ECLI:NL:RBGEL:2024:8244

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
250968-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting op camping tijdens festival met levensgevaar en schade aan goederen

Op 26 november 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 juli 2024 brand heeft gesticht in een caravan op de camping van het festival Zwarte Cross. De verdachte, geboren in 1999, heeft samen met een medeverdachte opzettelijk brand gesticht, wat leidde tot gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor aanwezige personen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er op het moment van de brand ongeveer 32.000 bezoekers op de camping aanwezig waren, en dat de brand zich snel verspreidde naar andere caravans en tenten. Dankzij de snelle actie van omstanders en de brandweer zijn er geen slachtoffers gevallen, maar de schade was aanzienlijk. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 24 voorwaardelijk, maar de rechtbank legde uiteindelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden op, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en een alcoholverbod. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan verschillende benadeelde partijen, waaronder de organisatie van het festival en individuele slachtoffers van de brand. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het tenlastegelegde feit, en dat er sprake was van ernstige omstandigheden die een zware straf rechtvaardigden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/250968-24
Datum uitspraak : 26 november 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats]
raadsvrouw: mr. J.E. Versluis, advocaat in Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 juli 2024 te Lievelde en/of Vragender, in de gemeente Oost Gelre, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een caravan die gestald stond op het terrein van de
Zwarte Cross, camping Oost AB-27, door de vlam van een aansteker, althans open vuur in aanraking te brengen met een matras, althans een of meer goederen die zich in/aan die caravan bevonden, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan die caravan geheel of gedeeltelijk is uitgebrand/verbrand, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten alle goederen die zich in en/of rondom die caravan bevonden en/of een of meer caravans en/of tenten en/of andere goederen in de nabije omgeving van die caravan en/of het gras/ondergrond waarop die en/of een of meer andere caravans en/of tenten en/of andere goederen zich bevonden en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer anderen, te weten een of meer personen die zich in die caravans en/of tenten bevonden en/of een of meer personen die zich in de nabije omgeving van die caravans en/of tenten bevonden
te duchten was
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op vrijdag 19 juli 2024 kwam er een melding van een brand op de Zwarte Cross camping ter hoogte van sector AB27. Er stond een drietal caravans in de brand. Omstanders en medewerkers van de organisatie waren druk met het verplaatsen van naastgelegen kampeermiddelen, om zo te voorkomen dat ook deze vlam zouden vatten. De vlammen reikten een aantal meter de lucht in en kwamen in contact met overhangende bomen. Deze vatte nog geen vlam. Op de plek van de brand stonden tenten en caravans dicht op elkaar en stond veel publiek (festivalgangers). Nadat de brand door de brandweer was geblust, bleek dat er geen slachtoffers waren. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte brand heeft gesticht en dat daardoor gemeen gevaar voor goederen is ontstaan, maar dat er onvoldoende bewijs is dat er levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was.
Beoordeling door de rechtbank
Namens de organisatie van de Zwarte Cross, [bedrijf] (de rechtbank begrijpt dat hier wordt bedoeld [bedrijf] ), heeft [aangever 1] aangifte gedaan. Er verbleven ongeveer 32.000 bezoekers op het campingterrein. Dat is een persoon of honderd in de directe omgeving van de brandstichting. Tussen de caravans zat ongeveer een meter, daarnaast werden er partytenten tussen de caravans geplaatst. Toen zij op 19 juli een melding kregen, zagen zij via de camerabeelden dat de caravans al in brand stonden. Het was vooral door omstanders, die direct zijn gaan handelen, dat er erger is voorkomen. De omstanders hebben direct allemaal omliggende caravans en tenten weggetrokken. Daarnaast zijn zij in andere caravans gaan kijken of er nog personen sliepen. Zo bleek dat er in één van de omliggende caravans iemand aan het slapen was. Het is normaal dat er mensen rond die tijd in de caravans of tenten waren. Zo is het best gewoon dat men rond 20:00 uur naar bed gaat en een paar uur slaapt, want ze beginnen in de ochtend met bier drinken en gaan dan door tot in de avond. Dan gaan ze even slapen en dan kunnen ze de nacht weer door. Het gaat om oudere caravans en slechtere tenten die snel in brand vliegen. [3]
Aangever [aangever 2] heeft verklaard dat door de brand van hun caravan ook nog twee andere caravans zijn opgebrand. In een van deze caravans lag nog een meisje te slapen dat net op tijd kon worden gered. [4]
Naar aanleiding van het forensisch onderzoek concludeert verbalisant [verbalisant 1] dat het door de brand en/of rookontwikkeling mogelijk was dat er gevaar voor goederen en personen zou kunnen ontstaan in de omgeving van deze door vuur aangetaste caravan. Gezien de aanzienlijke hoeveelheid brandbare materialen die daar vlak bij deze brandplekken stonden, kon deze brand zich snel ontwikkelen, met alle gevolgen van dien. [5]
Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij in de caravan was waarin de brand is ontstaan. Nadat [medeverdachte] ( [medeverdachte] ) binnenkwam, was er vuur bij de deur. [medeverdachte] heeft een hoes aangestoken. Verdachte stond op dat moment voorin de caravan. Daar heeft verdachte een matras in de brand gestoken. Hij heeft er niet op gelet of het doorbrandde. Verdachte moest ook bij de deur langs, want daar was ook vuur. Verdachte heeft vlammen gezien bij de deur en wist dat er brand was. [6]
In een verhoor bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij het matras met een aansteker in de brand heeft gestoken. [7]
De rechtbank is van oordeel dat uit de aangifte van [bedrijf] , de aangifte van [aangever 2] en het forensisch onderzoek volgt dat er gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was. De caravans en tenten stonden dicht op elkaar, er was veel publiek aanwezig en er lag zelfs iemand in een van de uiteindelijk afgebrande caravans te slapen. Levensgevaar en daarmee dus ook gevaar voor zwaar lichamelijk letsel was in die omstandigheden naar algemene ervaringsregels voorzienbaar. Slechts de adequate hulp van anderen heeft intreden van het gevaar doen voorkomen.
