ECLI:NL:RBGEL:2024:823

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
AWB - 22 _ 4466
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de weigering van de minister van Financiën om private schulden over te nemen in het kader van de hersteloperatie toeslagen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Financiën, waarin de minister weigerde om de private schulden van eiser over te nemen. Eiser had geen betalingsachterstanden en de schulden waren niet opeisbaar voor 1 juni 2021. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft vastgesteld dat de schulden niet in aanmerking komen voor overname, omdat de voorwaarden van de Wet hersteloperatie toeslagen niet zijn vervuld. De rechtbank wijst erop dat de regeling voor het overnemen van private schulden bedoeld is voor gedupeerden die in financiële problemen verkeren door opeisbare schulden. Eiser, die zijn betalingsverplichtingen heeft nagekomen, valt niet onder deze regeling. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken van eiser af, inclusief de terugbetaling van griffierecht en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/4466

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

De minister van Financiën

(gemachtigden: mr. M.A. Balbi en [naam] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit op bezwaar van de minister van 30 augustus 2022.
1.1.
De minister heeft met het besluit van 21 maart 2022 besloten om één van de drie private schulden van eiser over te nemen. De private schulden van eiser aan [instantie 1] en [instantie 2] zijn niet overgenomen, omdat er volgens de minister geen sprake is van een schuld en er niets kan worden betaald. Met het bestreden besluit van 30 augustus 2022 op het bezwaar van eiser is de minister bij het besluit van 21 maart 2022 gebleven onder wijziging van de motivering. Daarbij is toegelicht dat er wel sprake is van een schuld, alleen niet van een schuld die voor overname door de minister in aanmerking komt.
1.2.
Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en heeft daarom beroep ingesteld.
1.3.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 21 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank stelt allereerst vast dat het bestuursorgaan in deze zaak de minister van Financiën is. De Belastingdienst/Toeslagen heeft het primaire besluit en het bestreden besluit genomen in (onder)mandaat.
3. De rechtbank beoordeelt de weigering van de minister om eisers schulden aan [instantie 1] en [instantie 2] over te nemen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Hersteloperatie: overnemen private schulden
5. Tussen 2004 en 2019 is de kinderopvangtoeslag van een groot aantal ouders onterecht stopgezet en is eerder verleende kinderopvangtoeslag van hen teruggevorderd. De ouders zijn door de aanpak van de Belastingdienst/Toeslagen in die tijd langdurig in een onmogelijke positie, in grote financiële problemen en in grote onzekerheid gebracht. Zij hebben financiële schade en zijn aangetast in hun rechtsgevoel, omdat zij zijn bestempeld als fraudeur. Het kabinet heeft hiervoor excuses aangeboden en wil de problemen van gedupeerde ouders oplossen.
5.1
Onderdeel van de hersteloperatie toeslagen is de overname door de overheid van (opeisbare achterstanden van) private schulden van een gedupeerde ouder en zijn of haar toeslagpartner. Het overnemen van private schulden wordt uitgevoerd door de [instantie 3] , namens de minister. De regeling hiervoor was eerst opgenomen in het Besluit betalen private schulden, dat gold vanaf 29 oktober 2021. De regeling is daarna opgenomen in de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Deze wet is in het najaar van 2022 in werking getreden en vervangt alle eerdere regelingen van de hersteloperatie. Op grond van artikel 8.6 van de Wht, worden beschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn genomen vóór de inwerkingtreding van de Wht, aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de Wht. Dit betekent dat de rechtbank in deze zaak toetst aan de bepalingen van de Wht. De vereisten die de Wht stelt voor het overnemen en het betalen van private schulden zijn dezelfde vereisten die het Besluit betalen private schulden stelde.
De schulden aan [instantie 1] en [instantie 2]
6. Eiser stelt dat de minister de schulden aan [instantie 1] en [instantie 2] ten onrechte niet heeft overgenomen. Op de site van herstel Toeslagen staat dat je als zzp’er persoonlijk aansprakelijk bent voor zakelijke schulden en deze schulden ook doorgegeven mogen worden aan het loket private schulden. Eiser is de zakelijke kredieten bij [instantie 1] en [instantie 2] aangegaan door alle onterechte belastingaanslagen van de toeslagenaffaire. Eiser vindt dat hij gestraft wordt omdat hij met veel pijn en moeite aan zijn maandelijkse betalingsverplichtingen heeft voldaan waardoor hij geen achterstanden heeft gehad. Omdat hij geen betalingsachterstanden heeft gehad zijn de vorderingen niet opeisbaar geworden.
