ECLI:NL:RBGEL:2024:8119

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
05.244898.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag met een multitool in het centrum van Zutphen

Op 21 november 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 25-jarige man, die werd beschuldigd van poging doodslag en diefstal. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De zaak kwam voort uit een incident op 28 juli 2024, waarbij de verdachte een voorbijganger, [slachtoffer 1], in de nek stak met een multitool. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde met de intentie om het leven van het slachtoffer te beroven, wat resulteerde in een verwonding aan de nek van het slachtoffer. De rechtbank achtte de poging doodslag wettig en overtuigend bewezen, ondanks het beperkte letsel. De verdachte werd vrijgesproken van de diefstal van een mobiele telefoon van [slachtoffer 2], omdat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte, die onder invloed van drugs verkeerde tijdens het incident, maar oordeelde dat dit niet leidde tot vermindering van de strafbaarheid. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op aan het voorwaardelijke deel van de straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan gedragsinterventies.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.244898.24
Datum uitspraak : 21 november 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode 1] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .
raadsvrouw: mr. C.A.C. Kooijmans, advocaat in Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 28 juli 2024 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, op het moment dat die [slachtoffer 1] verdachte passeerde, hij verdachte, plotseling en/of zonder enige aanleiding, van achteren een arm om de nek/hals van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of met kracht, die [slachtoffer 1] in een wurggreep en/of nekklem heeft gehouden en/of (vervolgens) met een mes (multitool) die [slachtoffer 1] in de keel/hals heeft gesneden/gestoken, althans een snijdende beweging langs en/of een stekende beweging in de keel/hals van die [slachtoffer 1] heeft gemaakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 juli 2024 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
op het moment dat die [slachtoffer 1] verdachte passeerde, hij verdachte, plotseling en/of zonder enige aanleiding, van achteren een arm om de nek/hals van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of met kracht, die [slachtoffer 1] in een wurggreep en/of nekklem heeft gehouden en/of (vervolgens) met een mes (multitool) die [slachtoffer 1] in de keel/hals heeft gesneden/gestoken, althans een snijdende beweging langs en/of een stekende beweging in de keel/hals van die [slachtoffer 1] heeft gemaakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 juli 2024 te [plaats] [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] met een mes (multitool) in de keel/hals te snijden en/of te steken;
2
hij op of omstreeks 28 juli 2024 te [plaats] , in een woning, gelegen aan de [adres 2] , een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde onder feit 1. Voor feit 2 heeft de officier van justitie tot vrijspraak gerekwireerd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde onder feit 1. Er kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte opzet, dan wel voorwaardelijk opzet, had op de dood van aangever. Dat verdachte geen opzet had op de dood van aangever kan afgeleid worden uit het geringe letsel. Er kan niet worden vastgesteld met welke kracht verdachte heeft gestoken en daarnaast wordt de aanmerkelijke kans aanzienlijk minder als gebruik wordt gemaakt van een kartelmes. Daarmee is het moeilijker om de huid te doorboren. Er kan ook niet worden vastgesteld dat verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw heeft ook vrijspraak bepleit voor feit 2 vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De verklaring van aangeefster vindt geen ondersteuning in de rest van het dossier.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 28 juli 2024 op het [adres 4] in [plaats] liep. Op het einde van de straat zag hij een man staan. Op het moment dat aangever de man wilde passeren, stond de man opeens voor aangever. Op het moment dat aangever hem wilde ontwijken, lukte dat niet. De man stond ineens achter aangever en had hem in een wurggreep. Aangever voelde dat de man hem erg hard vasthield en wurgde. Aangever raakte opeens los uit zijn greep. Aangever bloedde bij zijn hals. [2] Verbalisanten ter plaatse zagen een kleine snee in de keel van [slachtoffer 1] waaruit bloed kwam. [3]
Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat aangever een pleister in zijn nek heeft met daaronder twee steristrips (zwaluwstaartjes). De pleister is niet verwijderd in verband met het risico op het openhalen van het wondje. [4]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij op 28 juli 2024 op het [adres 4] in [plaats] was. Hij was in burger gekleed en niet aan het werk als politieambtenaar. Hij zag dat de man met een zilver gekleurd mes op een flesje met vloeistof aan het steken was. Het leek alsof dit een mes uit een multitool was. Dit mes had een kartelzijde en was ongeveer 5 centimeter lang. Hij zag dat het slachtoffer langs verdachte liep. De verdachte pakte het slachtoffer vast met een greep om de nek van het slachtoffer. Verdachte had nog steeds het zilverkleurige mes in zijn hand. Verbalisant zag dat de verdachte met het mes een steekbeweging maakte in de richting van de nek van het slachtoffer. Hij zag dat verdachte het slachtoffer stak met het mes in zijn nek en dat het slachtoffer in zijn nek werd geraakt met het mes. Dit was aan de voorzijde van de nek, ongeveer net naast zijn luchtpijp. Dit duurde een paar seconden en daarna liet verdachte het slachtoffer los. Er kwam bloed uit de nek van het slachtoffer. [5]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 28 juli 2024 op het [adres 4] was. Hij zag dat een passant vlak langs een jongen liep. De jongen greep deze man bij zijn keel en stak met het zakmes in zijn nek. [6]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij op 28 juli 2024 op de [adres 5] was. Ze zag een man met ontbloot bovenlichaam staan in de buurt van het [adres 4] . Er kwam een jongen aanlopen over de [adres 5] . De jongen met het ontbloot bovenlichaam pakte de jongen bij zijn nek vast. Dit deed hij van achter met zijn armen. In zijn ene hand had hij een grijs voorwerp. De andere arm had de man ook om de nek van die jongen, in een soort nekklem. In korte tijd zag getuige dat de man met het ontblote bovenlijf een snijdende beweging maakte langs de keel van de jongen. De jongen werd meteen losgelaten door de man met het ontblote bovenlichaam. De jongen greep naar zijn keel. [7]
Op de plek van het steekincident lag een multitool, merk Leatherman, type Surge op de grond. [8]
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte zijn arm om de nek van het slachtoffer heeft geslagen en hem vervolgens in wurggreep en/of nekklem heeft gehouden. Met een multitool heeft verdachte in de richting van de nek van het slachtoffer een stekende dan wel snijdende beweging gemaakt. Het slachtoffer heeft daardoor letsel aan zijn nek opgelopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in de nek meerdere kwetsbare organen bevinden, die een vitale functie hebben (zoals slagaders, luchtpijp en strottenhoofd). De gedraging van verdachte moet, ook zonder dat daarbij veel kracht wordt gebruikt en/of gebruik wordt gemaakt naar een kartelmes, naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zijnde zo zeer gericht op de dood dat het niet anders kan dan dat verdachte de kans op dat gevolg heeft aanvaard. Gelet daarop acht de rechtbank bewezen dat verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. Dat het letsel beperkt is gebleven en niet kan worden vastgesteld met welke kracht verdachte heeft gestoken en/of gesneden, maakt dat oordeel, gelet op wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen, niet anders. De rechtbank acht daarom de poging doodslag wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij samen met verdachte in een kamer van een vriend was. Op een gegeven moment ging verdachte zich vreemd gedragen. Verdachte heeft de telefoon van aangeefster gepakt en aangeefster moest met hem mee naar buiten lopen. Uiteindelijk mocht ze van hem wegrennen en is ze een café binnengerend. Een medewerker van dit café zou haar telefoon bij verdachte uit de tas hebben gepakt en aan aangeefster hebben terug gegeven.
Voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde geldt een bewijsminimum van twee wettige bewijsmiddelen. De rechtbank stelt vast dat zich in het dossier een aangifte bevindt van [slachtoffer 2] , maar dat deze niet wordt gesteund door ander bewijs. Gelet hierop wordt niet aan het bewijsminimum voldaan. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde onder feit 1 heeft begaan, te weten dat:
1, primair
hij
op of omstreeks28 juli 2024 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, op het moment dat die [slachtoffer 1] verdachte passeerde, hij verdachte, plotseling en
/ofzonder enige aanleiding, van achteren een arm om de nek/hals van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en
/ofmet kracht, die [slachtoffer 1] in een wurggreep en/of nekklem heeft gehouden en
/of(vervolgens) met een mes (multitool) die [slachtoffer 1] in de keel/hals heeft gesneden/gestoken,
althans een snijdende beweging langs en/of een stekende beweging in de keel/hals van die [slachtoffer 1] heeft gemaakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, primair:
poging doodslag

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De officier van justitie vordert dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de feiten verdachte in mindere mate kunnen worden verweten, omdat er aanwijzingen zijn dat verdachte zich bevond in een psychotische toestand door het gebruik van drugs. De verdediging verzoekt de rechtbank, als zij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegt, om deze te beperken tot de duur van het voorarrest zodat verdachte zo snel mogelijk kan starten met de geadviseerde behandeling. Verdachte heeft al een intakegesprek gehad voor de poliklinische behandeling bij Iriszorg. Als verdachte uit detentie komt dan kan hij direct starten met de behandeling. Verdachte wil meewerken aan de bijzondere voorwaarden die worden geadviseerd door de reclassering.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag. Hij heeft midden op de dag in het centrum van [plaats] een willekeurige voorbijganger bij zijn nek vastgepakt, in een wurggreep gehouden en in de nek gestoken met een multitool. Ten gevolge van het handelen van verdachte heeft het slachtoffer een wond in zijn nek opgelopen. Door zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Deze gebeurtenis is erg traumatisch geweest voor het slachtoffer en hij ondervindt hiervan nog dagelijks de gevolgen, zo blijkt uit de slachtofferverklaring die diens broer ter zitting heeft voorgelezen. Een dergelijk feit draagt bovendien sterk bij aan de gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
Uit de justitiële documentatie van 24 september 2024 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Uit het reclasseringsadvies van 1 oktober 2024 blijkt dat verdachte 3-MMC en speed gebruikte om zijn psychische klachten te dempen, maar ook om wakker te blijven en geen nachtmerries te krijgen. Het middelengebruik heeft waarschijnlijk geleid tot een verlies/vermindering van realiteitsbesef. Hiermee heeft zijn psychosociaal functioneren een grote rol gespeeld bij het incident. De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld. Doordat verdachte over probleeminzicht- en besef beschikt en meewerkend en gemotiveerd in contact is, verwacht de reclassering dat met strakke, ambulante voorwaarden de risico’s op recidive te beperken zijn. De reclassering adviseert de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, indien de reclassering het nodig acht neemt de verdachte deel aan de gedragsinterventie leefstijltraining 24/7, indien de reclassering het nodig acht laat verdachte zich behandelen vanwege middelenproblematiek bij de ambulante verslavingszorg van Iriszorg met mogelijk een kortdurende klinische opname, indien de reclassering het nodig acht laat verdachte zich behandelen en/of begeleiden bij forensische polikliniek Kairos en indien de reclassering het nodig acht gebruikt verdachte geen alcohol en/of drugs en werkt hij mee aan controle van dit verbod. De reclassering adviseert daarbij de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het toezicht.
De rechtbank ziet geen aanleiding om het feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen, zoals wel is betoogd door de verdediging. De rechtbank beschikt namelijk niet over een rapportage waarin door (een) deskundige(n) is vastgesteld dat verdachte ten tijde van de ten laste gelegde gedraging leed aan een psychische stoornis die van invloed is geweest op die gedraging en verdachte als gevolg daarvan niet of verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. De rechtbank is van oordeel dat de opmerking van de reclassering, dat het middelengebruik waarschijnlijk heeft geleid tot verlies/vermindering van het realiteitsbesef, onvoldoende is om tot een dergelijke conclusie te kunnen komen.
Gelet op de ernst van het feit en de problemen waarmee verdachte kampt, acht de rechtbank het van belang dat verdachte verplicht wordt zich,
zolangde reclassering het nodig acht, aan de geadviseerde voorwaarden te houden en niet enkel
indiende reclassering het nodig acht. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar passend en geboden. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering, met inachtneming van hetgeen zij hiervoor heeft overwogen.