Gelet op het voorgaande is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte] brand heeft gesticht in en caravan op festival De Zwarte Cross, waarbij gemeen gevaar voor goederen en personen te duchten was.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks19 juli 2024 te
Lievelde en/of Vragender,in de gemeente Oost Gelre,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,opzettelijk brand heeft gesticht in
/aaneen caravan die gestald stond op het terrein van de
Zwarte Cross, camping
OostAB-27, door de vlam van een aansteker
, althans open vuurin aanraking te brengen met een matras,
althans een of meer goederen die zich in/aan die caravan bevonden, althans met een brandbare stof,ten gevolge waarvan die caravan geheel
of gedeeltelijkis uitgebrand
/verbrand, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten alle goederen die zich in en
/ofrondom die caravan bevonden en
/of een of meercaravans en
/oftenten en
/of anderegoederen in de nabije omgeving van die caravan en
/ofhet gras/de ondergrond waarop die en
/of een of meerandere caravans en
/oftenten en
/ofandere goederen zich bevonden en
/of- levensgevaar en
/ofgevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
een of meeranderen, te weten
een of meerpersonen die zich in die caravans en
/oftenten bevonden en
/of een of meerpersonen die zich in de nabije omgeving van die caravans en
/oftenten bevonden te duchten was
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor lichamelijk letsel voor anderen te duchten is

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 24 voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en met de bijzondere voorwaarden dat verdachte moet meewerken aan een meldplicht, ambulante behandeling en een alcoholverbod. De officier van justitie heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat de schorsing van de voorlopige hechtenis kan blijven voortduren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 dagen, gelijk aan het voorarrest, moet worden opgelegd in combinatie met een flinke voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf van 240 uren. Verder heeft de raadsvrouw verzocht het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft samen met medeverdachte [medeverdachte] op een volle camping op het drukbezochte Zwarte Cross festival een caravan in brand gestoken. De aanleiding daarvoor zou volgens verdachte zijn gelegen in de klappen die hij een week voor de Zwarte Cross van één van de personen die in de bewuste caravan verbleef zou hebben gekregen. Verdachte heeft zelf een matras in de brand gestoken en is langs het vuur dat medeverdachte heeft aangestoken door de deur bij de caravan naar buiten gelopen. Daarna zijn zij samen bij de caravan weggelopen en hebben de brandende caravan achtergelaten met alle enorme risico’s van dien.
Brandstichting is een bijzonder gevaarlijk en ernstig feit, waarbij voor personen en hun eigendommen (levens)gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. Een brand kan snel grote vormen aannemen en een onbeheersbaar karakter krijgen, zoals ook is te zien op de tijdens de zitting getoonde beelden. Op de camping van de Zwarte Cross stonden caravans en tenten zeer dicht op elkaar. Drie caravans zijn afgebrand en meer caravans en tenten zijn beschadigd. In één van de caravans lag iemand te slapen die op tijd kon worden gered. Niet dankzij verdachte en medeverdachte, maar dankzij de snelle interventies van omstanders, de organisatie van de Zwarte Cross en de brandweer is de schade relatief beperkt gebleven. Dat verdachte, kennelijk in het kader van een ruzie die een week eerder plaatsvond, brand sticht en daarbij levens in gevaar brengt, neemt de rechtbank hem ernstig kwalijk.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsadvies van 29 oktober 2024. De reclassering ziet dat verdachte niet op adequate wijze wist om te gaan met zijn boosheid. Zijn emoties werden versterkt door zijn alcoholgebruik wat er aan heeft bijgedragen dat hij overging tot een impulsieve daad, het stichten van brand.
De reclassering schat in dat het alcoholgebruik een primair delictgerelateerde factor is in onderhavige zaak en het delictverleden
.De reclassering acht verbetering op dit gebied noodzakelijk middels een behandeling en/of een gedragsinterventie. De reclassering benoemt dat een gevangenisstraf het ingezette hulpverleningstraject zou doorkruisen. Verdachte houdt zich aan de voorwaarden die gelden bij de schorsing van de voorlopige hechtenis en bevindt zich in de intakefase van de Forensische Polikliniek van Verslavingszorg Noord Nederland.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Vanwege de leeftijd van verdachte en gelet op de straffen die doorgaans worden opgelegd voor brandstichting in vergelijkbare zaken ziet de rechtbank aanleiding een lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie geëist.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, passend en geboden. Als bijzondere voorwaarden bij het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf verbindt de rechtbank de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich moet melden bij de reclassering, moet meewerken aan ambulante behandeling en zich moet houden aan een alcoholverbod.
De rechtbank zal gelet op deze straf het bevel tot voorlopige hechtenis niet opheffen. Dat betekent dat de schorsing van de voorlopige hechtenis, met de voorwaarden die daarbij zijn gesteld, in stand blijft.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

Behandeling vorderingen onevenredige behandeling van het strafproces?
Achttien benadeelde partijen hebben een vordering tot schadevergoeding ingediend.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een beoordeling van deze vorderingen een onevenredige behandeling van het strafproces oplevert en heeft de rechtbank verzocht om die reden de vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank volgt dit standpunt niet en zal de vorderingen hieronder afzonderlijk beoordelen.
