ECLI:NL:RBGEL:2024:8216

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
C/05/441234 / FA RK 24-3077
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en verzoek om eenhoofdig gezag in het belang van de minderjarige kinderen

In deze zaak verzoekt de moeder om beëindiging van het gezamenlijk gezag met de vader over hun minderjarige kinderen, omdat de vader al het contact met hen heeft stopgezet. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 november 2024 is de vader niet verschenen en heeft hij geen verweer gevoerd. De rechtbank oordeelt dat het nog te vroeg is om het verzoek van de moeder toe te wijzen, maar doet een beroep op de vader om na te denken over zijn rol in het leven van de kinderen. De rechtbank wijst op de noodzaak van een goede gezagsuitoefening en het belang van contact tussen de vader en de kinderen. De vader heeft aangegeven geen contact meer te willen en dat hij de kinderen de kans wil geven om na hun achttiende verjaardag contact met hem op te nemen. De rechtbank houdt de beslissing aan tot 17 december 2024, zodat de vader de gelegenheid krijgt om te reageren en zijn rol te heroverwegen. De moeder wordt ook in de gelegenheid gesteld om haar standpunt te verduidelijken.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/441234 / FA RK 24-3077
Datum uitspraak: 19 november 2024
beschikking gezag
in de zaak van
[moeder](hierna: de moeder),
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. G.V. van Campen in ‘s-Hertogenbosch
tegen
[vader](hierna: de vader),
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met producties, ingekomen bij de griffie op 17 september 2024;
- de brief van de vader van 19 september 2024, ingekomen bij de griffie op
20 september 2024;
- het F9-formulier van mr. Van Campen van 23 september 2024 met als bijlage de brief van de vader van 19 september 2024.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 18 november 2024 zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Van Campen;
- een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
De vader is correct opgeroepen, maar niet verschenen.
1.3.
[minderjarige 1] heeft in een brief aan de rechtbank zijn mening over het verzoek gegeven.

2.De feiten

2.1.
Uit het huwelijk van de ouders zijn geboren de minderjarige kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] , hierna [minderjarige 1] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] , hierna [minderjarige 2] .
2.2.
Deze rechtbank heeft bij beschikking van 5 februari 2018 de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken. Het huwelijk is op 26 april 2018 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente
’s-Gravenhage.
2.3.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.4.
Bij beschikking van 24 oktober 2017 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Gelderland (hierna: de GI). Deze ondertoezichtstelling liep tot 23 april 2021 en is daarna niet meer verlengd.
2.5.
Bij beschikking van deze rechtbank van 4 oktober 2024 in de procedure met zaaknummer C/05/441343 / FA RK 24-3102 heeft de rechtbank vervangende toestemming verleend, welke toestemming die van de vader vervangt, voor de aanmelding en behandeling van [minderjarige 2] bij [hulpverlening] .

3.Het verzoek

3.1.
De moeder verzoekt om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, het gezamenlijk gezag van partijen over de minderjarigen te beëindigen en te bepalen dat het gezag over de kinderen voortaan aan haar toekomt.
3.2.
De moeder stelt primair dat de kinderen klem of verloren zijn geraakt. Subsidiair is wijziging van het gezag volgens haar anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk. De vader heeft bij e-mailbericht van 22 mei 2024 aan de moeder, de gemeente en de Raad kenbaar gemaakt dat hij geen contact meer met de kinderen wenst en geen invulling meer wil geven aan het ouderlijk gezag. Tot op heden is de vader niet op dit standpunt teruggekomen. Er is al lange tijd hulpverlening bij het gezin betrokken, waarvan vier jaar in het kader van een ondertoezichtstelling. Na het einde van de ondertoezichtstelling is de situatie volgens de moeder verslechterd. Daarom heeft een beschermtafel plaatsgevonden en heeft de Raad een beschermingsonderzoek uitgevoerd. De Raad heeft geen nieuwe ondertoezichtstelling gevraagd. Volgens de moeder vindt de Raad het nodig dat de vader een systemisch behandeltraject met de kinderen aangaat, maar de vader geeft aan dat hij geen hulpverlening meer wil. Hoewel de moeder begrijpt dat de vader zich onmachtig voelt, is zij van mening dat de vader de kinderen niet op de eerste plaats zet. De moeder loopt vast. Zij heeft regelmatig een handtekening van de vader nodig, maar hij gaat nergens meer aan meewerken. Zo heeft de vader geen toestemming verleend voor de inschrijving van [minderjarige 2] bij [hulpverlening] . Omdat de vader zo duidelijk is in zijn standpunt, is volgens de moeder voldaan aan de wettelijke vereisten voor het beëindigen van het gezamenlijk gezag.