6.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat de schulden die eiser voor vergoeding heeft aangeboden niet aan de vereisten voldoen om in aanmerking te komen voor overname. De door eiser aan de minister aangeboden schulden betreffen hoofdsommen van twee (doorlopende) bedrijfs- dan wel zakelijke kredieten. Een hoofdsom van een doorlopend krediet kan niet door de minister worden overgenomen, wanneer deze hoofdsom niet volledig opeisbaar is geworden. Een krediet kan volledig worden opgeëist wanneer aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Één van deze voorwaarden is dat tenminste twee maandbedragen niet zijn betaald en de schuldenaar in gebreke is gesteld door de schuldeiser. Bij het bedrijfskrediet bij [instantie 1] en het zakelijke krediet met persoonlijke zekerheidsrecht bij [instantie 2] is dit (of een andere vorm van vervroegde opeising) niet gebeurd. Hierdoor zijn de hoofdsommen niet opeisbaar en komen de schulden niet voor vergoeding in aanmerking.
6.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. In artikel 4.1, tweede lid, van de Wht zijn de voorwaarden opgenomen voor het overnemen van een private schuld. Uit artikel 4.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wht volgt dat een schuld voor 1 juni 2021 opeisbaar moet zijn geworden. Artikel 4.1, vierde lid, aanhef en onder b, van de Wht bepaalt dat de resterende hoofdsommen van leningen niet worden overgenomen, tenzij die vanwege betalingsachterstanden opeisbaar zijn geworden. Uit de Memorie van Toelichting bij de Wht [1] blijkt dat de regeling voor het overnemen van private schulden tot doel heeft gedupeerden die te maken hebben met deurwaarders en schuldenproblematiek tegemoet te komen. Hieruit volgt dat de regeling voor het overnemen van private schulden bedoeld is om gedupeerde ouders zo veel mogelijk een kans te bieden op een nieuwe start. Door alleen opeisbare betalingsachterstanden en hoofdsommen over te nemen, wordt beoogd te voorkomen dat een gedupeerde in de problemen komt door incassomaatregelen. De regeling voor het overnemen van schulden heeft verder niet tot doel om gedupeerden volledig te vrijwaren van betalingsverplichtingen.
6.2.1.
De rechtbank overweegt dat artikel 4.1 van de Wht dwingend is geformuleerd. Dat eiser de leningen is aangegaan als gevolg van alle onterechte belastingaanslagen van de toeslagenaffaire speelt geen rol bij de vraag of een schuld moet worden overgenomen. Dat eiser zich gestraft voelt omdat hij met veel pijn en moeite de maandelijkse betalingsverplichting heeft voldaan doet hier niet aan af. De rechtbank wijst erop dat eiser, zonder af te willen doen aan de gevolgen die de toeslagenaffaire voor hem heeft, niet is geconfronteerd met de incassomaatregelen waar andere ouders met opeisbare private schulden wel mee te maken hebben gekregen. Voor deze laatsten is deze regeling bedoeld. Overigens worden dergelijke schulden dan niet per se helemaal overgenomen, maar enkel het opeisbare deel daarvan. Artikel 4.1 van de Wht is niet op de twee schulden van eiser bij [instantie 1] en [instantie 2] van toepassing, maar eiser kan wel aanspraak maken op ruimhartig herstel van zijn schade. Daarvoor gelden echter andere regelingen. Omdat niet in geschil is dat eiser geen betalingsachterstanden heeft, heeft de minister terecht vastgesteld dat de twee schulden van eiser niet in aanmerking komen voor overname.
7. Eiser doet tot slot een beroep op de hardheidsclausule. Op de zitting geeft eiser aan dat hij het vreemd vindt dat de schulden niet worden afbetaald, omdat ze niet direct opeisbaar zijn. Eiser voelt zich gestraft omdat hij netjes aan zijn verplichting heeft voldaan en vindt dat niet kloppen.
7.1.
Artikel 9.1 van de Wht bepaalt dat van artikel 4.1 van de Wht kan worden afgeweken voor zover toepassing zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Voor toepassing van deze hardheidsclausule is vereist dat er bijzondere omstandigheden zijn die door de wetgever niet zijn voorzien en die tot een schrijnende situatie leiden. [2] De wetgever heeft bewust de opeisbaarheidseis gesteld. In wat eiser heeft aangevoerd, hoefde de minister geen aanleiding te zien om bijzondere omstandigheden aan te nemen als bedoeld in de hardheidsclausule.
De-minimisverordening
8. Eiser stelt dat hij voldoet aan de de-minimisregeling en dat de doorlopende kredieten op grond van deze regeling voor vergoeding in aanmerking komen.
8.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. In de de-minimisverordeningen wordt kort gezegd bepaald dat steunmaatregelen tot een bepaalde drempel niet beschouwd worden als staatssteun. Dat in dit geval een eventuele overname van schulden niet leidt tot verboden staatssteun staat los van de vraag of de door eiser opgegeven schulden op grond van de Wht overgenomen moeten worden. Deze vraag is hiervoor in rechtsoverweging 6 besproken.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, voorzitter, en mr. G.W.B. Heijmans en
mr. J.A.M. van Heijningen, leden, in aanwezigheid van mr. C.M.J.C. Rooding, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op:
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 2021/22, 36 151, nr. 3, blz. 43-45.
2.Kamerstukken (https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36151-3.html) II 2021/22, 36 151, nr. 3, blz. 162.