De vordering van [bedrijf]
Benadeelde partij [bedrijf] , organisatie van de Zwarte Cross, vordert een bedrag van € 12.570,56 aan materiële schade voor:
  • Afvoer- en bergingskosten (€ 1.492,98)
  • Bergingskosten auto (€ 125,00)
  • Transportkosten (€ 850,00)
  • Kosten herstel grond campingterrein (€ 1.000,00)
  • Blusmateriaal (€ 1.163,70)
  • Inzet extra beveiliging (€ 979,00)
  • Inkoop merchandise (€ 676,44)
  • Gederfde winst merchandise (€ 1.357,91)
  • Inkoop artikelen campingsupermarkt (€ 91,81)
  • Inkoop pop-up tenten (€ 3.080,28)
  • Gederfde winst pop-up tenten (€ 373,68)
  • Uitgegeven munten t.b.v. powerbanks (€ 314,26)
  • Tijdsbesteding (€ 1.021,50)
  • Reiskosten (€ 44,00)
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen, met uitzondering van de gederfde winst nu daarbij geen sprake is van rechtstreekse schade.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Er wordt gesteld dat de kosten niet vallen onder de evenementenverzekering en de aansprakelijkheidsverzekering, maar dit blijkt niet uit de overgelegde stukken. Daarnaast is nader onderzoek naar de mate van medeschuld vereist, omdat het terrein op onveilige wijze is ingedeeld door de organisatie van de Zwarte Cross. Ook de gevorderde gederfde winst is lastig om te berekenen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de verschillende schadeposten waaruit de vordering voorzien zijn van een onderbouwing. De verdediging heeft de schadeposten en de daarvoor geleverde onderbouwing onvoldoende gemotiveerd betwist. Dat geldt tevens voor de post gederfde winst, die is voorzien van een onderbouwde berekening. In algemene zin merkt de rechtbank op dat het enkele feit dat een benadeelde partij een verzekering heeft, niet betekent dat die verzekering dient te worden aangesproken voor de schade, wanneer de aansprakelijke partij ook rechtstreeks kan worden aangesproken.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde schade integraal kan worden toegewezen. Voor eigen schuld is in dat verband geen ruimte. De stelplicht daarvoor rust bij de verdediging en de verdediging heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat van een onveilige terreinindeling sprake was, in het licht van de gemotiveerde betwisting van die stelling door de benadeelde partij. De benadeelde partij heeft in dat verband gewezen op de door de gemeente verleende vergunning voor de festivalcamping.
De benadeelde partij vordert verder vergoeding van de kosten die zijn gemaakt om een vordering in het strafproces te kunnen indienen en vervolgens daadwerkelijk schadevergoeding te krijgen. Het gaat hierbij om € 22,96 aan reiskostenvergoeding voor het bijwonen van de zitting, berekend aan de hand van de Letselschade Richtlijn Kilometervergoeding.
De rechtbank is van oordeel dat deze kosten op grond van artikel 238 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering toewijsbaar zijn.
De vorderingen van de overige benadeelde partijen
De overige benadeelde partijen die zich in het strafproces hebben gevoegd verbleven op de festivalcamping. Zij verbleven tijdens het festival in een van de caravans of tenten die door de brand zijn vergaan of beschadigd.
Alle benadeelde partijen hebben bij hun vordering vermeerdering met de wettelijke rente, de hoofdelijke veroordeling van verdachte en mededader(s) en hebben oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
In algemene zin merkt de rechtbank op dat de benadeelde partijen niet allemaal zelf aangifte hebben gedaan, maar dat uit de aangiften die zijn gedaan blijkt dat zij allemaal in een van de caravans of tenten verbleven die door de brand zijn vernietigd of beschadigd. De rechtbank stelt voorts als uitgangspunt in de beoordeling voorop dat deze benadeelde partijen schade hebben geleden, doordat de spullen die zij in deze caravans en tenten hadden liggen, zoals kleding, toiletartikelen en kampeerspullen, vanwege de brand zijn vergaan.
Ten aanzien van deze benadeelde partijen heeft de verdediging in algemene zin opgemerkt dat er bij verschillende aangiften sprake is van verzekeringen, en dat onduidelijk is of alle benadeelde partijen zich tot hun verzekeraar hebben gewend. Voorts heeft de verdediging erop gewezen dat exact dezelfde vorderingen meerdere malen zijn ingediend. Dat gaat om de vorderingen van [aangever 3] , [aangever 4] en [aangever 5] .
Met betrekking tot de verplichting voor benadeelde partijen om zich voor de door hen geleden schade eerst tot hun verzekeraar te wenden, is de rechtbank van oordeel dat daartoe geen verplichting bestaat. Het is aan de benadeelde partijen of zij hun verzekeraar of de voor hun schade aansprakelijke partij aanspreken. Pas wanneer de verzekeraar tot uitkering is overgegaan, gaat de vordering tot schadevergoeding die de benadeelde partij op verdachte had over op de verzekeraar. Voor zover uit de vorderingen blijkt dat een verzekeraar (deels) heeft uitgekeerd, zal de vordering om die reden (deels) niet-ontvankelijk worden verklaard.
Voor wat betreft de vorderingen van [aangever 6] , [aangever 7] , [aangever 5] , [aangever 3] en [aangever 4] geldt dat door deze benadeelde partijen meerdere malen een identieke vordering is ingediend. Ter terechtzitting zijn de vorderingen van [aangever 7] , [aangever 5] , [aangever 3] en [aangever 4] ingetrokken.
[aangever 8]
Benadeelde partij [aangever 8] vordert € 2.621,33 aan materiële schade voor kleding, schoenen, een slaapzak, een hoofdkussen, een toilettas, een reistas, contant geld, een campingstoel, parfum, zes accu’s en een adapter.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen met gebruikmaking van de schattingsbevoegdheid van de rechtbank en met inachtneming van afschrijvingskosten, met toekenning van de wettelijke rente. De officier vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet is onderbouwd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de schadeposten kleding (€ 1.470,00), schoenen (€ 84,39), een slaapzak (€ 26,95), een hoofdkussen (€ 25,00), een toilettas (€ 10,00), een reistas (€ 37,00), een campingstoel (€ 17,99), parfum (€ 81,00), zes accu’s (€ 531,00) en een adapter (€ 28,00) onvoldoende inhoudelijk zijn betwist.
De schadeposten zijn niet gemotiveerd betwist en zijn, mede gelet op de aangifte, voldoende onderbouwd. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De rechtbank zal, mede rekening houdend met afschrijvingskosten, gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en is van oordeel dat een bedrag van € 1.156,00 kan worden toegewezen.
