onrechte kosten heeft gemaakt door naar huis te gaan omdat zij amper spullen had en om bij te komen van alle commotie, om vervolgens de volgende dag terug naar het festival te gaan. De schade is voldoende onderbouwd en voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van € 130,74 kan worden toegewezen.
De schadeposten munten, fashion cheque en contant geld zijn onvoldoende onderbouwd. Het is voor de rechtbank niet direct aannemelijk dat deze posten in de caravan aanwezig waren. Daarvoor is nadere bewijslevering nodig. De behandeling van deze schadeposten levert een onevenredige belasting van het strafproces op. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in dit deel van de vordering verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
[aangever 20]
vordert een bedrag van € 322,24 aan materiële schade voor eigen risico, contant geld, toegangsbewijs en verlofuren.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen met gebruikmaking van de schattingsbevoegdheid van de rechtbank en met inachtneming van afschrijvingskosten, met toekenning van de wettelijke rente. De officier vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het onduidelijk is of het contante geld in de caravan lag.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de posten eigen risico (€ 50,00), toegangsticket (€ 45,00) en de verlofuren die zij heeft moeten opnemen wegens het doen van aangifte (€ 27,24) niet gemotiveerd zijn betwist. De schade is voldoende onderbouwd en voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van € 122,24 kan worden toegewezen.
Voor wat betreft de post contant geld is de rechtbank niet direct aannemelijk dat dit geld in de caravan aanwezig was. Daarvoor is nadere bewijslevering nodig. De behandeling van deze schadeposten levert een onevenredige belasting van het strafproces op. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in dit deel van de vordering verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
[aangever 21]
vordert een bedrag van € 536,25 aan materiële schade voor contant geld, munten, autosleutels en een toegangsbewijs en € 280,00 aan smartengeld.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de materiële schade kan worden toegewezen met gebruikmaking van de schattingsbevoegdheid van de rechtbank en met inachtneming van afschrijvingskosten, met toekenning van de wettelijke rente. Het gevorderde smartengeld moet worden afgewezen omdat het niet valt onder de categorieën van artikel 6:106 BW. De officier vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat van de autosleutels niet duidelijk is of bij de motorvoertuigenverzekering iets verkregen kon worden en voor de munten en het contante geld is niet te achterhalen of deze in de caravan lagen of waren meegenomen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de posten autosleutels (€ 150,00) en toegangsbewijs (€ 90,00) voldoende zijn onderbouwd. Niet is gebleken dat benadeelde een verzekering heeft aangesproken voor de autosleutels en zij is daartoe ook niet verplicht.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van € 240,00 kan worden toegewezen.
De overige materiële en immateriële posten zijn onvoldoende onderbouwd. Wat betreft de posten munten en contant geld is het voor de rechtbank niet direct aannemelijk dat deze posten in de caravan aanwezig waren. Daarvoor is nadere bewijslevering nodig. De behandeling van deze schadeposten levert een onevenredige belasting van het strafproces op.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding heeft de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd gesteld, waaruit zou blijken dat er immateriële schade is geleden als bedoeld in artikel 6:106 BW. Er is niet gesteld of gebleken dat van geestelijk letsel sprake is. Daarnaast is in dit geval niet zonder meer sprake van een ernstige normoverschrijding
jegens de benadeeldedie een grondslag voor immateriële schadevergoeding oplevert. De benadeelde partij lag immers niet zelf in de caravan te slapen toen de brand gesticht werd en er is evenmin gebleken dat de brandstichting tegen haar gericht was.
Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in dit deel van de vordering verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
[aangever 22]
vordert een bedrag van € 1.000,00 aan materiële schade voor geschatte vervangingswaarde van de caravan.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan voor wat betreft het materiële deel worden toegewezen met gebruikmaking van de schattingsbevoegdheid van de rechtbank en met inachtneming van afschrijvingskosten, met toekenning van de wettelijke rente. De officier vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering van benadeelde.
De vordering is onvoldoende onderbouwd. Er is een vordering ingediend, die is gebaseerd op de waarde van een caravan die ter vervanging zou kunnen dienen. Het valt echter niet in te zien dat dit bedrag ook de schade betreft die aan de beschadigde caravan is ontstaan. Het is de rechtbank in de gegeven omstandigheden ook niet mogelijk een schatting te maken van die schade. Daarvoor bestaat te veel onduidelijkheid over het type, het bouwjaar en de staat waarin de caravan van de benadeelde partij verkeerde voorafgaand aan de brandstichting. Voor een caravan geldt dat gelet op de aard van het goed een uitgebreidere onderbouwing over bijvoorbeeld de aanschafwaarde en afschrijvingskosten verwacht mag worden. Daarvoor is nadere bewijslevering nodig. De behandeling van deze schadeposten levert een onevenredige belasting van het strafproces op. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Wettelijke rente, schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijke aansprakelijkheid
Verdachte is wettelijke rente over de onderstaande toegewezen bedragen in de vordering van [bedrijf] verschuldigd vanaf:
- Afvoer- en bergingskosten (€ 1.492,98) 20 augustus 2024
- Bergingskosten auto (€ 125,00) 31 juli 2024
- Transportkosten (€ 850,00) 22 juli 2024
- Kosten herstel grond campingterrein (€ 1.000,00) 8 augustus 2024
- Blusmateriaal (€ 1.163,70) 1 september 2024
- Inzet extra beveiliging (€ 979,00) 14 oktober 2024
- Inkoop merchandise (€ 676,44) 19 juli 2024
- Gederfde winst merchandise (€ 1.357,91) 19 juli 2024
- Inkoop artikelen campingsupermarkt (€ 91,81) 19 juli 2024
- Inkoop pop-up tenten (€ 3.080,28) 19 juli 2024
- Gederfde winst pop-up tenten (€ 373,68) 19 juli 2024
- Uitgegeven munten t.b.v. powerbanks (€ 314,26) 19 juli 2024
- Tijdsbesteding (€ 1.021,50) 19 juli 2024
- Reiskosten (€ 44,00) 19 juli 2024
Verdachte is vanaf 19 juli 2024 wettelijke rente over alle toegewezen bedragen in de vordering van [aangever 8] , [aangever 9] , [aangever 6] , [aangever 13] , [aangever 14] , [aangever 18] , [aangever 19] , [aangever 20] en [aangever 21] verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van de toe te wijzen bedragen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen. Het aantal dagen vervangende hechtenis per toegekende vordering is terug te vinden in bijlage 1.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte ieder voor het hele schadebedrag van elke toegewezen vordering (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade heeft vergoed.