Verdachte heeft zich onder bedenkelijke omstandigheden (midden op straat, onder invloed van harddrugs, ontbloot bovenlichaam, kennelijk brandbare vloeistof over zich uitgegoten) schuldig gemaakt aan een poging doodslag op een willekeurige voorbijganger. De reclassering heeft het recidiverisico ingeschat als gemiddeld, maar daaraan toegevoegd dat wanneer de trauma’s die ten grondslag liggen aan het middelengebruik niet worden behandeld en verdachte terugvalt, het risico zal stijgen. De rechtbank is daarom van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal zij bevelen dat de op te leggen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht op de naleving daarvan dadelijk uitvoerbaar zijn.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 3.500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd gelet op vergelijkbare jurisprudentie.
Overweging van de rechtbank
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel. Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de hiervoor bedoelde aantasting in de persoon op andere wijze sprake is.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen meerdere van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 BW valt. Door het bewezenverklaarde feit heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel, in de vorm van een wond in de nek, opgelopen en is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast. De rechtbank neemt zonder meer aan dat het incident traumatisch is geweest voor de benadeelde. De aard en ernst van de normschending brengen in dit geval met zich dat de gestelde nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank is aldus van oordeel dat de benadeelde immateriële schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het door de verdachte gepleegde feit. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 3.000,- vaststellen. De opmerking van verdachte ter terechtzitting dat hij bereid is om alle vorderingen te betalen, vat de rechtbank op als zijnde dat hij elk toegewezen bedrag zal gaan betalen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 28 juli 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd. De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[slachtoffer 2]
Verdachte is vrijgesproken van feit 2. Daarom zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.

9.De beoordeling van het beslag

Onder verdachte is een mes (goednummer G3261702) in beslag genomen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat dit mes verbeurd moet worden verklaard. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal het mes met betrekking tot welke feit 1 is begaan verbeurd verklaren.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het eerste ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
o verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd (telefonisch) meldt bij Reclassering IrisZorg op het volgende telefoonnummer, [telefoonnummer] , of op het volgende adres, [adres 3] , [postcode 2] te [plaats] . Hierna moet hij zich blijven melden, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Hij dient zich te houden aan de afspraken en aanwijzingen van Reclassering IrisZorg, ook als dat inhoudt dat hij zijn medewerking moet verlenen aan de uitvoering van huisbezoeken, de methodiek ‘Stap voor Stap’, SCIL, gedragsinterventies en/of urinecontroles;
o verdachte actief deelneemt aan de gedragsinterventie leefstijltraining 24/7 of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik, zolang de reclassering het nodig acht. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
o verdachte zich laat behandelen vanwege middelenproblematiek bij de ambulante verslavingszorg van IrisZorg of soortgelijke instelling gedurende de hele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal, nadat dit door de rechter is bevolen, verdachte zich bij terugval in middelengebruik/verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld tijdens het behandeltraject laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering, in overleg met de behandelaar, nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
o indien de reclassering het nodig acht, verdachte wordt verplicht om zich te laten behandelen en/of begeleiden bij forensische polikliniek Kairos of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. Ook wanneer dit inhoudt dat hij moet deelnemen aan een psychologisch onderzoek;
o verdachte geen alcohol en/of drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod, zolang de reclassering dit nodig acht. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
 stelt als overige voorwaarden dat:
o verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
o verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
  • geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
  • beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 3.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 3.000,00 aan schadevergoeding. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 40 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
Beslag
 verklaart verbeurd het mes (goednummer G3261702).
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw (voorzitter), mr. M.M. Klaasen en mr. R.P.W. van de Meerakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Tuitert en mr. D. van Doorn, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 november 2024.

Mr. Klaasen en mr. Van de Meerakker zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksnummer ON5R024072 / FORD, gesloten op 30 juli 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 41 en 42.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 17.
4.Geneeskundige verklaring, p. 48.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 34 en 35.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 32
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 24 en 25.
8.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres 5] [plaats] ), p. 37 en 38.