De schadepost contant geld is onvoldoende onderbouwd. Het is voor de rechtbank niet direct aannemelijk dat dit geld in de caravan aanwezig was. Daarvoor zou een bewijsopdracht nodig zijn. De behandeling van deze schadepost levert zodoende een onevenredige belasting van het strafproces op. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in dit deel van de vordering verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
[aangever 9]
Benadeelde partij [aangever 9] vordert € 1.652,92 aan materiële schade voor medische compressiekousen, schoenen, een stretcher, beddengoed, oordoppen, parfum, kleding, een föhnborstel, een koffer, een zonnebril, een pet, een campingstoel, een oplader, een powerbank en een ticket voor de Zwarte Cross.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen met gebruikmaking van de schattingsbevoegdheid van de rechtbank en met inachtneming van afschrijvingskosten, met toekenning van de wettelijke rente. De officier vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen. In de vordering wordt niet benoemd dat mevrouw [aangever 10] (de rechtbank begrijpt: bij wie mevrouw [aangever 9] in de tent verbleef) € 2.500,00 krijgt uitgekeerd van de verzekering. Het is volgens de verdediging onduidelijk welk bedrag [aangever 9] eventueel heeft gekregen. Verder valt op dat de stretcher voor een lager bedrag, is gekocht dan in het overzicht staat, namelijk met korting en voor een bedrag van € 46,50.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat er middels stukken onderbouwd bedragen worden gevorderd voor medische compressiekousen (€ 319,00), schoenen (€ 312,85), beddengoed (€ 269,85), oordoppen (€ 36,95), parfum (€ 81,99), kleding (€ 132,90), een föhnborstel (€ 49,99), een koffer (€ 44,90), een zonnebril (€ 49,00), een pet (€ 15,60), een campingstoel (€ 19,95), een oplader (€ 35,00), een powerbank (€ 44,99) en een ticket voor de Zwarte Cross (€ 180,00). Deze posten zijn niet inhoudelijk betwist. Wat betreft de stretcher zal de rechtbank uitgaan van een bedrag van € 46,50.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Dat een verzekeraar van een derde deze kosten (deels) zou hebben vergoed, is niet aannemelijk geworden.
De rechtbank zal, rekening houdend met afschrijvingskosten, gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en is van oordeel dat een bedrag van € 1.200,00 kan worden toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
[aangever 11]
Benadeelde partij [aangever 11] vordert € 156,35 aan materiële schade (de rechtbank merkt op dat de posten onder het kopje immateriële schade ook materiële schade betreft). De totale schade betrof € 575,60 en een deel daarvan is reeds door de verzekeraar vergoed. Benadeelde vordert daarnaast dat het door de verzekering vergoede bedrag door verdachte aan de verzekering wordt terugbetaald.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen met gebruikmaking van de schattingsbevoegdheid van de rechtbank en met inachtneming van afschrijvingskosten, met toekenning van de wettelijke rente. De officier vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen omdat niet duidelijk is waaruit de schade bestaat.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Uit de vordering blijkt dat de verzekering een bedrag heeft uitgekeerd. Onvoldoende duidelijk is hoe het niet-vergoede bedrag zich verhoudt tot de gevorderde schade en wat de reden is dat deze niet door de verzekeraar is uitgekeerd. De rechtbank acht zich op dit moment onvoldoende voorgelicht en acht daarvoor nadere bewijslevering noodzakelijk. De behandeling van de vordering levert daarom een onevenredige belasting van het strafproces op. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren. De benadeelde partij kan de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Ook voor zover benadeelde verzoekt het door de verzekering uitgekeerde bedrag terug te betalen zal de rechtbank haar niet-ontvankelijk verklaren, nu dit niet aan benadeelde maar aan de verzekering is om dit te vorderen.
[aangever 2]
Benadeelde partij [aangever 2] vordert een totaalbedrag van € 8.698,34 aan schadevergoeding, waarvan € 5.000,00 aan smartengeld vanwege de angst om in een caravan te slapen. In de vordering merkt benadeelde op dat een verzoek tot vergoeding van de bagage nog in behandeling is bij Interpolis.
Ook vordert benadeelde proceskosten voor reiskosten voor het doen van aangifte en een nog te bepalen bedrag aan reiskosten voor het bijwonen van de zitting.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen met gebruikmaking van de schattingsbevoegdheid van de rechtbank en met inachtneming van afschrijvingskosten, met toekenning van de wettelijke rente. De officier vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
De vordering is onvoldoende onderbouwd. Uit de vordering blijkt dat benadeelde zijn verzekering heeft aangesproken. Niet duidelijk is of en welke schade de verzekeraar heeft vergoed. Daarvoor dient nader bewijs te worden geleverd. De behandeling van de vordering levert daarmee een onevenredige belasting van het strafproces op.
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schadevergoeding geldt dat er een gelimiteerd aantal categorieën worden onderscheiden in art. 6:106 BW. De rechtbank merkt op dat er in dat kader door de benadeelde partij onvoldoende is gesteld om bij één van die categorieën aansluiting te vinden.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Omdat benadeelde niet-ontvankelijk wordt verklaard wijst de rechtbank het verzoek om proceskosten af.
[aangever 10]
Benadeelde partij [aangever 10] vordert € 1.412,17 aan materiële schade voor een powerbank, autosleutels, T-shirts, schoenen, een luchtbed, beddengoed, een tent, een ticket voor de Zwarte Cross en brandstof voor het brengen van reservesleutels.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen met gebruikmaking van de schattingsbevoegdheid van de rechtbank en met inachtneming van afschrijvingskosten, met toekenning van de wettelijke rente. De officier vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen. In de aangifte wordt gesproken van een verzekering maar dat is niet in de vordering verdisconteerd. Ook zijn de posten niet onderbouwd. Verder bestaat de vordering uit dubbele kosten zoals brandstof en reservesleutels
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de posten powerbank (€ 51,38), autosleutels (€ 300,00), T-shirts (€ 59,90), schoenen (€ 139,95), een luchtbed (€ 169,99), beddengoed (€ 114,94), een ticket voor de Zwarte Cross (€ 180,00) onvoldoende inhoudelijk zijn betwist. De schadeposten zijn voldoende onderbouwd. Nu uit de aangiftes volgt dat benadeelde [aangever 10] en [aangever 12] contact hebben gehad met hun verzekeraar en samen tot een bedrag van € 2.500,00 zijn verzekerd, zal de rechtbank dat in mindering brengen op het toe te wijzen bedrag.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Rekening houdend met de afschrijvingskosten en gebruik makend van de schattingsbevoegdheid komt de rechtbank uit op een schadebedrag van € 600,00. Gelet op het bedrag dat benadeelde krijgt van de verzekering, is onvoldoende onderbouwd dat er aldus nog sprake is van schade bij benadeelde.