4.Het verweer

4.1.
Uit de overgelegde e-mails en de brief van de vader aan de rechtbank blijkt dat de vader geen verweer zal voeren. De vader stelt dat hij een terugkeer naar het vrijwillig kader in verband met zijn gezondheid niet zal overleven. Hij wil de kinderen de kans geven om na hun achttiende verjaardag contact met hem op te nemen. De vader beseft dat het stopzetten van contact een bedreiging vormt voor de ontwikkeling van de kinderen, maar vindt het op de lange termijn in het belang van de kinderen dat hij blijft leven. De deur voor de kinderen staat open.

5.Het standpunt van de Raad

5.1.
Uit het rapport van 28 mei 2024 volgt dat sprake is van een ontwikkelingsbedreiging bij de kinderen. Beide kinderen waren uitgevallen van school en hebben een periode thuis gezeten. [minderjarige 2] zat ten tijde van het onderzoek nog thuis. Ook was er geen contact tussen [minderjarige 1] en de vader en werd [minderjarige 2] belast met volwassenzaken en emoties van de vader over het ontbreken van contact met [minderjarige 1] . Beide kinderen zijn kwetsbaar: zij zijn gediagnosticeerd met een autismespectrumstoornis. Op het moment van rapporteren waren de ouders bereid om het contact met elkaar via e-mail te onderhouden. Het opleggen van hulp zou volgens de Raad voor onrust zorgen. De Raad zag bereidheid van de ouders om toekomstige beslissingen samen te nemen. De ouders vinden betrokkenheid van een onafhankelijk derde fijn, maar willen dit niet vanuit de gemeente. Zij hebben individuele hulpverlening en waren het eens over de inzet van [hulpverlening] en speciaal onderwijs voor [minderjarige 2] . Dit achtte de Raad het hoogst haalbare en het hoogstnodige.
5.2.
De vader heeft erg boos gereageerd op het conceptrapport van de Raad en heeft daarna alle medewerking en contact gestopt. De Raad had die reactie niet zien aankomen en vindt het moeilijk hierover goed in gesprek te komen met hem. De vader mag het oneens zijn met het rapport, maar hij trekt nu zijn handen overal van af. Dat heeft ook gevolgen voor de kinderen. Hij wil niet naar het Wijkteam, maar het Wijkteam is wel de instantie die eventuele hulpverlening moet indiceren. Er is geen andere weg, zo is dat nu eenmaal geregeld. Het lukt de Raad niet die boodschap aan de vader over te brengen. Mogelijk is dat ook iets in de vader zelf. Het lukt de Raad in elk geval niet de vader te bereiken. De Raad zou het de vader gunnen dat hij een vertrouwenspersoon heeft om hierover door te praten en ook dat hij beter in staat is naar zichzelf te kijken en de gevolgen van zijn gedrag te overzien. Als er niet snel iets verandert, lijkt een gezagsbeëindiging onafwendbaar.

