Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.[gedaagde 1] ,
2.
VPVA NOTARISSEN B.V.,
1.De procedure
2.De feiten
“(…) Ik zie echter de volgende bezwaren. Als de helft van [naam 1] economisch aan [eiser] wordt overgedragen dan wordt de hypotheekschuld opeisbaar. Dat is in ieder geval niet wat partijen willen. Als notaris mag en kan ik daaraan ook niet meewerken. Een oplossing zou kunnen zijn dat er alleen een onherroepelijke volmacht getekend wordt onder de voorwaarde van ontslag aansprakelijkheid. Dat laatste is te adviseren maar als dat niet kan en partijen zijn het erover eens dan hoeft die voorwaarde niet opgenomen te worden. Voor [naam 1] een wezenlijk risico. Gaat het mis met [eiser] dan blijft zij aansprakelijk. Daar zal ze goed over geïnformeerd moeten worden. De vraag blijft dan ook, is fiscaal het voldoende als er alleen een onherroepelijke volmacht wordt getekend maar niet wordt overgedragen, ook niet economisch. (…) ”
“Ik zal voor het bedrag dat het pand onder water staat (inschatting van 4 ton) een overlijdens risico verzekering afsluiten. Dit zal ik zelf doen zodat bij uitkeren het bedrag in de erfenis valt en het ten goede komt aan mijn kinderen. Hierdoor is [naam 1] gevrijwaard”.
In vertrouwen heeft [eiser] medegedeeld dat hij voornemens is de woning te verkopen. Zoals eerder is afgesproken is het risico voor hem. Dus als de woning minder dan de schuld op zou brengen dan zal [eiser] het verschil bij betalen. Bij een meer opbrengst is die natuurlijk ook voor [eiser] . (…)”
“Ik weet niet zeker wat in 2014 of 2018 over de woning is besproken, maar in elk geval werd niet op korte termijn een plus verwacht terwijl beide partijen geen restschuld wilden. (…)
Dat in 2014 al is vermeld dat de bedoeling is dat de woning op enig moment aan de man wordt toegedeeld, zal ermee te maken hebben dat de vrouw deze sowieso niet kon overnemen en de man de last in principe kon betalen en hij ook degene was die er uiteindelijk wilde blijven wonen. Ik weet dat niet precies meer. (…) Voorafgaand aan het echtscheidingsconvenant in 2018 hebben opnieuw gesprekken plaatsgevonden. Uit mijn aantekeningen van het gesprek op 22 februari 2018 en het gespreksverslag dat ik dezelfde dag per e-mail heb toegezonden, blijkt dat dit een gesprek was in aanwezigheid van de vrouw, haar advocaat, de man en mij. Ik weet niet meer wat ik op dat moment heb bedoeld met “in vertrouwen”. De vrouw was immers bij het gesprek aanwezig. Dit zou ook op derden, zoals buren, betrekking kunnen hebben. U vraagt mij of het de bedoeling was dat de woning dan eerst aan de man zou worden geleverd en hij hem daarna zelf zou doorverkopen. Dat zou kunnen. Er is nog een discussie geweest over de toebedeling aan de man. Ik had bedacht om de vrouw een volmacht tot economische levering te laten tekenen, maar in overleg met de accountant van de man is dat niet gebeurd. (…) Ik wilde als notaris ook niet iets doen wat niet klopte. Bovendien zouden partijen een probleem kunnen hebben als de bank dit zou zien als een overdracht. Mr. Bruinier heeft mij nog gevraagd waarom ik dan geen sideletter heb gemaakt. Dat doen wij notarissen niet.
3.Het geschil
4.De beoordeling
- Uit de hiervoor opgenomen correspondentie tussen partijen volgt dat tussen [eiser] , [naam 1] en [gedaagde 1] is stilgestaan bij de toedeling van de echtelijke woning en het perceel.
- Uit de correspondentie volgt dat toedeling van de echtelijke woning en het perceel aan [eiser] op het moment van het sluiten van de echtsscheidingsconvenant niet aan de orde was. [eiser] kon de echtelijke woning en het perceel niet overnemen. De echtelijke woning en het perceel stonden op dat moment ook onder water.
- Tussen partijen is gecorrespondeerd over de optie van een onherroepelijke volmacht dan wel overdacht van economisch aandeel. Voor deze twee opties is niet gekozen, omdat dan sprake zou zijn van economische overdracht, hetgeen niet wenselijk was voor [naam 1] of [eiser] , omdat daarmee de volledige hypotheekschuld ineens opeisbaar zou zijn.
- Juist [gedaagde 1] heeft – door zijn achtergrond als notaris – partijen op dat moment geïnformeerd en gewezen op de risico’s. De rechtbank verwijst daarbij ook naar het e-mailbericht van 4 juli 2017, waarin [gedaagde 1] aan [naam 2] heeft bericht: “
- Een doel dat partijen voor ogen stond was te voorkomen dat de hypotheekschuld opeisbaar zou worden en zij met een restschuld geconfronteerd zouden worden.
- De echtelijke woning en het perceel behoorden tot het vermogen van beide partijen. [eiser] kon de echtelijke woning en het perceel niet zonder [naam 1] verkopen. In deze procedure heeft [gedaagden] er (onweersproken) op gewezen dat [eiser] daarvan op de hoogte was, nu hij een deel van het perceel in 2020 niet kon verkopen zonder toestemming van [naam 1] .
- In de procedure tussen [eiser] en [naam 1] , heeft [naam 1] erop gewezen dat in het echtscheidingsconvenant een dergelijke afspraak (dat bij verkoop de winst/het verlies volledig voor [eiser] zou komen) tussen partijen niet is gemaakt. Voor haar adviseur was er daarom geen reden om terug te komen op het e-mailbericht van 22 februari 2018 (zie het vonnis van 11 januari 2023 en rechtsoverweging 4.13). Het feit dat zij niet op het e-mailbericht heeft gereageerd, betekent zodoende niet dat zij instemde met een dergelijke afspraak.
- Uit de gegeven verklaring van [gedaagde 1] in de procedure tussen [eiser] en [naam 1] volgt evenmin dat [eiser] en [naam 1] een dergelijke afspraak hadden gemaakt. Juist uit deze verklaring volgt – ook naar mening van [eiser] – dat [gedaagde 1] het niet meer weet. Dit wordt door [eiser] in deze procedure ook niet weersproken.
- [gedaagde 1] heeft als productie 2 overgelegd een e-mailbericht van 28 februari 2018 van [gedaagde 1] aan (onder meer) [eiser] , waarin als bijlage wordt toegezonden “1. akte echtscheidingsconvenant”. [eiser] stelt dat hij dit e-mailbericht niet heeft ontvangen. [eiser] heeft echter niet weersproken dat het e-mailbericht is verzonden naar zijn e-mailadres. Dit is gelijk aan het e-mailadres dat [eiser] heeft gebruikt bij verzending van het (hiervoor aangehaalde) e-mailbericht van 23 januari 2018 aan [gedaagde 1] . Gelet op het voorgaande, heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd gesteld dat [gedaagde 1] niet in concept de echtscheidingsconvenant heeft toegezonden.
- Uit de hiervoor aangehaalde correspondentie blijkt dat tussen [eiser] , [naam 1] en [gedaagde 1] – en de personen die hen bijstonden – is gecorrespondeerd over de echtelijke woning en het perceel. Tussen partijen zijn verschillende opties besproken. [gedaagde 1] heeft – gelet op zijn kennis als notaris – partijen toen geïnformeerd.