De overige schadeposten zijn onvoldoende onderbouwd. Voor wat betreft de tent geldt dat gelet op de aard van het goed een uitgebreidere onderbouwing over bijvoorbeeld de aanschafwaarde en afschrijvingskosten verwacht mag worden. Voor wat betreft de kilometervergoeding voor het brengen van reservesleutels is onvoldoende duidelijk of en aan wie deze kosten daadwerkelijk zijn betaald. Daarvoor is nadere bewijslevering nodig. De behandeling van deze schadeposten levert een onevenredige belasting van het strafproces op. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in deze delen van de vordering verklaren. De benadeelde partij kan deze delen van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
[aangever 12]
Benadeelde partij [aangever 12] vordert € 3.039,28 aan materiële schade voor (camping)gereedschap (schroefmachine, luchtpomp, accu blazer en accu’s), apparatuur (accu led lamp, USB adapter, JBL), een zonnebril, een spoedpaspoort, koffer, rugzak, autosleutels, kleding, schoenen, caravan, beddengoed en een campingkaart.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen met gebruikmaking van de schattingsbevoegdheid van de rechtbank en met inachtneming van afschrijvingskosten, met toekenning van de wettelijke rente. De officier vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen. De kosten zijn niet onderbouwd en in zijn aangifte stelt benadeelde dat hij is verzekerd bij [verzekeringsmaatschappij] .
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de posten apparatuur (€ 244,69), een zonnebril (€ 154,90), een spoedpaspoort (€ 140,90), koffer (€ 85,00), rugzak (€ 42,00), autosleutels (€ 80,00), kleding (€ 617,11), schoenen (€ 167,70), beddengoed (€ 114,94) en een campingkaart (€ 245) onvoldoende inhoudelijk zijn betwist. De schadeposten zijn voldoende. Nu uit de aangiftes volgt dat benadeelde [aangever 10] en [aangever 23] contact hebben gehad met hun verzekeraar en samen tot een bedrag van € 2.500,00 zijn verzekerd en bij benadeelde [aangever 10] € 600,00 in mindering is gebracht op de vordering, zal de rechtbank bij benadeelde € 1.900,00 in mindering brengen op het toe te wijzen bedrag.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Rekening houdend met de afschrijvingskosten komt de rechtbank wanneer zij gebruikmaakt van haar schattingsbevoegdheid uit op een bedrag van € 1.068,00. Daarin is verdisconteerd dat van geen van de toewijsbare posten, behalve de campingkaart, een aanschafdatum beschikbaar is. Gelet op het bedrag dat benadeelde krijgt van de verzekering, is onvoldoende onderbouwd dat er sprake is van schade bij benadeelde.
De overige schadeposten zijn onvoldoende onderbouwd. Voor wat betreft de caravan geldt dat gelet op de aard van het goed een uitgebreidere onderbouwing over bijvoorbeeld de aanschafwaarde en afschrijvingskosten verwacht mag worden. Voor wat betreft het gereedschap is niet direct aannemelijk dat dit in de caravan lag en ook van dit gereedschap mag gelet op de aard van het goed een uitgebreidere motivering verwacht worden. Daarvoor is nadere bewijslevering nodig. De behandeling van deze schadeposten levert een onevenredige belasting van het strafproces op.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
[aangever 6]
vordert € 2.232,00 aan materiële schade voor de caravan, inboedel, aankleding (verlichting, gordijnen, verf en hout) van de caravan en de campingkaart.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen met gebruikmaking van de schattingsbevoegdheid van de rechtbank en met inachtneming van afschrijvingskosten, met toekenning van de wettelijke rente. De officier vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat vordering moet worden afgewezen omdat de onderbouwing onbegrijpelijk en het onduidelijk is of de caravan verzekerd was.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De schadeposten met betrekking tot de caravan (€ 800,00), partytent en grondzeil (€ 165,00), de stoelen en tafel van (€ 200,00), de aankleding van de caravan (€ 307,00) en de campingkaart (€ 185,00) zijn onvoldoende gemotiveerd betwist. Voor wat betreft de post matrassen zal de rechtbank uitgaan van een bedrag van € 99,90, gelet op het bij de vordering gevoegde betaaloverzicht.
Niet is gebleken dat [aangever 6] een verzekering heeft aangesproken voor de schade en daartoe is zij ook niet verplicht.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Rekening houdend met de afschrijvingskosten komt de rechtbank wanneer zij gebruikmaakt van haar schattingsbevoegdheid uit op een bedrag van € 1.100,00.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
[aangever 13]
Benadeelde partij [aangever 13] vordert een bedrag van € 1.346,04 aan materiële schade voor led-verlichting en bekleding van de caravan, een spatlap, kleding, schoenen, een matrastopper, bestek, borden en pannen, overige kleding klompen en laarzen en een zonnebril.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen met gebruikmaking van de schattingsbevoegdheid van de rechtbank en met inachtneming van afschrijvingskosten, met toekenning van de wettelijke rente. De officier vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen. In zijn aangifte heeft [aangever 13] laten weten dat zijn caravan WA-verzekerd is en uit de vordering valt niet op te maken of benadeelde iets van de verzekering heeft ontvangen. Daarnaast blijkt uit de onderbouwing dat de goederen in ieder geval vier jaar geleden zijn aangeschaft.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de gevorderde schadeposten niet inhoudelijk zijn betwist. Er is niet gebleken dat de benadeelde een verzekering heeft aangesproken. Hij was daartoe ook niet verplicht
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De rechtbank zal rekening houdend met afschrijvingskosten gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en is van oordeel dat een bedrag van € 600,00 kan worden toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
[aangever 14]
Benadeelde partij [aangever 14] vordert (zo begrijpt de rechtbank) een bedrag van € 5.952,95 aan materiële schade voor toiletartikelen, contant geld, consumptiemunten, een caravan, kleding en beddengoed, niet gewerkte uren en € 10.000,00 aan smartengeld voor het niet meer in een caravan durven slapen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen met gebruikmaking van de schattingsbevoegdheid van de rechtbank en met inachtneming van afschrijvingskosten, met toekenning van de wettelijke rente. Het immateriële deel van de vordering moet worden afgewezen. De officier vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de posten toiletartikelen (€ 355,05), kleding (€ 2.034,93) en beddengoed (€ 301,85) niet gemotiveerd zijn betwist.