6.De beoordeling

6.1.
Op grond van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, als de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van een eerdere beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. In dat geval bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over de minderjarige toekomt.
6.2.
De rechter kan het verzoek tot beëindiging van het gezamenlijk gezag op grond van artikel 1:251a BW toewijzen als er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt, of als wijziging van het gezag om andere redenen in het belang van het kind noodzakelijk is.
6.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Niet in geschil is dat er een wijziging van omstandigheden is opgetreden, zodat de moeder ontvankelijk is in haar verzoek. De vader heeft immers de zorgregeling en alle contact met de moeder en hulpverlening gestopt.
6.4.
[minderjarige 1] heeft schriftelijk zijn mening gegeven. Kort gezegd heeft hij geschreven dat hij als hij 16 is aan zijn vader wil vragen of hij contact met hem wil. Als zijn vader dat dan niet wil, kan dan alsnog het gezamenlijke gezag worden beëindigd.
6.5.
Voor gezamenlijk gezag is nodig dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen die van belang zijn voor hun kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen of ten minste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen. Op dit moment lijkt dat niet mogelijk door de keuze die de vader heeft gemaakt. Hij voert ook geen verweer tegen het verzoek van de moeder. De rechtbank heeft echter een eigen rol en moet zelf beoordelen wat zij in het belang van de kinderen noodzakelijk acht. Zij acht het nu nog te vroeg om het verzoek toe te wijzen.
6.6.
In het raadsrapport staan verschillende zorgpunten genoemd, maar de algemene teneur is niet zo negatief. De belangrijkste aandachtspunten zijn naar het oordeel van de rechtbank dat het goed zou zijn als het contact tussen de vader en [minderjarige 1] hersteld kan worden en dat het belangrijk is dat er hulp komt voor [minderjarige 2] . De beide ouders lijken het daar ook mee eens te zijn. De kinderen geven verder aan dat zij tegen bepaalde dingen bij de vader aanlopen, maar daar ligt niet het zwaartepunt. Wat daarnaast vooral aandacht verdient, is dat er nagedacht zou moeten worden over een meer gelijkwaardige rol van beide ouders, aangezien de vader zich kennelijk onvoldoende gezien of gehoord voelt. Het is echter aan de vader om met dat gevoel om te gaan op een manier die de kinderen zo min mogelijk belast.
6.7.
Door de omgang met [minderjarige 2] te stoppen en niet langer verantwoordelijkheid voor de kinderen te willen dragen, bestaat het risico dat hij de kinderen het gevoel geeft dat hij ze afwijst. De vader voelt zich kennelijk slachtoffer en gedraagt zich nu ook zo. Waarvan hij precies slachtoffer meent te zijn, is echter niet duidelijk. Bovendien helpt het niet om in die rol te blijven hangen en dreigt de houding van de vader inmiddels de kinderen te schaden, omdat hij ze nu niet wil zien en niet verantwoordelijk voor ze wil (of kan) zijn. Dit is voor de kinderen onbegrijpelijk. Zij hebben geen invloed op de bestaande situatie, maar worden er nu door de vader direct in betrokken, veel meer dan tot nu toe het geval was.
6.8.
De vader zal moeten leren om op een andere manier met zijn gevoel om te gaan en om boosheid of teleurstelling over de moeder en hulpverlening los te zien van de omgang met de kinderen. Dat is niet altijd makkelijk, maar van een ouder mag verwacht worden dat deze alles op alles zet voor de kinderen om dat te bereiken. In dit geval lijkt het erop dat de vader het heeft opgegeven. Tegelijk volgt uit zijn boosheid dat hij dat eigenlijk niet wil. En zozeer als de beslissing van [minderjarige 1] om zijn vader niet te willen zien niet voor altijd is, zou de beslissing van de vader om de kinderen niet te willen zien en geen verantwoordelijkheid te dragen ook niet voor altijd moeten zijn. Dat is ook de boodschap die [minderjarige 1] in zijn reactie meegeeft. Daarom doet de rechtbank een uitdrukkelijk beroep op de vader om na te denken over wat hij nodig heeft om er voor de kinderen te kunnen zijn, niet pas als ze achttien zijn maar op de korte termijn.
6.9.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank nu nog niet beslissen maar de vader nog in de gelegenheid stellen om te laten weten hoe hij toch een rol in het leven van de kinderen kan houden. Hij kan dat ofwel via een eigen advocaat doen - die voor hem wellicht ook als vertrouwenspersoon kan functioneren, zoals de Raad graag zou zien - of anders via de moeder of haar advocaat. De rechtbank verzoekt de vader dit voor 17 december 2024 te doen, zodat de moeder zich uiterlijk op die datum schriftelijk kan uitlaten over de vraag of zij het verzoek om eenhoofdig gezag handhaaft. Omdat de vader formeel niet is verschenen in de procedure, zal de rechtbank niet een officiële reactietermijn aan hem geven, maar zodra zich een advocaat voor hem stelt, kan de rechtbank dat desgewenst alsnog doen.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
houdt de beslissing op het verzoek van de moeder aan tot
17 december 2024 pro forma;
7.2.
stelt de moeder in de gelegenheid zich uiterlijk op die datum uit te laten over de stand van zaken en de gewenste voortgang van de procedure.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Eskes, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L. Weijsters als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2024.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.