De schadeposten zijn voldoende onderbouwd.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De rechtbank zal, rekening houdend met afschrijvingskosten, gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en is van oordeel dat een bedrag van € 1.176,00 kan worden toegewezen. Daarin is verdisconteerd dat van geen van de toewijsbare posten een aanschafdatum beschikbaar is.
De overige materiële en immateriële schadeposten zijn onvoldoende onderbouwd. Voor wat betreft de caravan geldt dat gelet op de aard van het goed een uitgebreidere onderbouwing over bijvoorbeeld de aanschafwaarde en afschrijvingskosten verwacht mag worden. Voor wat betreft de posten contant geld en consumptie munten is het voor de rechtbank niet direct aannemelijk dat dit geld in de caravan aanwezig was. Voor deze beide posten is nadere bewijslevering noodzakelijk. De behandeling van deze schadeposten leveren een onevenredige belasting van het strafproces op. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding heeft de benadeelde partij onvoldoende gesteld, waaruit zou blijken dat er immateriële schade is geleden als bedoeld in artikel 6:106 BW.
Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren voor deze materiële en immateriële schadeposten. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
De rechtbank zal de benadeelde partij wat betreft de caravan niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
[aangever 15]
Benadeelde partij [aangever 15] vordert een bedrag van € 1.627,57 aan materiële schade voor een horloge, een speaker, powerbanks, muziekoortjes, koelboxen, kleding, kampeerstoelen, een knieband, een toilettas, beddengoed en een adapter.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat benadeelde niet-ontvankelijk is in de vordering, omdat de goederenbijlage ontbreekt.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, omdat er geen enkele onderbouwing is.
Benadeelde verwijst in zijn vordering naar een goederenbijlage die los zou zijn bijgevoegd. Deze goederenbijlage ontbreekt echter. Voor zover de benadeelde partij daarmee de goederenbijlage op het oog heeft die deel uitmaakt van het procesdossier, geldt dat het totaalbedrag van de goederen die daarin genoemd zijn niet overeenkomt met het totaal bedrag dat in de vordering wordt genoemd. De benadeelde partij heeft zodoende niet aan zijn stelplicht voldaan. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
[aangever 16]
Benadeelde partij [aangever 16] vordert een bedrag van € 3.460,27 aan materiële schade. Uit de vordering blijkt dat benadeelde een schadeclaim heeft ingediend bij de reisverzekering.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen met gebruikmaking van de schattingsbevoegdheid van de rechtbank en met inachtneming van afschrijvingskosten, met toekenning van de wettelijke rente. De officier vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering moet worden afgewezen, omdat het onduidelijk is hoe de verzekeraar de schade heeft afgehandeld.
Uit de vordering blijkt dat benadeelde haar reisverzekering heeft aangesproken. Onduidelijk is zodoende wie het recht heeft schadevergoeding te vorderen. Wanneer de verzekeraar aan de benadeelde partij schadevergoeding heeft uitgekeerd, treedt die verzekeraar in dat recht. Omdat daarover in deze procedure geen duidelijkheid bestaat, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren. De benadeelde partij kan de vordering, indien mogelijk, nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
[aangever 17]
Benadeelde partij [aangever 17] vordert een bedrag van € 1.028,48 aan materiële schade. In de vordering heeft benadeelde opgemerkt dat zij geen reisverzekering had en dat op 28 augustus 2024 het verzekeringsproces nog loopt.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het materiële deel kan worden toegewezen met gebruikmaking van de schattingsbevoegdheid van de rechtbank en met inachtneming van afschrijvingskosten, met toekenning van de wettelijke rente. De officier vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering moet worden afgewezen, omdat het onduidelijk is hoe de verzekering is afgehandeld.
De vordering is onvoldoende onderbouwd. Uit de vordering blijkt dat benadeelde weliswaar geen reisverzekering had, maar dat er kennelijk nog wel een verzekeringsproces loopt.
Niet duidelijk is of en welke schade de verzekeraar heeft vergoed. Onduidelijk is daarom wie op dit moment vorderingsgerechtigd is, de benadeelde partij of de verzekeraar. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren. De benadeelde partij kan de vordering, indien mogelijk, nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
[aangever 18]
Benadeelde partij [aangever 18] vordert een bedrag van € 400,00 aan materiële schade voor een tweedehands tent en klompen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan voor wat betreft het materiële deel worden toegewezen met gebruikmaking van de schattingsbevoegdheid van de rechtbank en met inachtneming van afschrijvingskosten, met toekenning van de wettelijke rente. De officier vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen. Uit de aangifte volgt dat de tent is aangeschaft voor een paar tientjes en dat niet valt op te maken waarom een bedrag van € 300,00 voor de tent wordt gevorderd. De vordering is volgens de verdediging onvoldoende onderbouwd.
De klompen zijn kwijtgeraakt toen de tent bij de brand is versleept. Dit is naar het oordeel van de rechtbank rechtstreekse schade die benadeelde heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte.
De schadepost is onvoldoende gemotiveerd betwist. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Rekening houdend met de afschrijvingskosten komt de rechtbank wanneer zij gebruikmaakt van haar schattingsbevoegdheid uit op een bedrag van € 50,00. Daarin is verdisconteerd dat de klompen geen aanschafdatum beschikbaar is.
De schadepost van de tent is onvoldoende onderbouwd. Uit de aangifte blijkt dat daarvoor een paar tientjes is betaald, terwijl daarvoor € 300,00 wordt gevorderd. Een aanschafprijs voor de tent kan niet worden vastgesteld. Daarbij komt dat er geen aanschafdatum bekend is. De rechtbank heeft gelet op dit alles te weinig aanknopingspunten de schade te begroten. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in deze delen van de vordering verklaren. De benadeelde partij kan deze delen van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
[aangever 19]
vordert een bedrag van € 675,54 aan materiële schade voor munten, een fashion cheque, contant geld, een toegangsticket, verlofuren en extra reiskosten.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen met gebruikmaking van de schattingsbevoegdheid van de rechtbank en met inachtneming van afschrijvingskosten, met toekenning van de wettelijke rente. De officier vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen. De posten fashion cheque en contant geld zaten in de portemonnee van benadeelde en de verdediging vraagt zich af of zij deze niet bij zich droeg. De gemaakte reiskosten kunnen niet verhaald worden op verdachte, de organisatie heeft extra artikelen verstrekt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de posten toegangsticket (€ 45,00) en extra reiskosten (€ 58,50) en de verlofuren die zij heeft moeten opnemen wegens het doen van aangifte (€ 27,24) niet gemotiveerd zijn betwist. Dat de organisatie artikelen heeft verstrekt aan mensen die hun spullen waren kwijtgeraakt betekent niet dat benadeelde ten onrechte kosten heeft gemaakt door naar huis te gaan omdat zij amper spullen had en om bij te komen van alle commotie, om vervolgens de volgende dag terug naar het festival te gaan. De schade is voldoende onderbouwd en voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van € 130,74 kan worden toegewezen.
De schadeposten munten, fashion cheque en contant geld zijn onvoldoende onderbouwd. Het is voor de rechtbank niet direct aannemelijk dat deze posten in de caravan aanwezig waren. Daarvoor is nadere bewijslevering nodig. De behandeling van deze schadeposten levert een onevenredige belasting van het strafproces op. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in dit deel van de vordering verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
[aangever 20]
vordert een bedrag van € 322,24 aan materiële schade voor eigen risico, contant geld, toegangsbewijs en verlofuren.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen met gebruikmaking van de schattingsbevoegdheid van de rechtbank en met inachtneming van afschrijvingskosten, met toekenning van de wettelijke rente. De officier vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het onduidelijk is of het contante geld in de caravan lag.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de posten eigen risico (€ 50,00), toegangsticket (€ 45,00) en de verlofuren die zij heeft moeten opnemen wegens het doen van aangifte (€ 27,24) niet gemotiveerd zijn betwist. De schade is voldoende onderbouwd en voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van € 122,24 kan worden toegewezen.
Voor wat betreft de post contant geld is de rechtbank niet direct aannemelijk dat dit geld in de caravan aanwezig was. Daarvoor is nadere bewijslevering nodig. De behandeling van deze schadeposten levert een onevenredige belasting van het strafproces op. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in dit deel van de vordering verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
[aangever 21]
vordert een bedrag van € 536,25 aan materiële schade voor contant geld, munten, autosleutels en een toegangsbewijs en € 280,00 aan smartengeld.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de materiële schade kan worden toegewezen met gebruikmaking van de schattingsbevoegdheid van de rechtbank en met inachtneming van afschrijvingskosten, met toekenning van de wettelijke rente. Het gevorderde smartengeld moet worden afgewezen omdat het niet valt onder de categorieën van artikel 6:106 BW. De officier vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat van de autosleutels niet duidelijk is of bij de motorvoertuigenverzekering iets verkregen kon worden en voor de munten en het contante geld is niet te achterhalen of deze in de caravan lagen of waren meegenomen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de posten autosleutels (€ 150,00) en toegangsbewijs (€ 90,00) voldoende zijn onderbouwd. Niet is gebleken dat benadeelde een verzekering heeft aangesproken voor de autosleutels en zij is daartoe ook niet verplicht.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van € 240,00 kan worden toegewezen.
De overige materiële en immateriële posten zijn onvoldoende onderbouwd. Wat betreft de posten munten en contant geld is het voor de rechtbank niet direct aannemelijk dat deze posten in de caravan aanwezig waren. Daarvoor is nadere bewijslevering nodig. De behandeling van deze schadeposten levert een onevenredige belasting van het strafproces op.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding heeft de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd gesteld, waaruit zou blijken dat er immateriële schade is geleden als bedoeld in artikel 6:106 BW. Er is niet gesteld of gebleken dat van geestelijk letsel sprake is. Daarnaast is in dit geval niet zonder meer sprake van een ernstige normoverschrijding
jegens de benadeeldedie een grondslag voor immateriële schadevergoeding oplevert. De benadeelde partij lag immers niet zelf in de caravan te slapen toen de brand gesticht werd en er is evenmin gebleken dat de brandstichting tegen haar gericht was.
Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in dit deel van de vordering verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
[aangever 22]
vordert een bedrag van € 1.000,00 aan materiële schade voor geschatte vervangingswaarde van de caravan.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan voor wat betreft het materiële deel worden toegewezen met gebruikmaking van de schattingsbevoegdheid van de rechtbank en met inachtneming van afschrijvingskosten, met toekenning van de wettelijke rente. De officier vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering van benadeelde.
De vordering is onvoldoende onderbouwd. Er is een vordering ingediend, die is gebaseerd op de waarde van een caravan die ter vervanging zou kunnen dienen. Het valt echter niet in te zien dat dit bedrag ook de schade betreft die aan de beschadigde caravan is ontstaan. Het is de rechtbank in de gegeven omstandigheden ook niet mogelijk een schatting te maken van die schade. Daarvoor bestaat te veel onduidelijkheid over het type, het bouwjaar en de staat waarin de caravan van de benadeelde partij verkeerde voorafgaand aan de brandstichting. Voor een caravan geldt dat gelet op de aard van het goed een uitgebreidere onderbouwing over bijvoorbeeld de aanschafwaarde en afschrijvingskosten verwacht mag worden. Daarvoor is nadere bewijslevering nodig. De behandeling van deze schadeposten levert een onevenredige belasting van het strafproces op. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Wettelijke rente, schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijke aansprakelijkheid
Verdachte is wettelijke rente over de onderstaande toegewezen bedragen in de vordering van [bedrijf] verschuldigd vanaf:
  • Afvoer- en bergingskosten (€ 1.492,98) 20 augustus 2024
  • Bergingskosten auto (€ 125,00) 31 juli 2024
  • Transportkosten (€ 850,00) 22 juli 2024
  • Kosten herstel grond campingterrein (€ 1.000,00) 8 augustus 2024
  • Blusmateriaal (€ 1.163,70) 1 september 2024
  • Inzet extra beveiliging (€ 979,00) 14 oktober 2024
  • Inkoop merchandise (€ 676,44) 19 juli 2024
  • Gederfde winst merchandise (€ 1.357,91) 19 juli 2024
  • Inkoop artikelen campingsupermarkt (€ 91,81) 19 juli 2024
  • Inkoop pop-up tenten (€ 3.080,28) 19 juli 2024
  • Gederfde winst pop-up tenten (€ 373,68) 19 juli 2024
  • Uitgegeven munten t.b.v. powerbanks (€ 314,26) 19 juli 2024
  • Tijdsbesteding (€ 1.021,50) 19 juli 2024
  • Reiskosten (€ 44,00) 19 juli 2024
Verdachte is vanaf 19 juli 2024 wettelijke rente over alle toegewezen bedragen in de vordering van [aangever 8] , [aangever 9] , [aangever 6] , [aangever 13] , [aangever 14] , [aangever 18] , [aangever 19] , [aangever 20] en [aangever 21] verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van de toe te wijzen bedragen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen. Het aantal dagen vervangende hechtenis per toegekende vordering is terug te vinden in bijlage 1.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte ieder voor het hele schadebedrag van elke toegewezen vordering (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade heeft vergoed.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 12 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de VNN reclassering op het adres Oostergoweg 6 te Leeuwarden. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- verdachte zich laat behandelen of verdachte een gedragsinterventie volgt door de Forensische Polikliniek van Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Het ingezette traject zal gecontinueerd worden. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- verdachte geen alcohol gebruikt, zolang de reclassering nodig acht en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt welk controlemiddel en hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 wijst af het verzoek tot opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
 verklaart de benadeelde partijen [aangever 11] [aangever 9] , [aangever 2] , [aangever 10] , [aangever 12] , [aangever 15] , [aangever 16] , [aangever 17] en [aangever 22] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade, smartengeld en/of proceskosten;
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [bedrijf] van € 12.570,56 aan materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente over de gevorderde:
Afvoer- en bergingskosten (€ 1.492,98) vanaf 20 augustus 2024
Bergingskosten auto (€ 125,00) vanaf 31 juli 2024
Transportkosten (€ 850,00) vanaf 22 juli 2024
Kosten herstel grond campingterrein (€ 1.000,00) vanaf 8 augustus 2024
Blusmateriaal (€ 1.163,70) vanaf 1 september 2024
Inzet extra beveiliging (€ 979,00) vanaf 14 oktober 2024
Inkoop merchandise (€ 676,44) vanaf 19 juli 2024
Gederfde winst merchandise (€ 1.357,91) vanaf 19 juli 2024
Inkoop artikelen campingsupermarkt (€ 91,81) vanaf 19 juli 2024
Inkoop pop-up tenten (€ 3.080,28) vanaf 19 juli 2024
Gederfde winst pop-up tenten (€ 373,68) vanaf 19 juli 2024
Uitgegeven munten t.b.v. powerbanks (€ 314,26) vanaf 19 juli 2024
Tijdsbesteding (€ 1.021,50) vanaf 19 juli 2024
Reiskosten (€ 44,00) vanaf 19 juli 2024
tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij [bedrijf] in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op € 22,96;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partijen benadeelde partij [bedrijf] , € 12.570,56 te betalen. Dit wordt vermeerderd met de hierboven genoemde wettelijke rente tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 97 dagen gijzeling zoals genoemd in bijlage 1 worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan benadeelde partijen [aangever 8] , [aangever 9] , [aangever 6] , [aangever 13] , [aangever 14] , [aangever 18] , [aangever 19] , [aangever 20] en [aangever 21] zoals opgenomen in bijlage 1, waarbij de toegewezen bedragen steeds worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partijen gemaakt, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart benadeelde partijen [aangever 8] , [aangever 9] , [aangever 6] , [aangever 13] , [aangever 14] , [aangever 18] , [aangever 19] , [aangever 20] en [aangever 21] voor het overige niet-ontvankelijk in hun vorderingen;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partijen benadeelde partijen [aangever 8] , [aangever 9] , [aangever 6] , [aangever 13] , [aangever 14] , [aangever 18] , [aangever 19] , [aangever 20] en [aangever 21] , de in bijlage 1 genoemde bedragen te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als deze bedragen niet worden betaald, kunnen het aantal dagen gijzeling zoals genoemd in bijlage 1 worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.M. Bögemann (voorzitter), mr. J.S.W. Lucassen en mr. R.P.W. van de Meerakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.I. Tuk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 november 2024.

Mr. Van de Meerakker is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Bijlage 1
Naam
Gevorderde vergoeding
Toegewezen bedrag
Vervangende hechtenis SVM
[bedrijf]
materiële schade: € 12.570,56
materiële schade: € 12.570,56
97 dagen
[aangever 8]
materiële schade: € 2.711,33
materiële schade: € 1.156,00
21 dagen
[aangever 9]
materiële schade: € 1.652,92
materiële schade: € 1.200,00
22 dagen
[aangever 11] [aangever 9]
materiële schade: € 156,35
€ 0
[aangever 2]
materiële schade: € 2.795,34
immateriële schade: € 5.605,00
proceskosten € 21,00
€ 0
[aangever 10]
materiële schade: € 1.412,17
€ 0
[aangever 12]
materiële schade: € 3.039,28
€ 0
[aangever 6]
materiële schade: € 2.232,00
materiële schade: € 1.100,00
21 dagen
[aangever 13]
materiële schade: € 1.346,04
materiële schade: € 600
12 dagen
[aangever 14]
materiële schade: € 5.952,25
immateriële schade: € 10.000,00
materiële schade: € 1.176,00
21 dagen
[aangever 15]
materiële schade: € 1.627,57
€ 0
[aangever 16]
materiële schade: € 3.460,27
€ 0
[aangever 17]
materiële schade: € 1.028,48
€ 0
[aangever 18]
materiële schade: € 400,00
materiële schade: € 50
1 dag
[aangever 19]
materiële schade: € 675,54
materiële schade: € 103,74
2 dagen
[aangever 20]
materiële schade: € 322,24
materiële schade: € 122,24
2 dagen
[aangever 21]
materiële schade: € 816,25
materiële schade: € 240
4 dagen
[aangever 22]
materiële schade: € 1.000,00
€ 0

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 202407291005.DOS, gesloten op 9 september 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 550-552.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 411-416.
4.Proces-verbaal aangifte, p. 324-327.
5.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, p. 529-532.
6.Verklaring van verdachte op de zitting van 12 november 2024.
7.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 131-138.